JavaScript is required for this website to work.
Brussel deze week

Brusselboek van Vuye & Wouters

Danny Geerts21/6/2018Leestijd 6 minuten
Hendrik Vuye en Veerle Wouters.

Hendrik Vuye en Veerle Wouters.

foto © Reporters

Elke oplossing om België efficiënter te maken of België achter ons te laten, botst op het probleem Brussel, schrijven Vuye & Wouters in het voorwoord van hun nieuw boek, ‘Vlaanderen voltooid. Met of zonder Brussel?’.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Elke oplossing om België efficiënter te maken of België achter ons te laten, botst op het probleem Brussel, schrijven Vuye & Wouters in het voorwoord van hun Brusselboek, Vlaanderen voltooid. Met of zonder Brussel?.

‘De conditio sine qua non om verdere stappen te zetten in de staatshervorming is dat er eensgezindheid komt over de toekomst van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Zonder een visie op Brussel varen de Vlaamse politieke partijen zonder kompas… helaas is dat zo.’

In een eerste deel wordt een institutionele geschiedenis van Brussel geschetst. In het tweede deel geven V&W een institutioneel panorama van Brussel. De mogelijke modellen voor Brussel komen aan de orde in het derde deel en de kers op de taart is het V&W-model. Dat kompas, het zogenaamde V&W-model, een model dat verdere stappen in de staatshervorming toelaat en haalbaar is voor Vlamingen en Franstaligen, opleveren is het uiteindelijke doel van het Brusselboek. Volgens V&W is de grote ziekte van de Belgische staatshervormingen dat het einddoel ontbreekt.

De lange inleiding (297 pagina’s en 1100 voetnoten) tot het vierde deel (13 pagina’s) dient niet enkel ter documentatie, maar ook om aan te tonen dat gezien de afgelegde weg, niet alles meer mogelijk is. Vanaf de eerste taalwetten wordt Brussel uit Vlaanderen gerukt. ‘Brussel is de pasmunt om van Franstaligen toegevingen te bekomen voor Vlaanderen. Zo verkrijgt Brussel een afzonderlijk taalstatuut. Men kan de geschiedenis niet herschrijven, maar zonder dit eigen taalstatuut zou Brussel meer dan een eeuw later nooit een gewest geworden zijn’.

Modellen

In het twaalfde hoofdstuk worden de (on)mogelijke modellen voor het Brusselse hoofdstedelijke Gewest aangesneden. Opmerkelijk is dat V&W ook het Brusselmodel uit het confederalismecongres van de NVA (2014) niet doenbaar vinden. Het confederale België zou volgens de NVA uit twee deelstaten bestaan, Vlaanderen en Wallonië die bijna alle bevoegdheden zouden hebben. Daarnaast is er een regio Brussel-Hoofdstad die grondgebondenbevoegdheden zou krijgen. Vlaanderen en Wallonië oefenen in Brussel de persoonsgebonden bevoegdheden uit. Door de ‘gemeenschapskeuze’ sluiten de Brusselaars aan bij het Vlaamse of het Waalse stelsel. Zo treedt men toe tot een pakket dat onder meer personenbelasting omvat, de sociale zekerheid en het stemrecht voor het Vlaams of Waals parlement[1]. De keuze is echter niet definitief en kan na een wachtperiode gewijzigd worden. Het gaat voor V&W niet om een identiteitskeuze, maar om een vrijblijvende keuze, want ze is tijdelijk. Een keuze vergelijkbaar met die voor een GSM-abonnement: welke operator is gelet op mijn gebruiksprofiel, de goedkoopste. Het komt neer op het creëren van een soort subnationaliteit in een gebied waar de meerderheid van de bevolking een buitenlandse nationaliteit en/of buitenlandse roots heeft.

V&W-model

In het dertiende hoofdstuk presenteren V&W hun model dat gebaseerd is op de volgende uitgangspunten:

  • asymmetrie: Brussel hoeft voor de Franstaligen niet dezelfde betekenis te hebben als voor de Vlamingen. De asymmetrie maakt het mogelijk om tegelijk een gemeenschaps- en een gewestmodel te realiseren en aan te sluiten bij het verwachtingspatroon van Vlamingen en Franstaligen
  • democratische legitimiteit: de Vlaamse politieke aanwezigheid in de Brusselse instellingen moet legitiem zijn. Dit verwezenlijken we door de institutionele banden in te stellen tussen de Brusselse Vlamingen en de Vlaamse gemeenschap
  • een grondige interne Brusselse hervorming is noodzakelijk
  • het Brussel-model moet verdere stappen in de staatshervorming mogelijk maken.

Indien Vlaanderen Brussel niet wil loslaten, dan moeten er institutionele banden komen tussen Vlaanderen en het Brusselse Hoofdstedelijke gewest. In het V&W-model is minstens een van de Vlaamse Brusselse ministers ook lid van de Vlaamse regering[2]. Om een institutionele band tussen Vlaams parlement en Brusselse Hoofdstedelijk parlement te verwezenlijken zou er moeten worden teruggekeerd naar de situatie van voor de vijfde staatshervorming (2001). De eerste zes Vlaamse verkozenen van het Brussels Parlement zetelen ook in het Vlaams Parlement.

De VGC wordt overbodig. Vlaanderen oefent zelf de VGC-bevoegdheden uit in Brussel en ontvangt de financiering die de VGC vandaag krijgt van de federale overheid en van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Het parlementair orgaan van de VGC wordt afgeschaft[3].

‘Franstalig België kiest voor een model met gewesten. Wallonië en Brussel willen elk hun eigen weg gaan. De Franse gemeenschap verwatert tot een niveau dat ten dienste staat van de gewesten of dat zelfs wordt afgeschaft. Dit is volop bezig: vele bevoegdheden van de Franse Gemeenschap zijn al overgedragen aan het Waalse gewest en de COCOF’.

‘Het V&W-model zorgt voor democratische legitimiteit. Het zijn niet langer alleen Vlaamse Brusselaars die zetelen in de Brusselse regering en in het parlement. Het zijn Vlaamse Brusselaars die er ook de Vlaamse Gemeenschap vertegenwoordigen. Dit maakt dat een machtspariteit wel democratisch is’.

De interne hervorming behelst de fusie van politiezones, gemeenten en OCMW’s.

Verdere stappen in de staatshervorming mogelijk maken

‘Vandaag zijn de Vlaamse Gemeenschap, de Franse gemeenschap en de COCOF (voor de overgedragen bevoegdheden) bevoegd ten opzichte van instellingen die tot hun taalgemeenschap behoren. Dit model heeft gewerkt, zolang het gaat over het aanbieden van diensten. Opent men een school, biedt men kinderopvang aan, organiseert men een bejaardentehuis, dan zullen de burgers gebruik maken van deze diensten. De burgers richten zich dan tot instellingen die behoren tot de ene of de andere gemeenschap. Dit model botst op zijn grenzen van zodra het gaat over toekennen van sociale rechten. De gemeenschappen kunnen in Brussel immers geen regels opleggen aan burgers[4]. Bij de zesde staatshervorming (2011-2014) is men op deze grens gebotst bij de defederalisering van onder meer de gezinsbijslag. Daarom heeft men de Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie (GGC) bevoegd gemaakt’.

‘In het V&W-model zouden in de toekomst wanneer andere delen van de sociale zekerheid of andere domeinen die vereisen dat men rechten toekent of plichten oplegt aan de Brusselaars, worden overgedragen, de GGC bevoegd worden.’ Volgens V&W wordt dan echter niet de logica van zesde staatshervorming gevolgd. ‘In het V&W-model zijn één (of twee) Nederlandstalige Brusselse ministers ook lid van de Vlaamse regering.’ Zo zetelen er leden van de Vlaamse regering in het verenigd college van de GGC. ‘Ook hier werken we met een institutionele band tussen Vlaanderen en de GGC. Vandaag bestaat dergelijke band niet’[5].

‘Voor de Franstaligen verandert er niets in dit model. Het zijn Franstalige Brusselse ministers die lid zijn van het verenigd college, net zoals dit vandaag het geval is. Er zijn geen institutionele banden met het Waalse gewest’.

‘Dit model biedt het grote voordeel dat de Vlaamse Gemeenschap daadwerkelijk mee beslist over de Brusselse sociale bescherming. Bovendien kan Vlaanderen, indien het dit politiek opportuun acht, nog steeds aspecten van de Vlaamse sociale zekerheid aanbieden aan de Brusselaars. Zij kiezen dan vrijwillig of ze toetreden’.

‘Dit V&W-model laat verdere stappen in de staatshervorming toe. Meer nog, het laat toe om de sociale zekerheid volledig te splitsen’.

Het V&W-model: de VolksWagen voor toekomstige staatshervormingen?

In de aanloop naar het hoofdstuk 13 klinkt kritiek zowel op de zesde staatshervorming en de impliciete vergewestelijking van gemeenschapsbevoegdheden, als op het ‘Brussel laten aan de Brusselaars’. De GGC wordt een ‘kleine gemeenschap’ genoemd en ‘door delen van de sociale zekerheid naar de GGC te schuiven wordt Vlaanderen buiten spel gezet’. Nochtans blijft het V&W-model dicht bij wat nu bestaat en is het meer een model met drie dan met twee.

Essentieel anders in het V&W-model is de dubbele pet van Vlaams en Brussels minister. Zou dit iets geheel anders te weeg brengen? Het gaat om een (of meer) Vlaamse Brusselaar(s) die in Brussel electoraal tracht(en) te overleven[6]. Er zijn geen institutionele bezwaren tegen die dubbele pet en het is in het verleden ook gebeurt met Guy Vanhengel in 2002-2003. Wat was er toen anders?

Al bij al blijft het verschil tussen het ‘loodgietersfederalisme’ na de zesde staatshervorming en het ‘V&W’-model relatief beperkt. Voor mij niet gelaten, maar de gordiaanse knoop Brussel wordt toch op een heel simpele en waarschijnlijk volgens sommigen te simpele manier opgelost.

Hoe het V&W-model zich kan ontwikkelen richting confederalisme, laat staan onafhankelijkheid wordt niet behandeld. Op de praktische grenzen van het overhevelen van bijkomende bevoegdheden naar ‘drie gewest-gemeenschappen’ waarvan één eender klein en sociaaleconomisch zeer zwak is, wordt niet ingegaan. Ook al wordt de hoop levendig gehouden, het gezond verstand zegt na al die lectuur dat het einde van de grote staatshervormingen nabij is.

Volgens V&W moeten de Brusselaars- Vlamingen en Franstaligen- het voorgestelde model ook zien zitten. Dat lijkt waarschijnlijk.

 

Dit boek is te koop in de boekhandel of in de Doorbraak webwinkel.


[1] V&W schrijven het NVA-Brusselstandpunt en de gemeenschapskeuze toe aan Johan van den Driessche. Ze vermelden niet dat iets gelijkaardigs al werd voorgesteld door Brigitte Grouwels, Johan Sauwens en Luc Van Den Brande namens de Boetfortgroep in maart 2003 (Confederale bouwstenen voor Brussel). Ook in interne documenten van het kartel CD&V-NVA in aanloop tot de verkiezingen van 2007 is er sprake van de “gemeenschapskeuze”.

[2] “Dat lukt, want zelfs indien de Vlaamse en de Brusselse regering anders zijn samengesteld, dan is er altijd minstens een partij die in beide regeringen zetelt”. De Vlaamse regering dient nu al minstens één minister te hebben die in Brussel woont. Voor V&W kan de Vlaamse regering ook beslissen om de tweede Vlaamse Brusselse minister volwaardig lid te maken van de Vlaamse regering als dat politiek past. ”De tweede Vlaamse Brusselse minister en de staatssecretaris kan ook geassocieerd lid worden. Dit wil zeggen dat wanneer een dossier effect heeft op Brussel, beiden met raadgevende stem uitgenodigd worden”.

[3] “Van de 17 Vlaamse Brusselse parlementsleden zetelen er al 6 als volwaardig lid van het Vlaams Parlement. De 11 andere worden geassocieerd lid van de Commissie Brussel en de Vlaamse rand van het Vlaams Parlement.

[4] Wel aan de instellingen van de eigen gemeenschap.

[5] “Het is wel zo dat een Vlaams minister de vergaderingen kan bijwonen met raadgevende stem. Alleen in de praktijk gebeurt dit niet”.

[6] Op p.113 klinkt het “topfiguren in de Brusselse politiek als Guy Vanhengel en Pascal Smet zijn adepten van het aanschuiffederalisme: we schuiven als kleine partners aan aan de grote tafel van de Franstalige Brusselse politiek”. Verandert dat essentieel door de dubbele pet?

Danny Geerts (1951) is gepensioneerd economist. Hij laat regelmatig zijn licht schijnen op de politiek (en het effect op de economie) in zijn eigen webblog.

Commentaren en reacties