Brusselse babbels
Guido Fonteyn: 'Ik denk dat we hier eigenlijk goed bezig zijn, ondanks de onvermijdelijke problemen.'
Een nachtelijke Heizel
foto © Reporters / KETELS
Een Brusselse babbel met Guido Fonteyn: ‘Ik denk dat we hier eigenlijk goed bezig zijn, ondanks de onvermijdelijke problemen.’
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIk ken Guido Fonteyn al heel lang. Hij was ooit zowat de enige journalist die met kennis van zaken schreef over Brussel en Wallonië. Zijn krant, De Standaard, stuurde hem ooit een tijdlang naar Namen en hij werd als het ware een buitenlandcorrespondent in eigen land. Hij was het ook die voor het eerst uitgebreid schreef over de massale emigratie van Vlamingen naar Wallonië tussen 1850 en 1950, een periode van Vlaamse miserie waarover nauwelijks een woord gezegd werd in het onderwijs.
Fonteyn is nu 76, maar hij heeft niets van zijn scherpe luciditeit verloren. Heel zijn leven heeft hij in Brussel gewoond. Op een paar jaar na, maar dat was niet omdat hij verhuisd was. Evere, de gemeente waar hij geboren was in 1943, was door de Duitse bezetter bij Brussel gevoegd. Dat werd na de bevrijding weer ongedaan gemaakt. Zo werd Evere een Brabantse randgemeente van de grote stad en woonde de kleine Fonteyn even niet in Brussel. Maar in 1954 werd Evere samen met Sint-Agatha Berchem en Ganshoren weer deel van de toenmalige Brusselse agglomeratie. Het was de laatste uitbreiding van de hoofdstad. Sindsdien is Fonteyn Brusselaar gebleven.
Marsen op Brussel
Fonteyn maakte de voor Vlamingen moeilijke jaren mee na de Tweede Wereldoorlog. ‘Vlamingen werden toen als collaborateurs met de Duitsers gebrandmerkt. Met de scouts deden we in de jaren zestig mee aan de Vlaamse Marsen op Brussel. Ik kreeg daar een slag in mijn gezicht van een agressieve Franstalige tegenbetoger.’
Franstaligen hadden niet alleen door de oorlog een negatief beeld van de Vlamingen. ‘Dat was daarvoor ook al zo. De Belgische staat werd gedomineerd door de industriële bourgoisie die in Wallonië fabrieken had. Vlaanderen was een gebied dat niets betekende op industrieel gebied. Vele Vlamingen waren als immigranten naar Brussel gekomen en deden er het vuile en moeilijke werk. Ze waren le petit peuple waarop de Franstalige bourgeoisie neerkeek.‘ Het FDF werd de partij van die arrogante franskiljons, die hun misprijzen voor de Vlamingen zonder schroom uitte. ‘Brüssel Vlaams?’ stond in Gotische letters op een verkiezingsaffiche van het FDF met daaronder het evidente antwoord : ‘Jamais!’. ‘Dit zou nu een veroordeling opleveren voor racisme’, zegt Fonteyn zonder aarzeling.
De tijden zijn veranderd, Brussel is al lang geen communautair strijdtoneel meer van de twee grote Belgische gemeenschappen. Dat kan ook moeilijk in een stad waar meer dan 60% van de inwoners een migratie-achtergrond heeft.
René Magritte
Fonteyn woont in een rustige Jetse straat, vlak bij het Vlaams gemeenschapscentrum Esseghem. Maar ook hier kom je in contact met de multiculturele dimensie van de stad. Hij woont naast het geboortehuis van René Magritte, dat nu volop gerenoveerd wordt. Door Roemeense arbeiders, volgens recent onderzoek de grootste groep inwijkelingen in Brussel. Fonteyn spreekt vaak met hen.
Net dat directe contact, zoals met zijn Marokkaanse buur, zorgt er voor dat de vaak irrationale angst voor het onbekende verdwijnt. ‘Ik hoorde een interessante anekdote van een vriend uit Ninove, waar het Vlaams Belang bijna de absolute meerderheid heeft. Een inwoner had zijn beklag gemaakt dat er weer een vreemdeling in zijn straat was komen wonen. Dat bleek een Vlaming uit Dworp te zijn.’
In kleinere steden en gemeenten in Vlaanderen is de angst voor verandering zo groot dat die gemakkelijk kunnen gemanipuleerd door extreem-rechts. ‘Als je in een superdiverse stad als Brussel woont, wen je snel aan het idee dat de tijd van de monoculturele samenleving voorbij is. En dat het eigenlijk vrij goed wonen is hier,’ besluit Fonteyn.
Radicalisme
Natuurlijk is niet alles positief. Het gevaar van radicaliserende islamitische jongeren mag niet geminimaliseerd worden, maar Fonteyn blijft geloven dat de grote meerderheid van de moslims gewoon een rustig leven wil. Hij gelooft ook dat Brussel beter bestuurd kan worden, al moeten de gemeenten daarvoor volgens hem niet afgeschaft worden. ‘Het volstaat om belangrijke bevoegdheden te verschuiven naar het gewestelijk niveau en de gemeenten te behouden voor het beleid dat dicht bij de mensen staat.’
Vier van de vijf kinderen van Fonteyn wonen en werken in Brussel, de vijfde woont vlakbij. Zij voelen zich goed in de grootstad. Zijn dochter geeft les. ‘Haar leerlingen hebben bijna allemaal een migratie-achtergrond. Dat is misschien niet altijd gemakkelijk, maar uiteindelijk werkt het wel.‘ Scholen waarvan Fonteyn een jaar of twintig geleden nog dacht dat ze bij gebrek aan leerlingen zouden sluiten, zitten nu overvol. ‘Brussel heeft de ongelofelijke toename van zijn bevolking, met zo een 200.000 inwoners erbij op twintig jaar, heel goed verteerd. We zijn de meest internationale stad ter wereld geworden.’
Model
Door die ongelofelijke diversiteit en de grote bevolkingstoename is Brussel goed op weg om een nieuw samenlevingsmodel uit te bouwen, besluit Fonteyn. ‘Als je het succes van extreem-rechts in Vlaanderen vergelijkt met Brussel, dan zie je toch dat er een enorm verschil is. Ik denk dat we hier eigenlijk goed bezig zijn, ondanks de onvermijdelijke problemen.’
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Personen |
---|
Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.
Joanthan Littell vertrok naar Oekraïne om een boek te schrijven over een massamoord op Joden in 1941, maar het heden haalde hem in.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.