Brusselse Babbels: Jari Demeulemeester
Een leven in dienst van culturele emancipatie
Jari Demeulemeester
foto ©
Cultuurorganisator Jari Demeulemeester (Ancienne Belgique) blikt terug op de culturele emancipatie en verankering van Vlamingen in Brussel.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementJari Demeulemeester (73) is het best bekend als de eerste directeur van de Ancienne Belgique, de Brusselse muziektempel die onder zijn leiding uitgroeide tot een van de meest gerenommeerde rockscènes ter wereld. Vorig jaar verleende Be.Brusseleir hem de titel van ‘Brusselier vè et leive’, Brusselaar voor het leven. Dat is een titel die hij meer dan wie ook verdient.
Brussel: stad van de luxe
Brusselaar is hij in hart en nieren sinds hij er op zesjarige leeftijd kwam wonen. De jaren daarvoor had hij doorgebracht enkele kilometer buiten de stad, in Sint Martens Bodegem, waar zijn ouders vanuit het West-Vlaamse Avelgem waren komen wonen. Zijn moeder was dienster bij een Franstalige advocatenfamilie en omdat één van hen Jean-Marie heette, besloot ze die naam aan haar zoon te geven. Om het in het leven te maken moet je Jean-Marie heten, zo wist ze. ‘Jari’ werd snel de roepnaam voor de kleine Demeulemeester.
‘Mijn moeder doet een beetje denken aan Tante Madeleine uit het gelijknamige liedje van Willem Vermandere, die gevlucht was uit het dorp waar “paster en pater de zeden dicteerden” en terecht kwam in Brussel “waar het licht fonkelt tot diep in de nacht”. ‘ De West-Vlaamse familie kwam twee keer per jaar op bezoek. ‘Dan gingen we naar Le Bouquet Romain, een bekend ijssalon in de Nieuwstraat en nadien naar de Marollen.’ Het waren de bruisende Expo-jaren. Het was de tijd dat Brussel nog een uitzonderlijke stad was in België, een stad waar je uitzonderlijke dingen kon vinden en doen. ‘Vlamingen kwamen graag naar Brussel in het weekend. Er waren chique restaurants en winkels die luxeartikelen verkochten die je toen nergens anders kon kopen.’
Taalstrijd op de speelplaats
De familie woonde in Jette en Jari mocht naar de gemeenteschool die het dichtste bij huis lag en die bleek Vlaams. Misschien had hij anders in het Frans schoolgelopen. ‘Er werd in die jaren door veel Vlamingen Frans gesproken, soms zelfs behoorlijk schabouwelijk. Mensen waren toen beschaamd over hun taal. Maar bij de bakker sprak het merendeel van de klanten toch Nederlands.’ Nadien trok Jari naar het college in Jette. Dat was absoluut geen elitaire school, vele boerenzonen van buiten Brussel kwamen er naar toe: De school was uit om half vier om die buitenjongens de trein van tien minuten later te laten halen,’ weet De Meulemeester nog. De taalstrijd, de woelige jaren van de Marsen op Brussel sijpelden ook op de Jetse speelplaats door. ‘Op een dag hield de directeur een vermanende toespraak, hij zei dat iedereen die het nog had over de Vlaamse kwestie meteen zijn biezen mocht pakken.’
Ménapiens: pourquoi pas?
Zijn moeder bracht van op haar werk het weekblad Pourquoi Pas? mee. Zij had niet echt een Vlaamse gevoeligheid, maar Jari begreep snel het bepaald franskiljonse karakter ervan. Die anti-Vlaamse taal schokte hem. Het was de tijd dat de Franstalige bourgeoisie een overweldigend meerderwaardigheidscomplex had en soms nauwelijks verholen racistische gevoelens over Vlamingen, die ze soms spottend de Ménapiens noemden. Tot ver in de jaren vijftig werd alles wat Vlaams was door franskiljons geassocieerd met de collaboratie. ‘Vlaanderen was voor hen enkel goed om zondagnamiddag in het Pajottenland een boterham met plattekaas te komen eten,’ herinnert De Meulemeester zich. ‘De Franse gemeenschap heeft veel tijd nodig gehad om te beseffen dat er nog een andere gemeenschap was in dit land…’
Het Vlaams-spreken was beperkt tot de vertrouwde kruidenier, slager of bakker: ‘Dat waren bijna allemaal Vlaamse inwijkelingen, die zich vanuit hun gemeenschappelijk verleden verenigden. De Bond der West-Vlamingen hield grote feesten en de Bakkersvereniging ging elke maandag dansen. Daar kwam veel volk kwam naar toe.’ Het bekende café ‘Graaf van Egmont’ aan de Beurs was ook al door West-Vlamingen gekocht en werd snel the place to be voor jonge adolescenten zoals Demeulemeester. Nederlands spreken was op veel plekken slecht gezien. De verfransing draaide op volle toeren. Vlamingen lieten hun kinderen verfransen, om hun slaagkansen te vergroten. ‘Als ik als kleine jongen bij Sinterklaas mocht in de Innovation, dan sprak de sint natuurlijk Frans.’ Op zondagnamiddag ging de jonge Jari naar de cinema. ‘De mensen stonden rijen lang aan te schuiven. We keken naar twee films en het nieuws van Belgavox. Alles in het Frans…’
Soepele assimilatie van de Vlamingen
De verfransing verliep gemakkelijk, omdat Vlamingen zich gemakkelijk assimileerden. ‘Hun cultureel verleden verschilde niet zoveel van dat van de Franstaligen; we leefden tenslotte in hetzelfde land. Dat lag wel anders bij latere immigranten.’ Die assimilatie kwam neer op verfransing, zeker nadat Vlamingen niet langer verplicht waren hun kinderen in Vlaamse scholen in te schrijven.
Demeulemeester: ‘De kentering kwam er toen het Vlaams Onderwijscentrum werd opgericht, dat een ongelofelijke boost zou geven aan het Nederlandstalig onderwijs. Dat was nodig, want het radicaal-franskiljonse FDF was bijzonder actief en agressief na de Vlaamse Marsen op Brussel. Het was toen dat na het protest van 300 Vlaamse burgemeester de talentellingen definitief werden afgevoerd om te allen prijzen te vermijden dat de Brusselse olievlek nog zou uitbreiden.’
Muziek en cultuur als bindmiddel
Jari Demeulemeester studeerde geschiedenis in Gent en ging snel aan de slag als journalist bij Het Laatste Nieuws. Hij koestert de beste herinneringen aan de tijd dat Vlaamse kranten gedrukt werden in het centrum van Brussel en de buurt van de Jacqmainlaan zowat, de lokale versie van de Londonse Fleet Street: ‘De camions stonden ’s avonds klaar om de kranten overal naartoe te brengen. Om elf uur kon je er al de editie van de volgende dag krijgen,’ zo blikt Demeulemeester nostalgisch terug.
Nadien vond hij de job die bepalend zou zijn voor de rest van zijn Brussels leven: in 1968 begon hij bij het Contact-en Cultuurcentrum met de uitbouw van socioculturele activiteiten. Het hoogtepunt was het legendarische Mallemunt-festival in 1972 op het pas autovrij gemaakte Muntplein. ‘We wilden de Vlaamse Brusselaars het gevoel geven dat ze nog meetelden in deze stad en zoveel mogelijk Vlamingen naar het hartje van Brussel krijgen. ‘ Het festival, elke woensdag over de middag, werd een enorm succes. Voor het eerst werd er een activiteit aangeboden aan Vlamingen die overdag in Brussel kwamen werken.
Mallemunt beantwoordde volledig aan de ambitie van Demeulemeester om de openbare plekken, zoals pleinen en parken in een stad, in zijn Brussel dus, tot leven te wekken. Zijn latere festivalcreatie, Boterhammen in het Park, ook al een fenomenale formule, vertrok van hetzelfde uitgangspunt. ‘Muziek moet vrij zijn,’ vindt Demeulemeester, ‘staat het je niet aan, dan vertrek je.’ Het was en is zijn visie op de maatschappelijke plaats van muziek als ontmoetingsplaats in de stad. Een heel groot verschil met strak omkaderde festivals…
Vlaamse cultuur verankeren
Het is de verdienste geweest van de politieke generatie Brusselse Vlamingen, tijdsgenoten van De Meulemeester, dat die inzag dat het noodzakelijk was om de Vlaamse cultuur te verankeren op een ‘immobiele’ manier. Er werden gebouwen en theaters gezocht, en aangekocht. ‘We wilden voet aan de grond in Brussel,’ zegt Demeulemeester. ‘Achteraf beschouwd denk ik dat we daar met de Beursschouwburg, de Ancienne Belgique en het Kaaitheater mooi in geslaagd zijn.’
Hij denkt met nostalgie terug aan de tijd dat de band tussen Brussel en Vlaanderen veel sterker was dan nu. ‘Radio 2 Brabant zat toen op het Flageyplein. De programma’s van Julien Put haalden toen gemakkelijk anderhalf miljoen luisteraars. Daar kunnen ze nu bij Bruzz alleen maar dromen. ‘De prijs die Vlaanderen betaald heeft voor de onvermijdelijke splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde is bijzonder hoog geweest voor de Vlamingen in de hoofdstad. ‘Brussel en Vlaanderen hebben elkaar nodig. Als wij van deze fantastische stad iets willen maken, dan moet Vlaanderen daarbij betrokken worden.’
Kuifjes blanke Brussel
Demeulemeester komt uit een tijd dat ‘Brussel nog blank was en de kennis van de wereld uit een wereldbol kwam. Het buitenland dat was Kuifje en nonkel pater.’ Maar toen Brussel begon te veranderen, besefte hij al heel vroeg de onvermijdelijkheid van de multiculturaliteit in zijn stad en de verkrampte politieke reacties vanuit Vlaanderen daarop. Toen het Vlaams Blok opgang maakte, vroeg hij in 1980 aan Willem Vermandere om een nummer te schrijven over Brussel.
Vermandere had niet meteen een idee en hij liep hier daarom een paar dagen rond. Jaren nadien zei hij dat hij toen de hartenklop van de stad gevoeld had en ‘alle kinderen van moeder aarde gezien.’ Het resultaat was ‘Bange Blanke Man’, over de moeilijkheid die wij soms hebben om ons open te stellen voor veranderingen die van buiten onze cultuur op ons afkomen. Een dag na het eerste verkiezingssucces van het Vlaams Blok, liet Demeulemeester in heel Vlaanderen ‘Bang Blanke Man’- affiches ophangen. Het jongere zusje van Vincent Kompany had de hoes van het plaatje ontworpen. Toen Vermandere een jaar later tijdens de 11 juli-viering op de Grote Markt optrad, schopten militanten van het Vlaams Blok herrie.
Mini-wereldstad of getto?
Als Demeulemeester aan die bewogen periode terugdenkt, dan ziet hij hoe Brussel met zijn 180 culturen tot een ‘mini-wereldstad ‘ is uitgegroeid: ‘Het valt hier allemaal best mee. De Vlaamse strijd is minder belangrijk dan vroeger. Ook Vlaamse Brusselaars zijn nu in de eerste plaats bezig met de kwaliteit van hun leven in de stad,’ aldus Demeulemeester, die vindt dat Brussel moet profiteren van die multiculturaliteit, vooral op het vlak dat hij het best kent, de muziek. ‘De nieuwe generatie van muzikanten, waarvan Zwangere Guy zowat het symbool is geworden, dat is een enorme kracht die we nog beter moeten benutten.’
Demeulemeester vindt dat Brussel als stad te weinig streeft naar voortreffelijkheid en te weinig ambitie heeft. ‘Dat heeft veel te maken met het feit dat Franstaligen meestal niet verder kijken dan hun eigen cultuur. Wij zijn als Vlamingen altijd veel ruimdenkender geweest.’ De Franstalige politieke klasse keek steeds met argwaan toe naar dat wat Vlaanderen deed in Brussel. ‘Zij zagen in tweetalige evenementen altijd een aantasting van de sacrosancte francité. Hun perceptie was altijd dat wij hun de stad wilden afnemen,’ meent Demeulemeester. De sterkte van de Vlamingen in Brussel is was steeds dat ze uit een minderheidspositie vertrokken. ‘Bij ons stond de kwaliteitsvereiste hoog in het vaandel; dat hebben we voor op Franstaligen, die niet voor vernieuwing en verandering te vinden zijn omdat het niet echt hoeft. Hun initiatieven zijn vaak niet meer dan een kopie van wat wij doen of van wat elders bestaat.’
Categorieën |
---|
Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.
De Pano-reportage over het Anderlechtse OCMW maakt vooral duidelijk hoe het machtige PS-netwerk in Brussel in elkaar zit.
Een groep vrienden woont op een ruw eiland voor de kust van IJsland de begrafenis van een medestudente bij, maar al snel volgen er vreemde gebeurtenissen.