Communautair front over Defensie
‘Et pour les Flamands, la mème chose’? Verre geschiedenis. Van taaldiscriminatie is er in het Belgisch leger sinds enkele decennia geen sprake meer. Maar als de balans van het evenwicht nu eens twee millimeter in het voordeel van Vlaanderen overhelt , huilen de sirenes achter de taalgrens. De recente commotie rond de uitspraken van Luc Gennart, commandant van de luchtmachtbasis van Florennes, is merkwaardig. Praatjes van een kolonel? ‘Blabla’, zoals defensieminister Pieter De Crem zei? Of is er meer aan de hand? Doorbraak luisterde even naar enkele parlementsleden, een defensiespecialist en een ex-kolonel.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementEven terug in de tijd, toch maar. Naar 1830, het jaar nul van dit land. Nog tijdens de gevechten met de Nederlandse troepen vooraleer de Belgische onafhankelijkheid een feit was, besloot het Voorlopig Bewind dat het Frans, ‘étant la langue généralement répandue en Belgique’ in het leger de bevel- en administratietaal wordt. Dat was ook zo voor landsbestuur, gerecht, middelbaar en hoger onderwijs …
De Belgische geschiedenis die daarop volgde, was één slepende, stapvoetse politieke lijdensweg naar taalevenwicht. Volgens historica Els Witte moesten de Vlamingen hiervoor meestal tweemaal strijd leveren : eerst om die wetten te bekomen, later om ze te doen toepassen. In 1890 spreken slechts twaalf van de 64 aan de Militaire School afgestudeerde onderluitenanten Nederlands.
De eerste stapjes vooruit (algemene tweetaligheid van het leger, 1913) worden vertraagd door de Eerste Wereldoorlog . Over de taaltoestanden aan het front zijn dikke boeken geschreven. Vlaanderen radicaliseert. In 1928 komt er een deuk in de Franse eentaligheid (opleiding in de moedertaal, bevelen in de taal van de soldaat, principiële keuze voor eentalige legereenheden). In 1937 kent bijna eenderde van de officieren in de Vlaamse eenheden nog onvoldoende Nederlands. De ‘Vlaamse’ doorbraak komt er in 1938, want voorziet in ‘volledige opleiding van de soldaat in zijn moedertaal’, in tweetaligheid van de officieren en ‘waar mogelijk’ in eentalige compagnies. Officieren moeten de taal kennen van de eenheid waarvoor ze worden aangeduid. Toch blijven er nog veel uitzonderingsbepalingen en achterdeurtjes.
Pas in 1968 wordt een eerste Nederlandstalige korpscommandant benoemd. In 1955, 1990 en 1999 volgen nog verdere wetswijzigingen. Een kandidaat-beroepsofficier moet examen afleggen over een ‘wezenlijke kennis’ van andere landstaal. Voor bevordering tot majoor is een ‘grondige kennis’ van de andere landstaal nodig. Voor echte evenwichten is het dus wachten tot einde 20ste eeuw.
De omgekeerde wereld?
Is de taalsituatie in het leger vandaag ‘genormaliseerd’? Eind 2005 stonden 55% van de personeelsleden van Defensie op de Nederlandse taalrol. Luc Sevenhans (N-VA, voordien lange tijd defensiespecialist van Vlaams Belang) : ‘De situatie in het globale beroepskader (ca 37 000 manschappen) is hiermee nog beter dan in andere overheidsdiensten , waar de taalverhouding meestal in de buurt van 50/50 ligt, terwijl ze in overeenstemming met de bevolkingscijfers 60/40 zou moeten bedragen.’
In de hoogste legertop zijn de Vlamingen inderdaad relatief zelfs iets beter vertegenwoordigd. Van de 33 generaals zijn er nu maar tien Franstaligen. De vier legercomponenten (land, marine, lucht en medische) worden geleid door een Nederlandstalige generaal. Maar de legerchef zelf, Charles-Henri Delcour, is wel een Franstalige. Bij het gros van de werknemers, de soldaten en de korporaals, en ook bij de onderofficieren en officieren is er een veel grotere instroom van Franstaligen. ‘Wallonië is wereldrecordhouder inzake overheidstewerkstelling. De vaste betrekking trekt er blijkbaar een groter segment van de bevolking aan dan in Vlaanderen het geval is’, aldus nog Sevenhans.
Commotie
Na een communautaire opstoot vorige winter ontstaat er deze herfst plots weer commotie over het taalgebruik binnen het leger. Kolonel Luc Gennart werkt zich met zijn uitspraken over ‘la flamandisation’ van de legertop (RTBf) opvallend makkelijk in de mediakijker. De Franstalige pers springt op dit incident, ook al omdat het tot een clash komt tussen Gennart en stafchef Charles-Henri Delcour (Brusselaar en Franstalige opvolger van de Vlaming August Van Daele). De Vlaamse kranten volgen: ‘Franstaligen bij defensie buitenspel gezet’ (DM, 18 okt.), ‘Franstaligen worden in het leger uitgerangeerd’ (DS).
Het conflict tussen Gennart en Delcour escaleert: overplaatsing, schorsing, Raad van State, chatsessie van Gennart ‘in burger’ op de redactie van Le Soir, ontslag van Delcour (ontkend door De Crem), tuchtraad, beroep … Het molentje draait nog wel even …
Belangrijker is de periferie van dit conflict. Franstalige politici in en buiten de commissie voor Landsverdediging trekken het register van het protest wijd open. Franstalige kranten gieten nog wat olie op het vuur. Behalve over ‘de vervlaamsing’ gaat het nu ook volop over de vermeende sluiting van Florennes, is er onzekerheid over de F16, is er gekreun over dreigende werkloosheid en gebrek aan ‘economische return voor de streek’ en over de uittocht van militaire installaties en personeel van Wallonië naar Vlaanderen. Sommigen zien in de ‘Vlaamse aanval’ op de legertop zelfs een voorbode van het onheil dat nog komen zal: een aanval tegen andere overheidsinstellingen zoals De Post, de NMBS …
In de zitting van 20 oktober reduceert Pieter De Crem de kritiek van Gennart tot wat ‘geklets’ en ‘blabla van een drie-ster’. Hij reageert met cijfers: proportioneel zijn er zelfs iets te veel Nederlandstaligen bij de officieren, en zeker in de generale staf (10/15; zie tabel).
Maar De Crem weet ook waarom dat zo is. Er waren veel minder Franstalige kandidaten (47N/20F, of ca. 30 %F) en minder Franstalige kolonels voldoen aan de voorwaarden: er is een onevenwicht inzake grondige kennis van de andere landstaal (489N/197F, of ca. 29 %). ‘Ik ben niet van plan om twee soorten generaals in het leven te roepen, degenen die als tweetalig worden beschouwd, overeenkomstig de wettelijke bepalingen, en de anderen’, repliceert De Crem …
De toon is gezet, voor de Franstaligen wordt nu ook defensie ‘de inzet van een communautaire strijd’. Het incident-Gennart gaat al lang niet meer over die man zelf en gaat ook veel breder dan de taalkritiek.
‘Désarmer la Wallonie ou au moins la déforcer’, dat is de bedoeling, meent Le Soir in een forse uithaal naar stafchef Delcour en naar het principe van taalevenwicht. Dat laatste moet blijkbaar ondergeschikt zijn aan een ‘unitaire visie’ op landsverdediging. ( 5 nov.). ‘La flamandisation ne touche pas que les nominations à plusieurs niveaux, mais aussi la politique d’investissements.’ ( 12 nov.). Deels via citaten van Kamerlid Denis Ducarme (MR) spreekt Le Vif (12 nov.) dezelfde taal: De Crem ondermijnt een van de laatste pijlers onder het federale België. Vlaanderen soupeert de lekkere brokjes op en de Walen worden ‘kanonnenvlees’. De expertise en de meest gesofisticeerde en interessantste economische activiteiten verhuizen naar Vlaanderen. Franstalige parlementsleden vragen werkgroepen, hoorzittingen, een parlementair debat.
Toeval?
Is het toeval dat dit precies nu gebeurt? Alvast niet voor Luc Sevenhans: ‘Neen. Het is een duidelijk manoeuvre van de Franstaligen om in volle regeringsonderhandelingen ook langs die kant en via dit dossier de druk te verhogen op de Nederlandstalige partijen. Gennart, van MR-signatuur, speelde duidelijk een een-tweetje met Ducarme’.
Sevenhans is kritisch: ‘Veel nieuw verkozen Vlaamse commissieleden kennen dit dossier nauwelijks en moeten nu in het verweer, terwijl duidelijk is wat de Franstaligen willen: de afspraken over tweetaligheid afzwakken, de taalverhoudingen (60/40) wijzigen of zelfs omdraaien.’ Flahaut en Ducarme vroegen al in het voorjaar om ‘de lat lager’ te leggen (DS, 8 feb.). ‘We geven ze een stok om op onze kop te kloppen’.
Op woensdag 17 november is het dan toch zo ver. In de commissie willen de Franstaligen geen hoorzitting maar een ‘werkgroep’. Sp.a en Groen! volgen de Franstaligen. De werkgroep komt er na een stemming (9/7, bij onthouding Open Vld).
Doorbraak heeft op dat ogenblik al een vermoeden dat de Franstaligen zullen profiteren van de Vlaamse verdeeldheid. Dat blijkt uit de toelichting van diverse commissieleden.
Gerald Kindermans (CD&V) is fel tegen een werkgroep. ‘Zijn er relatief wat meer topgeneraals van de Nederlandse taalrol? En dan? In het leger zijn er geen taalkaders en gaat het om tweetaligheid. Punt. De Franstaligen willen met die opgewarmde kost blijkbaar De Crem jennen. Zullen we dan ook eens overal de taalverhoudingen onderzoeken, bij voorbeeld in de buitenlandse ambassades?’
‘Deze werkgroep wordt opgericht om communautaire stokebrand te spelen’, voegt hij daar aan toe, in een felle uithaal naar sp.a en Groen!.
David Geerts (sp.a) relativeert: ‘Een strategie om de regeringsonderhandelingen te beïnvloeden? Dat lijkt me toch wat overdreven. Ik denk dat het hele incident is opgeblazen tot een Spielerei-dossier nu het parlement niet veel om handen heeft. De Crem heb ik nooit vertrouwd, zeker niet als hij met cijfers goochelt, maar deze keer zal hij er toch niet ver naast zitten, vermoed ik’. Toch stemt sp.a samen met Groen! voor.
Filip De Man (VB, voorzitter van de commissie Landsverdediging) heeft geen schrik van een werkgroep, al had hij liever een hoorzitting gehad: ‘Laat de Franstaligen maar doen, ze zullen in eigen voet schieten. Nog meer dan nu al het geval is zal blijken dat zij zelf het probleem zijn. Ze wedijveren onderling om communautair de strafste te zijn. Je voelt het dat ze ervan uitgaan dat er verkiezingen in de lucht hangen.’
Het wordt uitkijken naar de Vlaamse reacties op verdere pleidooien van Franstaligen voor afwijkingen van de huidige taalverhoudingen (gebruikelijk, maar nergens vastgelegd is 60/40; sommige Franstaligen willen dat ‘tijdelijk’ even omkeren). Naar reacties ook op de vraag naar ‘andere’ selectieprocedures en naar ‘minder strikte taaleisen’. Achter de ‘blabla’ van een kolonel gisten belangrijker politiek-economische dossiers. Wat, hoe en vooral waar besparen, inkrimpen, reorganiseren, investeren? Dan schieten de lokale politici wakker en roepen ze om wafels. Daar zitten ook de wortels van mogelijk nog meer toekomstige conflicten.
Dit defensiedossier toont aan dat de Franstalige minderheid binnen de Belgische context altijd scoort als ze de Vlaamse meerderheid kan destabiliseren. ‘MR-stokebrand (Ducarme – red.) speelt Vlamingen uit mekaar’ valt het ook De Standaard (18 nov.) op. In het licht van wat inzake de regeringsvorming nog volgt, is dit geen onbelangrijk gegeven.
Regionalisering
In Vlaamsgezinde kringen hoor je dat ook een regionalisering van Defensie bespreekbaar moet zijn. Budget, patrimonium en materieel zouden best verdeelbaar zijn. ‘Voor een stuk is die regionalisering al een feit. Er zijn naast tweetalige eenheden ook al eentalige compagnies. Maar of dat nu een topprioriteit zou moet zijn, betwijfel ik’, zegt Sevenhans. ‘Alleen als er manifest operationele redenen voor zouden zijn, en duidelijke meerwaarde om dat wél te doen, zou dat ter sprake kunnen komen.’ ‘Maar dat is vandaag niet aan de orde’, meent ook Kindermans.
Filip De Man twijfelt dan weer niet: ‘Vlaams Belang gaat voor de oplossing van het separatisme waarin Vlamingen en Walen een eigen beleid bepalen. Inzake defensie stelt België niets meer voor. Onze marine is een filiaal van de Nederlandse. Dat kan allemaal netjes worden geregeld in Europees perspectief, waar de taken meer en meer worden verdeeld. Het ene land gaat voor atoomduikboten, het andere voor vliegdekschepen … En de Vlamingen zijn bekwaam in ontmijning, blijkt uit internationale missies’.
Sommige Franstaligen noemen het Gennart-incident ‘een fragmentatiebom’. Uitkijken waar de scherven vallen.
Kapot wafelijzer
Na examens en bevorderingen in juli 2009 gingen de poppen vorige winter al aan het dansen. Landmacht, luchtmacht, zeemacht en medische staf staan sinds kort onder het bevel van generaal-majoors van de Nederlandse taalrol. Er waren minder Franstalige kandidaten en een relatief kleiner deel ervan slaagde. De benoemingen gebeuren door de legertop zelf, onder meer ook door stafchef Charles-Henri Delcour.
Ook toen ging het snel over meer dan taal. Op het moment dat Pieter De Crem zijn legerhervorming doorvoert (2009), ruiken enkele Franstalige politici hun kans. Vooral André Flahaut (PS) – op Defensie de voorganger van huidig minister Pieter De Crem (CD&V) – en Denis Ducarme (MR) leggen De Crem het vuur aan de schenen, onder meer over de sluiting van een aantal kazernes. En Waals verzet blijft zelden zonder resultaat. MR-vicepremier Didier Reynders (MR) toont zich begin 2010 dan ook tevreden. In Aarlen blijven 400 militairen actief, ‘200 meer dan voorzien’. In Bastogne blijven er een honderd over. Joëlle Milquet (cdH) beklemtoont dat ’96 % van de militaire aanwezigheid in de provincie Luxemburg behouden blijft’. (Belga, 13 jan.)
Veel Vlaamse politici tonen zich ook bezorgd over kazernes in hun achtertuin, maar met minder succes. Sp.a’er David Geerts noemt De Crem ‘een minister met een wafelijzer, maar het is kapot. Het blijft enkel plakken langs de onderkant. De Franstaligen hebben blijkbaar betere boter’. (Belga, 14 jan.) Volgens De Crem viel het allemaal wel mee en werden ook sommige sluitingen in Vlaanderen teruggeschroefd (Sijsele).
Categorieën |
---|
Jan Van de Casteele is historicus. Hij was journalist bij Het Nieuwsblad (1989-1999), werd stafmedewerker van de VVB (vanaf 1999) en hoofdredacteur van Doorbraak van 2003 tot 2012. Sindsdien is hij zelfstandig journalist.
De peiling van VTM/HLN zal weinig partijen deugd hebben gedaan. Maar vergeleken met 2014 wijst ze op interessante structurele veranderingen.
Evolueren we naar een politiek model zoals in een communistische eenpartijstaat? Ontdek het in ‘Ondernemen in Achterland 1.0’.