JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

De activistische rechter is geen mythe

Van ‘bouche de la loi’, over ‘juge du gouvernement’, naar ‘juge militant’

ColumnBoudewijn Bouckaert12/12/2016Leestijd 4 minuten

Rechters horen niet aan politiek te doen, politici mogen rechters niet te veel vrijheid geven. 

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het is politiek hoogmis dezer dagen met de discussie over de ‘activistische rechter’. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen wil absoluut een visum geven aan een door een Waalse baron en barones uitgenodigd Syrisch gezin. Het Brusselse Hof van Beroep zet Francken de knijper op de neus door een dwangsom van 4 000 € per dag (!) te verbinden aan het niet verlenen van dat visum. Daarop ontbond N-VA zijn twitterduivels door het rechterlijk activisme in dezen aan te klagen. En toen werd het kot echt te klein: N-VA ondermijnt de rechtsstaat en staat, aldus Gwendolyn Rutten, gelijk met Wilders.

De discussie over de ‘activistische’ rechter is een oud zeer in Westerse democratieën. De Franse revolutionaire wetgevers wilden de rechter tot de ‘bouche de la loi’ herleiden. Daar hadden ze goede redenen voor. De rechterlijke macht was toen nog grotendeels bevolkt met Ancien-Régime-fans en was behept met feodaal-conservatieve ideeën. Bijgevolg werd het hele privaatrecht in een wettelijk kader gegoten, nl. de beroemde Code Civil, en werden rechters in de gaten gehouden door een ‘Cour de Cassation’, die elke onwettelijke beslissing zou verbreken. Alhoewel dit beeld van de rechter als ‘bouche de la loi’ onrealistisch is, had de beleidswereld tot grosso modo WO I weinig last van activistische rechters. De reden hiervoor is simpel. Tot aan WO I hielden rechters zich zo goed als uitsluitend bezig met het beslechten van geschillen tussen private actoren. Het overheidsbeleid was vrij beperkt en men ging ervan uit dat onbehoorlijk overheidsbeleid in het parlement, of ten langen leste door de kiezer zou afgestraft worden.

Na WO I verandert dit grondig. De overheidsinmenging (reguleringen, vergunningen, openbare werken en onteigeningen, belastingen enzovoort) nemen dramatisch toe, en in de juridische wereld rees terecht de vraag of deze gestegen macht van de overheid ook niet aan rechterlijke controle moest onderworpen worden. Deze bekommernis leidde tot het instellen van verscheidene ‘juges du gouvernement’ die het overheidshandelen aan een wettigheids- en grondwettigheidscontrole kunnen onderwerpen. In België zijn dat onder meer de Raad van State, het Grondwettelijk Hof, de (Vlaamse) Raad voor Vergunningsbetwistingen en ook de fameuze Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Officieel geldt dat deze instellingen niet aan beleid doen maar het beleid slechts onderwerpen aan wettigheids- en grondwettigheidscontrole, en niet oordelen over de opportuniteit van het beleid. Dat is echter maar theorie. In de wetgeving, maar zeker in de talrijke internationale verdragen zitten veel containerbegrippen die de ‘juge du gouvernement’ appreciatieruimte geven. Bovendien beperkt de macht van de ‘juge du gouvernement’ zich niet langer tot het puur vernietigen van overheidshandelingen. In sommige gevallen kan hij, wanneer de overheid een beslissing weigert, in de plaats van de overheid een beslissing nemen. Dat laatste is hier het geval: de Raad van Vreemdelingenbetwistingen neemt de macht van de minister over, en verleent zelf het visum. De ‘juges du gouvernement’ doorkruisen met hun beslissing dus dikwijls het beleid van ministers. Wil men dat volledig voorkomen dan moet men de ‘juges du gouvernement’ maar afschaffen, waardoor de wettelijkheids-en grondwettelijkheidscontrole op de regering wegvalt. Niemand die de rechtsstaat enigszins ernstig neemt, zal deze optie bepleiten. De beleidsruimte van de rechter is dus onontkoombaar.

De kwestie is echter hoe die beleidsruimte wordt ingevuld. In de rechtsleer geldt een consensus dat de rechter dit niet mag opvullen naargelang zijn subjectieve, eventueel ideologische visie, maar dat hij zich kan richten op precedenten uit de rechtspraak, analogische redeneringen met de principes in de wetgeving, de context van de wetgeving, de algemene rechtsbeginselen, de ‘opinio juris communis’ enzovoort. Kortom, de rechter oordeelt niet in een vacuüm, maar in de context van een bestaande juridische traditie, waaraan hij zijn beslissing moet toetsen. Het is net hier dat het schoentje knelt in de visumkwestie. Art 3 van het EVRM, dat folteren en onmenselijke straffen verbiedt, zegt expressis verbis niets over het toepassingsgebied ervan. Is dit slechts Europa, is dit de ganse wereld? Wie de context van dit artikel bekijkt, ziet dat dit artikel ingebed zit in een Europees verdrag en derhalve tot de Europese en niet tot de mondiale rechtsorde behoort. Dat werd ook zeer duidelijk gesteld door professor Hendrik Vuye in een opiniecolumn van De Morgen. De rechter van de RVV heeft hier, tegen de juridische logica en traditie in, het toepassingsgebied van het EVRM opgerekt, hierin gevolgd door het Hof van Beroep van Brussel dat deze beslissing sanctioneerde met een dwangsom. Dit ruikt niet alleen naar actieve rechtspraak, waaraan zoals gezegd niet te ontkomen valt, maar inderdaad naar activistische rechtspraak, waarbij men de beleidsruimte van de rechter wil gebruiken om een beleid te saboteren en ideologisch bepaalde doelstellingen na te streven. Het moet benadrukt worden: paranoia is hier volstrekt uit den boze want de absolute meerderheid van de rechters zijn fatsoenlijke en competente mensen die zich geen rol willen toemeten van ‘juge militant’. Aan het andere uiteinde van paranoia staat echter naïviteit. Ook in de juridische wereld zijn sterk-ideologisch geladen stromingen actief. De Internationale Associatie van Democratische Juristen bijvoorbeeld is een extreem-linkse beweging die tijdens de koude oorlog gedirigeerd werd vanuit de Sovjet-Unie en veel misbaar maakte over al dan niet vermeende schendingen van mensenrechten in de Westerse wereld. Mensenrechten die door de rode sponsors in eigen land massaal met voeten werden getreden. Het eveneens extreemlinkse ‘Progressive Lawyers’ Network’ is een onderafdeling van het IADJ. Mr. Mieke Vandenbroeck, die het Syrische gezin naar hier wil halen, is hier een actief lid van. Het spreekt vanzelf dat wanneer rechters, die lid zijn of geweest zijn van het IADJ oordelen in zaken waarin advocaten van dezelfde vereniging optreden, er een probleem kan rijzen inzake partijdigheid van de rechter. Ook al is het misschien niet zo, het lijkt dan wel zo. Justice has to be done, but has also to be seen to be done.

Zijn er remedies voor activistische uitwassen in de rechterlijke macht? De meeste afdoende remedie ligt bij de wetgever zelf. Die moet ervoor zorgen dat de wetteksten en verdragsteksten zo weinig mogelijk ongewilde beleidsruimtes creëren voor de rechterlijke macht. Indien de wetgever beleidsruimte aan de rechter wil geven moet hij dit bewust en weloverwogen doen, en niet stoemmelings door legislatieve slordigheid. Dit laatste is vooral het geval voor de mensenrechtenverdragen, die opgesteld worden in een broeierige politiek-correcte sfeer waarbij elke soevereiniteitsbeperking als een must voor het heil van de mensheid wordt gepropageerd. De wetgever keurt deze verdragen dan stoemmelings goed, en wordt dan achteraf met de verrassingen geconfronteerd. De tweede remedie moet komen van de instanties die instaan voor de benoeming en vorming van de magistratuur, nl. de Hoge Raad voor de Justitie en het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding. Deze instanties moeten zich bewust worden van de risico’s die een militant-activistische houding van magistraten stelt op macro-politiek vlak. Rechters blijven best zo ver mogelijk van het politiek gewoel. Mijn vroegere decaan Marcel Storme verwoordde dit treffend: Niet alleen geldt ‘De minimis non curat praetor’ ( rechters moeten zich niet met prullen bezighouden) maar ook ‘De maximis non curat praetor’ (rechters moeten ook geen macro-politieke beslissingen nemen).

Foto (c) Reporters (Mieke Van den Broeck advocate bij Progressive Lawyers Network die de Syrische familie verdedigt die via een visum naar België wil komen om hier asiel aan te vragen)

Boudewijn Bouckaert (1947) is emeritus hoogleraar rechten en 'law and economics' aan de Ugent. Hij was Vlaams Parlementslid voor LDD en voorzitter van de klassiek-liberale club Nova Civitas en van het Overlegcentrum voor Vlaamse Verenigingen. Vandaag is hij voorzitter van de klassiek-liberale denktank Libera!

Meer van Boudewijn Bouckaert
Commentaren en reacties