De ‘elite’ is de weg kwijt
Over klassenvervreemding
En vervreemding kan leiden tot strijd.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘Beste elite, u veroorzaakt geen kloof maar een ravijn.’ Dit schreef Roderick Veelo in een open brief aan de maatschappelijke bovenklasse. Hij wijst er op dat de polarisering steeds sterker voelbaar is en dat het publiek debat erg verhit is geraakt. De veenbrand, aangestoken door Pim Fortuyn, is nooit bekoeld. Burgers zijn nog altijd boos en de PVV staat hoog in de peilingen. Veelo vreest dat als er niets gebeurt er een ‘full scale klassenstrijd uitbreekt.‘
Zijn oproep is echter niets nieuws. De kloof tussen burger en politiek is al zo oud als de politiek zelf. Plato maakte in Politeia (380 v.C.) een uitvoerige analyse van de klassenstrijd, die zich altijd met economische en culturele spanningen aankondigt en er onvermijdelijk mee eindigt dat de bovenklasse wordt weggevaagd. So far so good. Maar het gaat hier om iets anders: namelijk om het ontstaan van twee gescheiden leef- en belevingswerelden. Een zekere afstand tussen regeerders en geregeerden is dus al zo oud als de politiek zelf, maar vandaag voelen we de frictie tussen totaal verschillende belevingswerelden die niet meer op elkaar inhaken.
Januari 2015 lanceerde ik de stelling dat burgers zoeken naar een nieuwe elite, als deel van de aankondiging van mijn boek Avondland en Identiteit (Aspekt 2015):
‘’Nederland is af!’, beweerde in 1995 het Paarse kabinet. Pim Fortuyns opkomst toonde barsten in dit wereldbeeld. De eenentwintigste eeuw bracht nieuwe omwentelingen en oude conflicten laaiden opnieuw op. Economisch (het Westen tegen China), religieus (Occident versus Islam), militair (Europa contra Rusland). Aanvankelijk keek men op naar neoliberale self-made men als Rijkman Groenink, Dirk Scheringa en Jordan Belfort. Ondertussen groeiden de schuldenbubbels: banken en zelfs hele landen gingen failliet – de belastingbetaler moest bijspringen en de bevolking begon haar ‘elite’ te wantrouwen. Voorbeeld is Dominique Strauss-Kahn, een oude socialist die in woord het marxisme beleed en praktisch een libertijnse, welhaast ontwortelde levensstijl had. De werkeloosheid groeide en de spanningen stegen, zeker in binnenwijken. De cultuur bleek te politiek correct geworden en burgers voelden zich vernacheld door hun ‘bovenbouw’. Dat wil zeggen door wetenschappers, mediamakers en politici. Het protest is algemeen doch mist cohesie. Mensen wantrouwen doelen die het individu overstijgen en niet tot onmiddellijk tastbaar resultaat leiden. Het vormen van een nieuwe elite is mede hierdoor een moeizaam proces.
Studenten houd ik altijd voor dat alles staat en valt met het verhelderen van begripsdefinities. Laten we de term ‘elite’ nu opvatten als de (bijvoorbeeld Hilversum- of Reyerslaan-)media, de politieke scoutingcommissies, vakbonden, topambtenaren, financiële sector, multinationals en entertainmentindustrie, die innig verstrengeld zijn en een gelijksoortig sociaal-liberaal ‘kosmopolitisch’ wereldbeeld delen. Als het definiëren van zo’n elite wat complot-achtig aandoet, bedenk u dan dat dit niet zo is: de Amerikaanse gerenommeerde historicus Christopher Lasch (1932-1994) beschreef de verstrengeling van deze belangen en wereldbeelden al in The Revolt of the Elites and the Betrayal of Democracy (1994). Lasch typeerde de ‘superklasse’ die ontstond als ‘symbool-analisten’, bedoelend dat zij de voeling met de tastbare economie kwijtraken. Hun steeds abstractere wereldbeeld gaat uit van een theoretisch universeel wereldburgerschap: dit is het wereldbeeld van de homo economicus dat zich geen rekenschap geeft van lokale wortels, banden en tradities. Dit zien we vandaag terug in de opschalingdiscussie en het rendementsdenken. Volgens Lasch waren de kiemen van de klassenstrijd tijdens zijn leven ingezaaid.
Van een klassenstrijd is vandaag nog geen sprake – van een klassenvervreemding zeker wel. ‘Of het nou gaat over de opvang van vluchtelingen, het tekenen van een associatieverdrag, terreuraanslagen of de rol van religie, het debat wordt door boze burgers én elite gevoerd op leven en dood.’ schrijft Veelo. ‘Boze burgers kunnen schelden, maar de elite kan er ook wat van. Via nieuwe en oude media. Een voorbeeld: het dedain van columnist Arnon Grunberg voor het gewone volk druipt dagelijks van de Volkskrant. De haat voor het ‘verwende’ mokkende deel van de natie.’
Hier heeft hij zeker een punt. Grunberg is een typisch voorbeeld van zo’n ‘Revolting Elite’. Meer dan een jaar na mijn aankondigingsartikel zien we hoe die elite wanhopig probeert terug te vechten. Bijvoorbeeld door Wilders voor het gerecht te brengen of door Hirsi Ali te bashen in praatprogramma’s op de publieke omroep. Enkele weken geleden werd nog gepoogd om Thierry Baudet onder tafel te laten praten door Rob Riemen van het Nexus Instituut. Dat faalde erbarmelijk toen Riemen dr. Baudet van nationalisme beschuldigde, waarop Baudet rustig uitlegde dat nationalisme niet enkel negatief is. Riemens grote held de Duitse schrijver Thomas Mann was bijvoorbeeld een nationalist met afkeer van het nazisme.
In Veelo’s column zie ik twee belangrijke parallellen met mijn proefschrift. Ten eerste het terugvechten door de elite. Eurocommissaris Frans Timmermans verklaarde onlangs dat hij met Google, Twitter, Facebook en Microsoft in overleg is om hate speech op het internet aan te pakken. Dit is de oorlog om het internet, want alternatieve media kunnen het nieuws- en informatiemonopolie van de symboolanalisten doorbreken. Echter, het onderscheid tussen haatzaaierij en een oprechte kritiek op de multiculturele samenleving, is zélf een politieke kwestie en dit hoort niet bij privébedrijven geparkeerd te worden. Het raakt aan mijn proefschrift omdat ik er dieper inga op The Circle (2013) door Dave Eggers. Daarin ontstaat een vergelijkbaar conglomeraat van sociale media- en overheidsmacht.
Ten tweede herken ik de verhitte stemming die het hele publieke debat dooradert. Dit kunnen we vergelijken met een koortsachtige fase in de vaderlandse geschiedenis, namelijk het conflict tussen Orangisten en Patriotten. Beiden kampen hadden een eigen pers – uiteindelijk ontstond een staatsgreep die door een Pruisische interventie moest worden opgebroken.
De Patriotten trokken zich terug naar Frankrijk en in het kielzog van Napoleon kwamen ze hier uiteindelijk aan de macht. Vervang ‘Patriotten’ door ‘PVV’ en ‘Napoleon’ door ‘Marine le Pen’, en apocalyptische scenario’s dienen zich aan. Vooral ook omdat Frankrijk er als militaire macht binnen Europa nog echt toe doet. PVV-supporters zijn natuurlijk geen meerderheid van de bevolking, evenmin als het Front National dat in Frankrijk als geheel is, maar als minderheid zijn ze wel fanatieker én meer sneuvelbereid dan hun hedonistisch-kosmopolitische tegenstrevers. Nu we dan toch speculeren voegen we daar aan toe: een Duitsland dat onder Merkel in een totale impasse raakt, plus een non-interventionistische VS onder Donald Trump. Brexit anyone?
Ondanks dat dit scenario maar wilde speculatie is in het kader van 1 april, adviseer ik toch iedereen om bij voorbaat kennis te nemen van ‘Clubkoorts en Revolutie’, het werk waarop Geerten Waling binnenkort promoveert. Omdat het wel eens een goede handleiding c.q. survival guide zal kunnen bieden voor het Europa dat nu aanbreekt.
Sid Lukkassen (1987) studeerde geschiedenis en filosofie. Hij is onafhankelijk denker, vrijwillig bestuurslid van de Vlaamse Club Brussel en inspirator van De Nieuwe Zuil. Hij schreef onder andere 'Avondland en identiteit' en 'Levenslust en Doodsdrift'. Hij promoveerde op 'De Democratie en haar Media'.
‘Delirium’ brengt de roerige periode rond de moord op Theo van Gogh weer tot leven. Het boek is echt de moeite waard!
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.