De grootste strateeg zit in Laken
M/V of politicus van het jaar is volgens Colette Eerdekens ene meneer F uit Laken. Superstrateeg, waarbij Bart De Wever en Elio Di Rupo verbleken. Een terugblik op 2014 en een vooruitblik op de volgende federale regering.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet jaar 2014 zit er op, en dus viel ’t allen kant te lezen wie of wat door selecte redacties of massale lezersinbreng werd ‘gekroond’ tot sportvrouw van het jaar, lul van het jaar, politicus/a van het jaar, woord van het jaar, hebbeding van het jaar … en ga zo maar door. Er leek geen eind aan te komen. Tenzij ze ergens onvergeeflijk onopgemerkt is gebleven, ontbrak evenwel één categorie in dat overvloedige aanbod: wie mag zich ‘strateeg van het jaar’ noemen?? Geen geringe prestatie nochtans, in een jaar waarin heel wat strategische spelletjes werden vertoond, zelfs als de selectie beperkt blijft tot het binnenlands toneel.
Elio
Elio di Rupo? De incarnatie van de ‘American Dream’ op Belgische schaal? De politicus die jaren geleden een vuige hetze-campagne in een zogenaamde kwaliteitskrant doorstond en overleefde? De man die tweeëneenhalf jaar lang een tegennatuurlijke regeringscoalitie bij elkaar hield van de drie traditionele vaderlandse politieke families? En die daar vooral in slaagde door al die tijd met bewonderenswaardige handigheid de loodzware problemen te negeren die dit land langzamerhand wurgen, door angstvallig elke diepgaande ingreep te vermijden en door net genoeg te hozen om niet te verzuipen. Lijmen deed ie, maar dan op welhaast Olympisch niveau.
Alleen: dat waren prestaties uit het verleden. De echte strijd om de titel werd uiteraard pas uitgevochten nà de verkiezingen van mei 2014. En het moet gezegd: Di Rupo weerde zich meesterlijk. Van de kiezers kreeg hij (anders dan in 2010: zelfs in Vlaanderen!) een voldoende meerderheid om door te gaan met zijn tricolore combine. Maar dat was wel het laatste wat hij wou.
Beter dan om het even wie had Di Rupo uit de voorbije regeringstermijn immers geleerd dat het vanaf 2014 pas écht zou gaan ‘pijn doen’ wilde België aan de elementairste Europese eisen voldoen. Een land dat al ongeveer een kwart eeuw boven zijn stand leeft krijg je nu eenmaal niet gesaneerd met wat kosmetische handigheidjes.
En als doorgewinterd sociaaldemocraat had hij vaak genoeg horen verkondigen dat je ‘een rechts beleid moet laten uitvoeren door een rechtse regering’, je ondertussen beperken tot verontwaardigde kreten, buiten schot blijven en vervolgens na een deugddoende oppositiekuur weer gaan meeregeren en de vruchten plukken van het herstel. Hoewel tijdens de campagne en meteen daarna zowat alle waarnemers mikten op een heruitgave van de zespartijenregering onder Di Rupo, moest de gedoodverfde premier er dus alles aan doen om dat scenario onmogelijk te maken.
In bad
Dat leek op het eerste gezicht gemakkelijk: het was een publiek geheim dat de Vlaamse christendemocraten onder geen beding nog eens zouden toetreden tot een regering waarin de N-VA niet ‘mee in het bad’ werd getrokken; ook hùn zelfvernietigingsdrang kent blijkbaar grenzen. Daar stond tegenover dat alle Franstalige partijen – en de PS uiteraard het luidst – hadden verkondigd onder geen beding in een regering te willen zetelen samen met de N-VA.
Theoretisch maakte een heruitgave van de vaderlandslievende tripartite dus geen kans. Althans: voor zover de christendemocraten zich aan hun voornemen zouden houden. Maar laat dàt nu precies een veronderstelling zijn waarop geen enkel ervaren politicus ook maar één eurocent zou durven verwedden …
Dus koos Di Rupo in een magistrale ingeving voor de vlucht vooruit: door op Brussels en Waals regionaal niveau de liberalen zo brutaal te schofferen dat ze onmogelijk nog met zijn PS in een federale coalitie zouden willen zitten. In één moeite door kon zo’n (zelfs naar Belgische maatstaven ongebruikelijke) kaakslag de liberale partijleiding én achterban zo woedend maken dat zij zich aan hun vroeger gezworen eden niets meer gelegen lieten, en toch met de N-VA in zee gingen. Die woordbreuk – maar vooral: de harde spaarkoers die de nieuwe regering wel zou moéten volgen – zou dan bij de volgende verkiezingen een fors verlies opleveren voor de MR, en dus de PS weer tot onbedreigde marktleider maken. Prachtig. En ongetwijfeld goed voor een ereplaats op het schavotje der grote strategen. Maar de eerste plaats?
Bart
Neen, dan Bart De Wever. De joviale rebelse jongeman van weleer wordt inmiddels door vriend en vijand erkend als een zeer gewiekst strateeg én tacticus. Een natuurtalent dat alle andere partijen de N-VA benijden. Met een charisma dat hem in staat stelt zijn volgelingen ook de onwaarschijnlijkste bochten te doen slikken (zoals die andere charismatische leider het hem meer dan tachtig jaar geleden voordeed; maar dat is een ander verhaal…).
Wat heet overigens ‘bocht’? Dat een sociaaleconomisch herstelbeleid voor het hele koninkrijk plots tot prioriteit werd gebombardeerd in plaats van een zoveelste staatshervorming (waarvoor zogenaamd geen partners zouden te vinden zijn, maar waarmee men vooral geen blijf wist), is dat een bocht? Dat uit de oude VU-slogan ‘sociaal en federaal’ het eerste adjectief moest verdwijnen – is dat een bocht ? Of is het niet veeleer zo, dat de kleinburgerlijke ‘grondstroom’ in de Vlaamse Beweging altijd al de toon aangaf, en de extreemrechtse franje altijd al elke potentiële Vlaamse vooruitgang liet schieten indien die ten koste moest gaan van het eigen, drammerige rechtse gelijk? En waarom in vredesnaam zou die Vlaamse Beweging nog enige relevantie hebben, aangezien de N-VA-voorzitter vond dat ze maar beter zichzelf kon opdoeken?
Zoveel was voor De Wever (ten laatste sinds 2010) duidelijk: indien hij zijn formatie min of meer ‘incontournable’ wou maken, moest hij daarvoor de stemmen halen in de grote (van centrum- tot extreem-) rechtse vijver met bijna vier miljoen kiezers. Aan Vlaamse zelfstandigheid hadden en hebben de meeste van die kiezers nauwelijks een boodschap, maar één ding stond voor hen vast: dat het in België echt niet meer verder kon zoals het ging – een mening die overigens buiten dit land werd en wordt gedeeld door ongeveer iedereen met een minimale kennis van zaken.
Dus beloofde De Wever ‘verandering’ als voorwaarde voor ‘vooruitgang’. Verrassend was dat wel: de zogenaamde rabiate separtisten die nu alles op alles zetten om het koninkrijk er weer bovenop te helpen. Paradoxaal inderdaad. Maar geen echte tegenstelling.
Pijnlijk
De Wever stak immers ook al tijdens de campagne zijn ware bedoeling niet onder stoelen of banken: de noodzakelijke saneringspoperatie zou (zeker indien ze volgens rechtse recepten werd doorgevoerd) bijzonder pijnlijk aankomen in Wallonië. Ingevolge de staatshervorming van Di Rupo I worden immers een aantal bevoegdheden overgeheveld naar de gewesten, maar dan zonder alle financiële middelen die daarbij horen … terwijl nu ook de gewesten moeten bijdragen tot de budgettaire sanering van het koninkrijk. En aangezien het zo goed als ondenkbaar was dat de PS niét mee zou regeren op (tenminste) Waals en Brussels niveau, zou die partij in een onhoudbare positie terechtkomen tussen het aambeeld van onvermijdelijke bezuingingen en de steeds feller beukende hamer van de communistische PTB.
Om van het rechtse Vlaamse juk bevrijd te worden zou de PS – met in haar kielzog de Waalse politici van om het even welke kleur – dus binnen de kortste keren zélf vragen om een verregaande boedelscheiding, zo probeert De Wever zichzelf en zijn partijgenoten wijs te maken. Wijsmaken?
In elk geval loert hier een fenomenale misrekening om de hoek. Want je kan natuurlijk niet blijven staande houden dat Wallonië en (in mindere mate) Brussel nog jààààren afhankelijk zullen zijn van transfers uit Vlaanderen – en die gang van zaken ook accepteren in een regeerakkoord! – en tegelijk verwachten dat ze die geldstroom vrijwillig zouden afsnijden om een eigen koers te kunnen varen en minder te hoeven besparen. Dat is geen paradox meer, dat is een échte tegenstelling.
Niet zonder reden heeft de staatshervorming van Di Rupo er – met instemming van de vier traditionele partijen in Vlaanderen – voor gezorgd dat de transfers grotendeels blijven wat ze zijn: niet transparant, niet resultaatgebonden en niet beperkt in de tijd. Nu ze voor nog meer eigen bevoegdheden verantwoordelijk worden zouden de Franstalige bewindslieden wel gek zijn om die bron van inkomsten (‘waar alleen de Vlamingen last van hebben’ zoals een voormalige en huidige vicepremier dat subtiel-sadistisch formuleert) af te snijden. Neen, De Wever krijgt in de strategen-competitie niét de ereplaats.
Het plan F
Wie wordt dan wel de kampioen-strateeg van 2014? Daarover kan geen twijfel meer bestaan: ene heer F, die opereert vanuit Laken. Die had meteen na de verkiezingen van mei 2014 een bijzonder vernuftig – en zelfs stoutmoedig! – plan uitgeknobbeld, met natuurlijk als hoofdbekommernis: België redden.
Zijn ‘plan F’ berustte op drie pijlers: het verder uiteenvallen van het land een halt toeroepen (lees: de N-VA verpletteren), het verder afbrokkelen stoppen van de steunpilaar bij uitstek van de monarchie (lees: de PS electoraal buiten schot houden), en vooral, vooral, eindelijk de drastische hervormingen doorvoeren die nodig zijn om de verzorgingsstaat min of meer overeind te houden.
De eerste doelstelling werd door allerlei kortzichtige conservatieven op gejuich onthaald, tot bleek hoe men dat wou aanpakken: door die snoodaards van separatisten in de federale regering te loodsen! Gelukkig konden zij worden gerustgesteld met de magische formule uit Lampedusa’s Tijgerkat: ‘il faut que tout change, pour que tout reste la même chose’. In het Frans geciteerd, uiteraard.
Al bij al viel het nog mee om het vaderlandse establishment over de streep te trekken: de centen-rechtsen snakten al lang naar een drastisch rechts beleid waartoe tot dusver geen enkele Franstalige partij bereid was, de patriotisch-rechtsen konden zich vinden in de gedachte dat de regeringsdeelname veeleer het einde van de N-VA zou betekenen dan dat van België, en allen kregen de verzekering dat de pijn vooral de middenklasse zou treffen, en niét de echte rijken. Vooruit dan maar!
Vervolgens moest worden verduidelijkt waarom de PS buiten de regering moest blijven. Als je de bevolking doet lijden moet je dat toch doen met de socialisten in de regering, had men in de betere kringen met scha en schande geleerd. Waarom zou dat nu niet meer gelden? Niet alleen omdat mét die partij van een ingrijpend saneringsbeleid – hoe dringend ook – geen sprake zou zijn, zoals de vorige regering overtuigend had aangetoond.
Maar vooral omdat te allen prijze moest worden vermeden dat de noodzakelijke besparingen de PS een nieuwe afstraffing zouden kosten: in Laken weet men immers zeer goed dat – hoe anders dan 65 jaar geleden! – de PS de trouwste dienaar, steun en toeverlaat is van de monarchie. En dus onderschreef men enthousiast de bekende stelling dat een rechts beleid moet worden overgelaten aan een rechtse regering. Hoewel. Helemààl niet meebesturen zou fataal kunnen zijn voor het cliëntelisme waarop de PS sinds generaties steunt. Dus werd Di Rupo’s “fuite en avant” naar de Waalse en Brusselse regering op goedkeurend gemompel onthaald.
Om de christendemocraten ervan te overtuigen niét in een regering te stappen zonder N-VA was weinig moeite nodig. ‘Jullie willen toch niet eindigen zoals dat partijtje van klein Tobbackske?’ kregen de CD&V-leiders met een minzame grijns toegefluisterd. ‘Natuurlijk zal het ACW soms lastig doen, maar jullie weten zeker even goed als wij dat die strapatsen alleen maar bedoeld zijn om een zo gunstig mogelijke afwikkeling uit de brand te slepen voor het Arco-schandaal’. ‘Trouwens, zo ging F verder, jullie zullen die mensen nodig hebben om permanent stokken in de wielen te steken van een coalitie die hier in Laken uiteraard alleen maar als noodzakelijk kwaad wordt naar voren geschoven. Zodat uiteindelijk door de mislukking van dit kabinet weer bewezen zal zijn dat alleen de christendemocraten écht geschikt zijn om als staatsdragende partij dit land te regeren.’
Staatsdragend
Staatsdragend. Een woord dat het altijd deed bij politici die zichzelf graag als staatlieden zagen. Ook op de Franstalige liberalen had het woord zijn effect niet gemist. Maar bij de N-VA moest je daarmee natuurlijk niet afkomen. Nog niet. ‘Die kerel wil alleen maar staatsman zijn van een Vlaamse staat. Terwijl hij toch slim genoeg is om te weten dat die er nooit zal komen. Verdorie, hoe lijm je zo iemand?’ gromde F. Dan maar naar een eeuwenoude dubbelstrategie gegrepen: ’the stick and the carrot’, ofte de stok en de wortel. De stok: het ego van de tegenstrever provoceren. De wortel: het ego strelen.
‘U hebt het gemakkelijk, mijnheer De Wever. U bekritiseert alles en nog wat in dit koninkrijk, maar u ontloopt uw verantwoordelijkheid wanneer u de kans krijgt er iets aan te doen. Pfff. Uw recepten zijn goed, maar u hebt de moed niet om ze in daden om te zetten. Ik zal u zeggen waarom: omdat u bang bent dat uw aanpak zou bewijzen dat dit land wél kan functioneren. Haha! Dat zou het toppunt zijn: het land er bovenop helpen om het vervolgens te laten ontploffen. Dat is – als ik me een vergelijking mag veroorloven die in uw kringen toch zal begrepen worden – alsof je een mishandelde gevangene oplapt om hem vervolgens te fusilleren. Schijnheilig is nog het minst beledigende woord dat ik hiervoor kan verzinnen.’
En dan de wortel. ‘Terwijl u met uw talent toch zoveel beter zou kunnen. Wat Joris Van Severen niet wou en Frans Van Cauwelaert niet kon, dat ligt nu voor het grijpen: via democratische mechanismen dit land laten regeren door de Vlamingen. Dàt is pas geschiedenis schrijven, zal de historicus in u moeten erkennen.’
Ach, die De Wever was nog de kwaadste niet. Die zou zonder aarzelen zijn staatshervormend programma laten voor wat het was (‘une chimère’) als hij maar zijn antisocialistische obsessie kon doorzetten. Maar, zou wijlen Dehaene zeggen, quid N-VA-achterban? Hoe lang zou hij die kunnen zoethouden met de illusie dat uiteindelijk de Franstaligen zelf om de splitsing van het land zouden vragen om toch maar van die sociale paardenremedies verlost te geraken?
Geen nood. Echt lang hoefde het allemaal niet te duren. Tot immense verbazing van F viel zo goed als nergens te lezen of horen dat de regeringen die nu aantraden hoegenààmd niet in het zadel zaten voor volle vijf jaar. Ook met een legislatuurparlement kon je immers nog tijdens die vijf jaar van coalitieformule wisselen. En op federaal niveau was de mogelijkheid van vervroegde verkiezingen wel degelijk nog voorhanden.
Want dàt was immers het sluitstuk van het hele plan-F. Een rechtse regering met ‘le Kärcher social’ tekeer laten gaan tot het ergste puin is geruimd, ze opblazen zodra een (althans voor de ACW-top …) aanvaardbare Arco-oplossing is binnengehaald, een beetje Lakens theater en dan snel vervroegde verkiezingen, waarin N-VA alleen nog kan rekenen op de kiezers-uit-blinde-trouw, en vervolgens weer een vertrouwde formule met de drie traditonele families, waarin de gehalveerde MR zich bijzonder bescheiden zal opstellen en de christendemocraten weer hun oude glorie hervinden.
Zodat het trieste experiment met de N-VA als gelaïciseerde ‘nouveau CVP’ snel kan worden vergeten. En de PS kan profiteren van het vuile werk dat anderen voor haar hebben verrricht, en dat ze vanzelfsprekend niet ongedaan zal maken.
Misschien niet echt eenvoudig, dat plan, maar wél geniaal. De super-strateeg van 2014 is dus: de heer F te Laken. Maar hij heet niet Filip.
Foto: (c) Reporters
‘Re-thinking Belgium’ organiseerde een studiedag over het Belgische perslandschap, dat weinig Blegisch blijkt te zijn.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.