De islam, het geweld en de uitweg
Liever dan eindeloos de riedel te herhalen hoe gevaarlijk de islam wel is, zoek ik naar een oplossing
foto © Pexels (Pixabay, CC0)
In de islam vinden we drie stromingen. Ten eerste één die meer antropologie dan religie is. Dan de salafisten. En dan de dromers.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn een (door mij althans) gewaarde bijdrage De zwakheid van het mohammedanisme bracht Rob Lemeire verslag uit van mijn debat met Khalid Benhaddou, voorzitter van het platform van Vlaamse imams, plus intrigerende bedenkingen over het gedrag van de ‘zaal’. Daarop volgden nogal wat commentaren (136 tot nu toe), waarvan velen zich op details vastpinden (of Doorbraak-lezers fietsen) en anderen hun eeuwige mantra herhaalden dat wie niet moord en brand schreeuwt er niets van begrepen heeft en zelfs een collaborateur is. Tussendoor toch ook wel stemmen van mensen die niet voorgeprogrammeerd zijn en nadenken. Daar dient Doorbraak mijn inziens voor, het lijkt mij daarom geen overbodige luxe om de tekst van mijn spreekbeurt te publiceren. Wie dan boos wil zijn, weet meteen op wie hij kan schieten.
De islam als een antropologie
Is de Islam gewelddadig? De vraag is: welke islam? Ik bedoel dan niet een onderscheid te maken tussen de diverse strekkingen binnen de islam, tussen shi’isme en sunnisme, tussen de sektes daarbinnen, tussen wahhabieten en moslimbroeders enzovoort. Ik bedoel de islam zoals hij zich aan ons, als onvoorbereide ongelovigen, voordoet. Ik zie dan drie vormen: ten eerste de volksislam; ten tweede de salafistische radicalen, die ik liever neomohammedanen noem; en ten derde de zogeheten ‘moderne’ moslims of deradicaliseerders, die ik fantasten noem. Eerst de volksislam.
De volksislam is voor mij de grote massa van moslims voor wie hun geloof eerder een antropologische traditie is dan een religieuze beleving: sommigen herhalen vijfmaal daags enkele verzen die ze vanbuiten geleerd hebben uit de Koran (die ze meestal niet gelezen hebben); ze vasten bijna allemaal tijdens de Ramadan zonder zich echt vragen te stellen bij de absurditeit daarvan, bijvoorbeeld de berekening van het precieze uur waarop ze een glas water mogen drinken; en ze geven soms aalmoezen (salat), liefst aan medemoslims. Over het algemeen zijn het goede medeburgers.
Dat is de reden waarom er met de eerste generatie gastarbeiders uit Marokko en Turkije weinig problemen waren. Zelfs van de afspraak die bij hun overkomst circa 1964 met de mijndirecties was gemaakt, dat ze tijdens de werkuren zich even konden terugtrekken om te bidden, werd nauwelijks gebruik gemaakt. Ze werkten hard, spaarden veel, en hoopten na een aantal jaren triomfantelijk terug te keren naar huis. Wat nooit gebeurde, feitelijk omdat ze het hier beter vonden. Dus lieten ze geleidelijk aan hun gezin overkomen, omdat er hier betere scholen waren, betere ziekenhuizen en over het algemeen een interessante sociale zekerheid, waar zij volop van genoten. Waar zij ook recht op hadden, want zij hadden ervoor gewerkt. Dat lokte dan weer volgmigratie uit, en die was niet altijd positief ingesteld.
De komst van uitgezonden imams
Alles veranderde met de tweede islam, de propaganda van de uitgezonden imams. Hun komst werd actief gestimuleerd door de landen van oorsprong die controle wilden behouden over hun staatsburgers die verboden werd hun oude nationaliteit op te geven, ook als ze ‘snel Belg’ werden. Die imams leerden de kinderen van de migranten een islam aan die haaks stond op de wereld waarin ze leefden. Meestal bestond dat uit het reciteren van verzen van de Koran in een taal die velen van huis uit niet eens geleerd hadden. Als ze die verzen niet uit het hoofd kenden, kregen ze — en dat weet ik van een jonge moslim die het onderging — van de stok. Maar dat werd zorgvuldig verborgen gehouden voor onze autoriteiten. Er deed zich ook gettovorming voor, ‘bruine’ wijken, opgedeeld naar nationaliteit. Turken en Marokkanen samen, dat verdroeg zich niet. Er ontstonden spanningen. Oorspronkelijke bewoners, vaak oudere mensen, voelden zich niet meer thuis en emigreerden naar bejaardentehuizen. Hun kinderen verkochten hun erfenis met verlies. Dat zette vanzelfsprekend kwaad bloed.
De reden dat de islamitische ouders hun kinderen naar die wereldvreemde zondagsscholen stuurden, had deels te maken met sociale druk, deels met een gevoelen van vervreemding: die mensen liepen hier verloren in een wereld die ze materialistisch wel waardeerden, maar ideologisch niet begrepen. Dus grepen ze terug naar gebruiken die ze van huis uit kenden. Karikaturaal ongeveer zoals de Vlamingen van Chicago regelmatig Eddy Wally uitnodigden om met zijn meezingers wat te zwelgen in nostalgie.
De reactie van de Boze Blanke Man
Maar dat bevredigde de jongeren niet, want ondertussen was er hier een nieuw fenomeen ontstaan, dat van de polarisatie. Niet tussen allochtonen en autochtonen, maar binnen de autochtone bevolking zelf. Die polarisatie was niet het werk van de islam, en zelfs niet van de islambashers, maar van de politiek correcte intellectuelen (poco’s). Zij gingen de vreemdelingen die hier aangespoeld kwamen een ideologie van victimisme aanpraten, of die bij hen versterken, namelijk dat zij overal en altijd het slachtoffer waren van discriminatie. Dat hoorden die mensen graag want zij zijn afkomstig van een cultuur van de schaamte waarin elk persoonlijk falen wordt weggeredeneerd en er altijd naar externe oorzaken wordt gezocht. Bovendien berust geheel de overlevering van hun profeet Mohammed op de bewering dat hij moest vechten omdat hij vervolgd werd, terwijl de Hadith een heel ander verhaal vertelt. Waarom zijn troepen trouwens in Damascus moesten gaan vechten, legden de Korangeleerden nooit uit, maar volgens de imams bevinden de moslims zich hier in een vijandige wereld, in dar al-suhl, het land dat nog niet geïslamiseerd is.
Alle min of meer normale frustraties, die helaas organisch verbonden zijn met migratie en met een lager sociaal vertrekpunt, werden door onze poco-intellectuelen uitgelegd vanuit de boosaardigheid van de boze blanke man. En dus wisten ze er een antiracismewet door te duwen die de lokale bevolking in het verdomhoekje duwde. Daar hadden vooral de mensen in de volkswijken last van, die geleidelijk de plaats aan het ruimen waren voor migranten, omdat ze hun oude buurt niet meer leefbaar vonden. Zij durfden zich zelfs niet meer te beklagen. Toonaangevend in dat masochistisch vernederen van de autochtone bevolking waren Paula Dhondt en het door haar opgerichte CGKR, vandaag Unia.
De totalitaire Bermuda-driehoek
Van die omkering der waarden profiteerde dan weer een reële racistische kern, die was overgebleven uit de Vlaamse collaboratie van tijdens de oorlog en met Filip Dewinter een jong en dynamisch boegbeeld kreeg. Hij ging inspelen op de rancune van die vermaledijde autochtone bevolking en dat leidde het Vlaams Blok bijna twintig jaar lang van succes naar succes. Voor een stuk kreeg Dewinter de wind in de zeilen van Johan Leman. Ik analyseerde dat fenomeen in mijn eerste boek van 2005, ‘De Open Samenleving en haar Nieuwe Vijanden’. Daarin stelde ik dat onze democratie dreigde weggezogen te worden in een Bermuda-driehoek van politiek correcten, neomohammedanen en neoracisten.
De opmars van die neoracisten bezorgde de twee andere stromingen de argumenten die zij nodig hadden: de poco’s zagen bewezen wat zij wilden bewezen zien en ontpopten zich tot dhimmi’s, ondergeschikte dienaars van de islam. Zij gingen onder andere de hoofddoek achter loketten verdedigen om te tonen hoe verdraagzaam en moreel verheven zij wel zijn boven het gewone volk. Maar ook de radicalen, de salafisten, profiteerden daarvan. Zij gingen de losgeslagen jongeren nu via internet bewerken met een islam die hun ouders nooit gekend hadden. Een islam die teruggreep naar hun profeet in Medina, die wereldwijd verkondigd werd door onder andere Saudi-Arabië, en die effectief gewelddadig was en is. Ik noem deze stroming, in onderscheid met de volksislam, het mohammedanisme, de zuivere leer van de profeet van Mekka in een nieuw en soms modern jasje.
Voor dat probleem had alweer Filip Dewinter een slogan gevonden: de radicale islam zit in de zogeheten gematigde islam als een poppetje in een Russische matroesjka. Hoe harder hij dit echter riep, hoe meer de poco’s betoogden dat de ‘ware’ islam een vredelievende islam is. Zij wisten echter niet waar zij over praatten, en ze weigerden zich ook te informeren. Zij kregen als boegbeeld een Britse dame, Karen Armstrong, die ooit nog bijna een katholieke non was geweest, en die in verschillende boeken van Mohammed bijna een katholieke heilige maakte. Zij creëerde de Mohammed waar de poco’s behoefte aan hadden. Academici gingen ondertussen een ingewikkelde redenering opzetten om aan te tonen dat Mohammed misschien nooit had bestaan. Zij dachten zo van hem af te raken, maar vergaten één zaak: zolang de salafisten geloven dat hij heeft bestaan, werkt zijn invloed door, of hij nu bestaan heeft of niet.
Dat eeuwige slachtoffercomplex
Maar ten derde dan. Uit dit westers poco-denken, dat het licht van de zon ontkent en weigert de basisteksten van het mohammedanisme te lezen, ontstond de marginale maar van overheidswege aangemoedigde beweging van de moderne imams of deradicaliseerders, waar onze vriend Khalid Benhaddou toe behoort. Zij verkondigen een islam die zeker nooit bestaan heeft en niet kan bestaan, want hij staat haaks op hun eigen bronteksten, op de Koran en de Hadith.
De paradox is echter, en daar feliciteer ik hen mee, dat zij met hun fantasie succes hebben gehad, of liever; dat hun fantasie ook bij de moslims doordringt bijna tegen hun pogingen in. Dat is duidelijk geworden tijdens de recente verkiezingen: nadat men maanden geroepen had over de verovering van Europa door de islam en schrikbeelden werden opgevoerd in de media over de partij Islam in Brussel, die mannen en vrouwen gescheiden op de bussen wilde; of over Be.One van Abu Jahjah, die met steun van enkele dhimmi’s blijft verkondigen dat Libanezen als hij hier gediscrimineerd worden; na heel die angstzaaierij bleek dat niet slechts geen enkele islamitische of crypto-islamitische partij doorbrak. Ze gingen in de urnen in rook op. In mijn analyse is dat omdat de moslims helemaal niet homogeen kiezen, maar zich volgens dezelfde lijnen verdelen als de Vlaamse kiezers. De ideologie die hen meestal wel bindt is niet een soort vaag islamisme of salafisme of mohammedanisme, maar een victimisme, het gevoelen eeuwig een slachtoffer te zijn. Een gevoelen dat ik ook terugvind in het boek van Khalid ‘Is dit nu de islam?’.
Eerst dit: er staan veel goede dingen in dat boek. Maar als ik het hoofdstuk over ‘bruggen bouwen’ doorblader, dan zie ik dat dit vol staat met geklaag over ‘uitsluitingsmechanismen’ (p. 79), ‘het onderwijs dat hen de rug heeft toegekeerd’ (p. 85), de nood aan ‘volwaardig burgerschap’ (p. 89) ‘het onderwijs dat hen niet de kansen geeft die ze verdienen’ (p. 95), ‘de moslimgemeenschap die te weinig mag spreken’ (p. 96), ‘politieke partijen die het niet durven opnemen voor de moslims’ (p. 98), ‘discriminatie op de arbeidsmarkt’ (p. 112), ‘te weinig allochtoon personeel in de welzijnssector’ (p. 114), ‘stigmatiseren van voorstellen van moslims’ (p. 121), ‘polarisering binnen de media (p. 123). Enzovoort.
Een indigestie door het gezeur
Terwijl de realiteit heel anders is: nergens in de islamitische landen kregen gewone moslims ooit zoveel kansen als in de wereld van de bange blanke man. Nergens kregen hun kinderen beter onderwijs, hun gezinnen betere gezondheidszorg. Horden sociale assistenten lopen rond om erover te waken dat zij overal aan de bak komen en gehoord worden. De politieke partijen bevatten bijna allemaal disproportioneel veel kandidaten met islamitische namen. In de media worden zij met open armen ontvangen, als zij zich tenminste aanbieden.
Dat zij die kansen vaak niet waarderen; dat veel jongens er niets van bakken op school (wat heel anders is voor meisjes die soms weggehouden worden uit school); dat ligt niet aan onze samenleving; maar aan de samenleving waar zij uit afkomstig zijn en die een constante druk op hen uitoefent. Dat gebeurt via oude gewoontes — zonen die opgevoed worden als kleine sjeiks, meisjes die niet hun eigen huwelijkspartner mogen kiezen — en wordt aangemoedigd door de moskeeën. Maar ook via de consulaten die subtiele anti-integratieboodschappen uitzenden waar men zich veelal niet bewust van is. Als er vandaag een weerzin ontstaat in de publieke opinie tegen de islam, dan heeft dat niet te maken met een gebrek aan openheid van de overgrote meerderheid van de autochtonen, maar met een indigestie omwille van de overduidelijk valse klaagzangen. Omwille van het gezeur eigenlijk. Dat willen de politiek correcten dan doorbreken met ‘mystery calls’ om autochtonen op ‘racisme’ te betrappen. Terwijl die mensen vaak gewoon schrik hebben voor huurders met een andere wooncultuur.
Islambashen brengt niet op
Ondertussen wijst alles erop dat de islambashende partijen, zoals bij ons het Vlaams Belang, maar in beperkte mate terrein winnen of herwinnen. Wilders in Nederland maakt veel lawaai maar hij stagneert al jarenlang rond twaalf à dertien procent en dat lijkt ook het geval te zijn met de overroepen Alternative für Deutschland. In Antwerpen, waar Filip Dewinter zijn partij in de laatste stembusgang aanvoerde, blokkeerde het Blok zelfs volkomen. Het haalde er in 2006 nog 37 procent, zakte in 2012 tot een historisch lage score van 10,2 procent, en klom in 2018 0,3 procent naar de al even lage score van 10,5 procent.
Alle voorwaarden voor een politiek van bruggen bouwen zijn dus voorhanden en toch lijkt dat steeds minder te lukken. Welk is nu het probleem? Het probleem is dat de volksislam intuïtief een uitweg zoekt uit het salafisme en het jihadisme, maar door de praatjes van de deradicaliseerders een pseudo-uitweg aangeboden krijgt, die zij ophangen aan ‘de geest van de islam’. Maar die staat haaks op de letter van de Koran. De grote massa laat zich graag in slaap wiegen, want zij wil niet het geweld en de eeuwige confrontatie, zij wil haar leven hier opbouwen en velen doen dat met veel succes en inzet. Tegelijkertijd weigert de modale moslim zich publiek te distantiëren van het geweld dat ook door de meeste imams niet echt veroordeeld wordt.
Het falen van het testosteron
Ondertussen is er een minderheid testosteron dat mislukt is, jongens die er op school niets van bakken, en op straat leven van de kleine criminaliteit. Zij ontdekken op internet de échte ‘ware islam’ en voelen zich daartoe aangetrokken als uitweg voor al hun frustraties. Vandaar het succes dat IS had toen het aan de winnende hand was. Sindsdien is het teruggevallen, zoals partijen als het Vlaams Blok (alhoewel zeker niet terroristisch) overal teruggevallen zijn, zelfs daar waar ze in opmars lijken te zijn.
De laatste aanslagengolven waren er van ‘lone wolfs’, van geïsoleerde en vaak geschifte marginalen (zoals die ‘bekeerling’ in Luik) die in de Koran een perfect excuus vinden voor de moordlust die ook daarzonder in hen aanwezig is. ‘A licence to kill’ noemt Dewinter het, die soms briljant is in het verzinnen van slogans. Maar ze weten zich zelfs geen springstof meer aan te schaffen, gebruiken camions, auto’s, sporadisch een handwapen, messen. Alles duidt op hun structurele zwakte en op de ontmanteling van hun netwerken. Maar we moeten natuurlijk hout vasthouden, voor hetzelfde geld is er momenteel een gijzeling bezig.
Ondertussen is de ‘ware islam’ in zijn kerngebied aan zijn onvermijdelijke implosie bezig: shi’iten en sunniten zijn meer geïnteresseerd in het opblazen van elkaars moskeeën dan in de strijd tegen het westerse imperialisme. Iran en Saudi-Arabië leven op de rand van oorlog, met Qatar als joker in die rivaliteit. En rond de moord op de journalist en moslimbroeder Khashoggi is een conflict losgebarsten dat Turkije en de Saudi’s lijnrecht tegenover elkaar plaatst. Waarschijnlijk niet zozeer omdat Erdogan bezorgd is voor zijn ‘rechtstaat’, maar omdat hij geen subsidies meer weet los te maken uit die oliestaat en dus terugvallen moet op Qatar dat ook minder scheutig lijkt te worden. En dat heeft dan waarschijnlijk weer te maken met het feit dat de economie van de golfstaten op het punt staat in elkaar te stuiken zoals dat met die andere oliestaat Venezuela is gebeurd. Die ging Cuba overeind houden en ziet nu zijn eigen bevolking wegvluchten.
Het falen van de oliestaten
Men realiseert zich immers te weinig wat er in de oliewereld echt aan de hand is. Ongeveer een halve eeuw geleden telde Saudi-Arabië twee miljoen inwoners, vandaag 35 miljoen. Zeventig procent daarvan werkt ‘aan de staat’, wat ginder betekent dat zij betaald worden om op hun lui gat te liggen. Elke werkelijke arbeid wordt verricht door Westerse ingenieurs en Oost-Aziatische pseudo-slaven. Dat systeem is niet vol te houden, temeer omdat niet gebeurt wat bij een gezonde welvaartsstijging gebeurt, een spontane afname van het geboortecijfer.
Als welvaart veroverd wordt door een eigen inspanning, dan krijgt men wat ik een soort middenstandersreflex noem: men gaat enerzijds die welvaart niet in gevaar willen brengen met teveel kinderen; anderzijds willen de mannen hun zelfbeheersing bewijzen door ‘voor het zingen de kerk uit te gaan’, coïtus interruptus. Daar zijn zelfs geen voorbehoedsmiddelen of condooms bij nodig. Maar in de oliestaten bestaat die reflex niet, de staat regelt toch alles en de olierijkdom lijkt onuitputtelijk. Dus toont men zijn mannelijkheid door ijverig kindjes te maken. Bovendien wordt de beste westerse geneeskunde ingevoerd. Daardoor neemt de kindersterfte drastisch af. Bijgevolg worden alle voorwaarden voor een demografische explosie en een ineenstorting van de welvaart ingebouwd. Zeker als, zoals nu, de olieprijs onder druk komt te staan. Saudi-Arabië wordt daardoor een reus op lemen voeten en kan zijn eigen bevolking, laat staan zijn vazalstaten en vazalmoskeeën moeilijker subsidiëren.
De implosie is onvermijdelijk
Het gevolg? We staan voor een grandioze implosie van de kernstaten van de islam. Die kan tot nog veel meer geweld leiden. De genocide die aan de gang is in bijvoorbeeld Yemen is daarvan misschien slechts een voorbode. Wat kunnen we daartegen doen? Niet veel, tenzij pleiten voor redelijkheid. Eén van de voorwaarden daartoe is dat de jonge moslims bij ons hun eigen antropologie en religie leren kennen, hun eigen bronteksten lezen en hun profeet leren zien zoals hij echt was. Om aan te tonen dat hij in de Hadith als oorsprong van het geweld in de islam wordt beschreven heb ik, aan de hand van Arabische bronnen, mijn boek geschreven ‘De kwestie M. Een gekaapte godsdienst’. Een boek dat zij onmogelijk zelf kunnen of durven schrijven, maar waarin zij onvermijdelijk zichzelf zullen herkennen. Ik durf het aanraden.
Categorieën |
---|
Eddy Daniels is gewezen hoofdredacteur van Intermediair. Hij publiceerde recent een boek over de rol van de profeet Mohammed in het ontstaan van het jihadisme, ‘De kwestie M. Een gekaapte godsdienst’, dat enthousiast aangeprezen werd door Etienne Vermeersch.
Bij Vooruit blijft na het vertrek van Rousseau een niet-geëngageerde club van moreel voortreffelijken over, meent Eddy Daniëls.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.