De islamitische sluier als minirok
‘Door toenemende sluierdracht komt de veiligheid en vrijheid van ongesluierde meisjes en vrouwen steeds meer in het gedrang.’
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn een zoveelste doorzichtige poging om het vrijheidsvernietigende open grenzen- en softe multikul-beleid van de liberalen in de afgelopen decennia te doen vergeten, stelde Open Vld-voorzitster Gwendolyn Rutten dat ‘onze manier van leven superieur is’. Lieden die je zelden of nooit hoort wanneer onze superieuze vrije cultuur weer eens wordt aangetast of fysiek wordt aangevallen door de religie van de vrede, kropen plots in hun pen of twitterden erop los om hun afkeuring te uiten. De verontwaardigingsdiscrepantie was met andere woorden weer niet te harden.
De verontwaardiging die Rutten met haar uitspraak massaal deed opborrelen is wat de Franse filosoof Pascal Bruckner in zijn gelijknamige boek De tirannie van het berouw (2006) noemt. Bruckner stelt dat ‘niets meer westers is dan haat jegens het Westen’. Volgens hem kunnen ‘alle moderne gedachten worden herleid tot haast mechanische zelfbeschuldigingen van het Westen door het benadrukken van zijn hypocrisie, geweld en slechtheid’. Met name de West-Europeaan ziet zichzelf als ‘de zieke man op de planeet’, die de oorzaak is van elk probleem overal ter wereld. Het politiek correcte dogma luidt dat de blanke westerling, waar hij ook kwam, alleen maar voor vernieling en ellende heeft gezorgd.
Hoewel Europa zijn demonen – zoals slavernij en fascisme – ‘min of meer heeft overwonnen’, aldus Bruckner, kiest het ervoor om te blijven stilstaan bij de slechtste feiten. Het gewelddadige en totalitaire verleden is bevroren in de tijd, als een last die de Europeanen nooit lijken te zullen kunnen of willen loslaten, als een erfzonde. Bruckner heeft dan ook overschot van gelijk wanneer hij stelt dat het onterecht is dat Europeanen worden geboren met een stigma van moreel falen. Bruckner: ‘Het is absoluut zo dat Europa monsters heeft gebaard, maar tegelijkertijd heeft het theorieën gecreëerd die het mogelijk hebben gemaakt om deze monsters te begrijpen en te vernietigen.’ Bruckner is terecht lovend over de typisch westerse zelfkritiek, maar waarschuwt voor het doorgeslagen, eenzijdige berouw voor zonden als imperialisme, kolonialisme, fascisme en racisme. De ‘tirannie van het berouw’ is niet alleen disproportioneel en oneerlijk, ze houdt ons bovendien in een zelfhatende, verlammende wurggreep die ons zelfvertrouwen uitholt en ons doet inboeten aan weerbaarheid en creativiteit – het maakt ons zwak en depressief.
De Britse filosoof Roger Scruton bedacht voor die westerse zelfhaat de term ‘oikofobie’. Als tegenhanger van de gekende politieke strijdterm ‘xenofobie’ bracht de jonge Nederlandse publicist en euroscepticus Thierry Baudet dit begrip in het debat via zijn boek Oikofobie, de angst voor het eigene (2013). Baudet: ‘Het is een angst voor het eigene, een instinctieve neiging het eigen volk, de eigen cultuur, de eigen gebruiken, de nationale identiteit en geschiedenis af te vallen. Belachelijk te maken. Te verzwakken, te beschimpen. En deze oikofobie doortrekt de hele maatschappelijke elite. Zij manifesteert zich op ten minste drie manieren: via het multiculturalisme en het enthousiasme voor immigratie en open grenzen; (…); en via het Europese project. Alle drie maken ze de oikos – het thuis – stuk.’
Wim van Rooy stelt in dat verband dat het establishment ‘reddeloos, redeloos en radeloos’ is. In zijn bestseller Waarover men niet spreekt: Bezonken gedachten over postmodernisme, Europa, islam (2015) betoogt hij dat ‘de hyperkritiek van de westerse rede een ziekelijk verschijnsel is’. In zijn reactie in De Morgen op Koert Debeuf stelt Wim van Rooy vast dat ‘andere beschavingen niet bepaald de neiging hebben zichzelf voortdurend in vraag te stellen. Dat de westerse dat wél doet en zich permanent kritisch bevraagt, tot het masochistische toe, markeert juist zijn superioriteit.’ In De Morgen maakt Joël De Ceulaer een belangrijk punt: ‘Onze ‘manier van leven’ is helemaal niet superieur, onze ‘samenlevingsvorm’, meer bepaald ‘de liberale democratie’ – ja, die is superieur. Omdat die liberale democratie verschillende ‘manieren van leven’ mogelijk maakt.’
De Ceulaer vindt het echter een probleem dat Rutten over de hoofddoek het volgende zegt: ‘Wie hem dragen wil: draag hem, maar verwacht van mij geen applaus (…) En stel de hoofddoek vooral niet voor als een symbool van vrijheid, want dat is hij niet. Eigenlijk is hij een belediging voor alle mannen. Alsof die niet in staat zouden zijn om hun lusten te bedwingen.’ Volgens De Ceulaer ‘schoot Rutten met die uitspraak zichzelf in de voet, omdat ze daarmee de ene ‘manier van leven’ (geen hoofddoek, wel minirok) superieur acht aan de andere (wel hoofddoek, geen minirok). En dat is nu net wat de liberale democratie niet doet. In een liberale democratie is de minirok niet superieur aan de hoofddoek. (…) De liberale democratie ontleent haar superioriteit immers net aan het feit dat ze niet kiest tussen minirok en hoofddoek. In de liberale democratie staan beide ‘manieren van leven’ op dezelfde hoogte.’
Om te beginnen is het een bizarre kronkel dat De Ceulaer impliceert dat Rutten samenvalt met de liberale democratie. In een liberale democratie is het immers toegestaan de mening te uiten dat de ene manier van leven superieur is aan de andere (welke consequenties men daar eventueel aan zou verbinden, is uiteraard een andere zaak). Wat echter totaal van de pot gerukt is, is dat De Ceulaer de hoofddoek beschouwt als ‘a way of life’, net zoals een vrouw of meisje er vrij voor kiest om in bikini op strand te gaan liggen of pakweg intensief yoga te beoefenen – dat kan in het Westen, maar niet of nauwelijks in de regio’s en gemeenschappen waar de islamitische sluier heerst: quod erat demonstrandum. De hoofddoek is volgens De Ceulaer net zoals het dragen van een hoedje, het steken van een piercing, het roken van een sigaret, het al dan niet nemen van kinderen, het zelf vrij kiezen van je partner, het kiezen van een studie of baan, het rondreizen van de wereld of… het dragen van een minirok. Wat een superieure decadente lichtzinnigheid. Wordt de minirok massaal middels bedreigingen en geweld opgedrongen? Maakt de minirok deel uit van een totalitaire religieuze ideologie die al eeuwenlang meisjes en vrouwen als minderwaardig bestempelt en dat ook in de praktijk brengt (sharia)?
Ik stel voor dat De Ceulaer zijn studeerkamertheorie eens voorlegt aan de vele miljoenen vrouwen en meisjes wereldwijd die, vaak middels intimidatie, psychologische terreur en fysiek geweld, als inferieur wezen onder de islamitische sluier worden gedwongen. Hij kan eens een bezoek brengen aan de moslimwijken in Frankrijk waar vrouwen uit de openbare ruimte zijn verdwenen en alleen gesluierd (en/of onder mannelijke begeleiding) mogen buitenkomen. Daar geldt de door De Ceulaer terecht geroemde liberale democratie de facto al lang niet meer, juist omdat sharia-principes inclusief de islamitische versluiering van het vrouwenlichaam er steeds meer zijn gaan heersen. Het probleem van mensen zoals De Ceulaer is dat ze, nota bene in deze geglobaliseerde wereld, lijken te geloven dat de eeuwenoude en in de islamitische bronnen (met name in de Hadith) vastgelegde betekenis van de islamitische lichaamsbedekking voor meisjes en vrouwen, fundamenteel verandert of kan en zal veranderen omdat er in het Westen een aantal islamitische meisjes en vrouwen beweren dat ze er helemaal zelf voor kiezen (ook wel het stockholmsyndroom genoemd). Ook in islamitische landen bestaat dit soort vrouwen, vaak behorend tot de betere klasse: samen met de mannen houden ze de orthodoxe islam en de vrouwenonderdrukking die daar deel van uitmaakt, in stand.
In haar boek ‘Die verschleierte Gefahr – Die Macht der muslimischen Mütter und der Toleranzwahn der Deutschen’ (De gesluierde dreiging – de macht van moslimmoeders en de tolerantiewaanzin van de Duitsers, 2017) schrijft de Duits-Macedonische juriste, schrijfster en activiste Zana Ramadani (33): ‘Zodra een moslima de hoofddoek afdoet merkt ze pas hoe onvrij ze echt is.’ De islamitische sluier speelt volgens Ramadani een prominente rol in de onderdrukking van vrouwen en meisjes binnen het gezin; moslimjongens worden daarentegen opgehemeld en leren via hun moeder dat ze bijzonder zijn. De Nederlandse publiciste Sietske Bergsma vertaalde een interview met Ramadani uit de Suddeutsche Zeitung:
‘Vanuit hun onderdrukte rol, aan huis gekluisterd met de kinderen, kiezen moslimmoeders er in feite voor zelf daders te worden. Deze daders zijn dezelfde jonge vrouwen, vertelt ze, die in feministische protesten roepen dat ze ‘zelf kiezen voor de hijab en dat ze die vrijheid moeten kunnen hebben’. Ze legt uit hoe uit onmacht en onvermogen om hun slachtofferrol te ontstijgen en echt op te komen voor de ongelijkheid van vrouwen, ze het misbruik liever voortzetten, en niet alleen via hun (toekomstige) gezinnen, maar ook via de maatschappij, die de vicieuze cirkel zo niet meer kan doorbreken. Dit is een interessant punt van Ramadani, omdat het verklaart waarom moslimmeisjes vaak tegen beter weten in hun hoofddoek ophouden, en het als een daad van verzet en vrijheid verkopen aan de buitenwereld. In feite zwichten ze echter voor de rol van onderdrukker, zoals het ze aangeleerd is door hun eigen moeders.’
De Ceulaer heeft totaal geen oog voor deze weerbarstige praktijk, noch voor de onontkoombare dynamiek die de islamitische sluier, van welk allooi ook, eigen is, namelijk: door toenemende sluierdracht komt de veiligheid en vrijheid van ongesluierde meisjes en vrouwen steeds meer in het gedrang. Anders gezegd: de gemeenschap of samenleving islamiseert. Fadéla Amara, Française van Algerijnse afkomst, voormalig staatssecretaris en oprichter en voorzitter van de organisatie Ni Putes Ni Soumises, stelt in dat verband overigens dat er geen onderscheid is tussen de hoofddoek en de boerka (of nikab). Amara: ‘Het zijn allebei symbolen van onderdrukking van de vrouw. Het enige verschil is een aantal centimeters textiel.’ Het is een wet van Meden en Perzen: overal waar de islamitische sluier in opmars is of bedekkender wordt, wordt de samenleving islamitischer en dus onvrijer, niet in de laatste plaats voor meisjes en vrouwen.
De geschiedenis laat zien dat de mate van islamisering rechtstreeks is af te leiden uit de mate waarin moslima’s hun lichaam (moeten) bedekken. Hoe meer islam, hoe meer bedekkend textiel, hoe slechter het lot van vrouwen. Kijk naar de evolutie in landen als Egypte, Turkije en Iran. In 1923 schreef Hoda Shaarawi geschiedenis toen ze in Egypte, als symbool voor de bevrijding van de vrouw, voor de ogen van de media haar hoofddoek afgooide. De islamitische sluier was en is immers een fundamenteel strijdpunt van de islam en zij die de samenleving islamitischer willen maken. Sinds de islamitische revolutie in Iran, nog geen 40 jaar geleden, moeten vrouwen er gesluierd door het leven: de (mini)rok (en bikini) werden er vervangen door de islamitische sluier. De symboliek van de islamitische sluier en die van de minirok zijn in wezen tegengesteld aan elkaar. Ze sluiten elkaar uit. Er bestaat geen voorbeeld van een samenleving waar ze duurzaam naast elkaar blijven bestaan. In heel wat moslimwijken in West-Europa, zoals in Stockholm, zijn ongesluierde vrouwen (al dan niet met minirok) vandaag loslopend wild. Asielcentra zijn bevolkt met vele moslims wier vrouw of dochter er niet aan zou moeten denken zonder hoofddoek rond te lopen.
Wie de hoofddoek en de minirok aan elkaar gelijkstelt, miskent het totalitarisme en de vrouwenonderdrukking die de islamitische sluier symboliseert, een symboliek die is bepaald door de islamitische leer en geschiedenis en dus losstaat van de intentie van elke individuele draagster. De islamitische sluier is net zoals de Jodenster en de swastika een symbool dat haaks staat op onze liberale democratie. Journaliste Claire Berlinski, die lang in Turkije woonde, schreef over de islamitische sluier een magistraal artikel waarin ze concludeert: ‘Alle soorten hoofddoeken moeten, indien niet verboden, dan toch sterk ontmoedigd en gestigmatiseerd worden. De argumenten tegen een verbod zijn logisch en principieel. Ze zijn echter ook mager en onvoldoende. Ze missen iets wezenlijks. Als Europa nu niet opstaat tegen de hoofddoek – en de opvattingen over vrouwen die hij vertegenwoordigt – dan zullen er binnen één generatie veel steden in Europa zijn waar geen enkele ongesluierde vrouw nog comfortabel en veilig kan wandelen.’ Met andere woorden: als wij de islamitische sluier niet afkeuren, veroordelen en zoveel mogelijk bannen, dan zal hij de (mini)rok steeds meer wegdrukken en vervangen, inclusief de islamitische vrouwenhaatcultuur die daarbij hoort.
Foto: (c) Reporters
Tags |
---|
Personen |
---|
Sam van Rooy (1985) is Vlaams volksvertegenwoordiger, Antwerps gemeenteraadslid en fractieleider voor het Vlaams Belang. In 2014 was hij 1e opvolger voor het EU-parlement. In 2011 was hij beleidsmedewerker bij de PVV van Geert Wilders. Van 2012 tot en met 2018 werkte hij als studiedienstmedewerker en perswoordvoerder voor het Vlaams Belang. Hij is ingenieur bouwkunde (MSc.), publicist en auteur van enkele boeken over de islam en de Europese Unie ('Voor vrijheid dus tegen islamisering', 'De islam. Kritische essays over een politieke religie', 'Europa wankelt. De ontvoering van Europa door de EU'). Zijn website: www.samvanrooy.be.
Sam van Rooy (VB): ‘Wie gelooft dat Bart De Wever, als burgemeester en/of als premier, deze evolutie van islamisering kan tegengaan met traditionele partijen?’
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.