De Rode VRT
Bestaat die eigenlijk wel?
Bestaat de VRT als ‘rode burcht’ en heeft ze ooit bestaan. De intrede van Jan Becaus doet Paul Muys terugkijken en hij ziet die rode VRT niet.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementToen gepensioneerd VRT-nieuwsanker Jan Becaus onlangs politiek kleur bekende en gecoöpteerd N-VA-senator werd, hoorde je heel wat reacties van het genre: hoezo ‘linkse VRT’? En inderdaad, een Dirk Sterckx ging naar de Open VLD, Ivo Belet vond onderdak bij de christendemocraten en de EVP en Afrikakenner Peter Verlinden blijkt een Volksunieverleden te hebben. En er waren er anderen, zelden van linkse signatuur.
Het is van wijlen Tuur van Wallendael (sp.a-parlementslid en Antwerps schepen) geleden dat iemand binnen de VRT zich nog eens tot de sociaaldemocratie bekende. Dat de sp.a sterk aan electorale aantrekkingskracht heeft ingeboet zal daar wel mee te maken hebben. Sommigen doen die stap naar de politiek af als opportunisme, als postjespakkerij. Maar je kan het ook zien als het aangrijpen van een geboden kans om de politiek eens mee te maken van binnenuit. Zelf heb ik die kans ook wel eens gehad, en achteraf bekeken had ik ze misschien beter aangegrepen.
In de tweeëntwintig jaar dat ik als journalist werkte bij de ‘rode staatsomroep’, hadden verreweg de meeste collega’s geen partijkaart. Dat was ook niet nodig, want de beruchte journalistenexamens van de toenmalige BRT leverden te weinig geschikte kandidaten op, zodat niet nog eens extra op basis van Partei-Angehörigkeit kon worden geselecteerd. Ideologische voorkeur (lidmaatschap van repectievelijk het Davids- of Willemsfonds was voor de christendemocraten en de liberalen al voldoende, de socialisten waren veeleisender) speelde wel een rol voor wie toen in de hiërarchie wilde opklimmen.
Principieel, en ik was lang niet de enige, besloot ik niet alleen buiten de partijpolitiek te blijven maar me evenmin bij een vakbond aan te sluiten. Dat was, al besefte ik dat toen niet, katholieker dan de paus willen zijn en behoorlijk naïef. Of ik het nu wilde of niet, ‘men’ zette iedereen toch een petje op, en bij de onderzoekers van de politieke evenwichten gold ik als een ’tsjeef’. Dit ondanks mijn rijksonderwijsverleden en wellicht omdat ik in een vrije normaalschool had gewerkt, waar ik als kersvers afgestudeerd leraartje ene Jan (toen nog Jean-Marie) Becaus onder mijn hoede had. Ironisch is wel dat ik niet één keer op de ’tsjevenpartij’ heb gestemd.
En dan de mensen die wél kleur bekenden? Jan Ceuleers, Lucien Boussé, Kris Borms en nog anderen waren leden van de BSP. Voor alle duidelijkheid: dat was natuurlijk hun goed recht. Maar wat betekende dat in de praktijk? Zeker niet dat ze die partij extra ter wille waren en het nieuws uit socialistische hoek meer aandacht schonken dan nodig. Wel integendeel: ze zouden er werkelijk álles aan gedaan hebben om dat verwijt niet te verdienen. Idem dito voor de aanhangers van het christendemocratisch gedachtengoed (Cas Goossens, Karel Hemmerechts, Julien Peeters) en de enkelingen die zich tot het liberalisme bekenden (zoals Piet Van Roe). Ik vond dat deze mensen het ideaal van de absolute objectiviteit sterk benaderden.
Het bittere antagonisme van de schoolstrijd behoorde inmiddels tot het verleden. De partijen verwachtten ook niet dat ze daar aan de Reyerslaan konden beschikken over gewillige dienaren die zonder meer op hun wenken ingingen.
Zelf maakte ik deel uit van de post-mei ’68 generatie, samen met o.m. Johan Depoortere, William van Laeken, Herman de Prins en Tony Naets, nu allen met pensioen: wij waren (en zijn) altijd partijloos geweest. We waren de ‘politiek daklozen’, die zich niet aangesproken voelden door de partijen die het voor het zeggen hadden. Dat vonden die partijen maar niets. Ze wisten graag wat voor vlees ze in de kuip hadden, maar we waren kinderen van onze tijd, die het moeilijk hadden om totaal neutraal over pakweg de oorlog in Vietnam te berichten. We hadden natuurlijk wel superieuren die dat met argusogen volgden en hun voetvolk wanneer ze dat nodig vonden tot de orde riepen. Denk ik terug aan die tijd, dan meen ik wel dat we wel eens fouten maakten en dat in vraagstelling, intonatie, woordgebruik en/of montage (keuze van de fragmenten uit een interview) onwillekeurig af en toe de eigen mening doorschemerde, waaraan luisteraar of kijker geen boodschap had.
Ondertussen geeft iedereen toe dat absolute objectiviteit een onbereikbaar ideaal is en dat het veel zinvoller is eerlijke verslaggeving te verlangen. Voor het overige: door de veelheid van meningen die bij de publieke omroep te beluisteren zijn, komt die toch al aardig in de buurt van die verlangde objectiviteit.
De tijd staat niet stil. De traditionele ideologische zuilen zijn vrijwel verdwenen. De traditionele partijen hebben hun greep op de omroep moeten lossen. Eén van de voordelen van het doorbreken van het omroepmonopolie vind ik dat de goegemeente nu kan waarnemen dat de VTM net zo rood, blauw, groen of geel is als de publieke omroep. Kritiek over radio en televisie heeft tegenwoordig vooral te maken met de intrinsieke kwaliteiten van de programma’s (of het gebrek daaraan), maar dat heeft geen kleur.
Paul Muys is oud-VRT-journalist.
Foto © Reporters
Categorieën |
---|
Paul Muys is Antwerpenaar, Germanist, oud-leraar, oud TV-journalist, oud communicatieman: heel oud kortom. Schrijft op Doorbraak over Frankrijk en af en toe over China en Japan. Besnuffelt en beoordeelt af en toe een boek.
Shinzo Abe had grote plannen voor Japan, maar ook grote problemen: vergrijzing, nucleaire energie, immigratie, dreigende Chinese dominantie.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.