De zin of onzin van een cordon sanitaire
Over Ninove en Zelzate. Over klassenhaat en rassenhaat.
Boudewijn Bouckaert
Heeft een cordon sanitaire tegen extreemlinks of extreemrechts eigenlijk zin? Boudewijn Bouckaert vraagt het zich af.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementEerder hield Dirk Rochtus op dit forum, naar aanleiding van het socialo-communistisch bestuursakkoord in Zelzate, een pleidooi voor ‘Equidistanz’, een gelijk afstand nemen van zowel rechts- als links-extremistische politieke stromingen. In De Zevende Dag nam Open VLD-voorzitster Gwendolyn Rutten een ‘Equidistanz’-houding in door rechts extremisme en links extremisme te karakteriseren als respectievelijk doordrongen van rassenhaat en klassenhaat. Voldoende redenen voor haar om naar beide zijden een ‘cordon sanitaire’ te handhaven.
Wat is de drijfveer van extremisme?
Twee vragen dringen zich op naar aanleiding van deze toch straffe uitspraken van de VLD-voorzitster. Vooreerst, klopt het dat het rechts en het links extremisme gedreven werden door rassen- en klassenhaat? Zo ja, dan stelt zich een groot probleem met het inpassen van deze stromingen binnen de werking van onze liberale democratie. Secundo, kunnen de ideologische categorieën van klassen- en rassenhaat zomaar toegepast worden op de betrokken Vlaamse partijen, PVDA en Vlaams Belang?
De eerste vraag moet met een volmondig ja beantwoord worden. Op ideologisch vlak heeft Gwendolyn Rutten een punt. Marxisme en nationaalsocialisme vertonen sterke gelijke trekken en deze trekken onderscheiden deze ideologieën wezenlijk van ‘burgerlijke’ politieke stromingen zoals liberalisme, conservatisme, sociaaldemocratie, civiel nationalisme. Gemeen aan de burgerlijke ideologieën is dat zij waarden vooropstellen die binnen het kader van een parlementaire democratie moeten gepromoot worden. Bij nationaalsocialisme en marxisme ligt dit fundamenteel anders. Zij gaan ervan uit dat de menselijke geschiedenis aan fundamentele en onvermijdelijke wetten onderhevig is (historicisme) die wetenschappelijk kunnen worden vastgesteld (sciëntisme). Dat de geschiedenis voortgestuwd wordt door fundamentele conflicten tussen groepen van mensen (klassenstrijd of rassenstrijd) en dat één van deze groepen in een eindstrijd ooit een finale overwinning zal halen (‘ la lutte finale’). Daardoor stopt de menselijke geschiedenis in feite en wordt er een quasi-paradijselijke eindpunt bereikt (eschatologie).
Gelijklopende visies, andere acteurs
Het grote schema van deze twee totalitair-socialistische visies is gelijklopend. Alleen de acteurs zijn verschillend. Bij de marxisten zijn dit sociale klassen (adel, burgerij, kapitalisten, boeren, arbeiders, ‘Lompenproletariaat’, enz.). Bij de nationaalsocialisten zijn dit rassen (Ariërs of Übermenschen, hulpvolkeren, slavenvolkeren, de Joden als Untermenschen). De eindstrijd zal volgens de marxisten onvermijdelijk de overwinning van de arbeiders opleveren. Volgens de nationaalsocialisten de overwinning van de Ariërs. De historische onvermijdelijkheid moet echter niet tot volkomen quiëtisme leiden. Door politieke agitatie kan een stootje aan de geschiedenis gegeven worden door de subjectieve bewustwording aan te wakkeren. Bij de marxisten komt dit neer op het aanwakkeren van klassenhaat, bij de nationaalsocialisten op rassenhaat.
Marxisten zullen opwerpen dat hun klassenstrijd-ideologie niet gericht is op de fysische liquidatie van de burgerij, maar wel op hun eliminatie als sociale klasse. Zij worden met andere woorden niet geëxecuteerd, maar wel onteigend. Maar ook de nationaalsocialisten hebben in de jaren dertig nooit openlijk gepleit voor een fysische eliminatie van de Joden. Officieel waren zij voor rassenscheiding en de massale deportatie van Joden uit de Arische landen. Kenmerkend voor beide stromingen is evenwel dat eens men zich in meer extreme politieke situaties bevond (oorlog, burgeroorlog, extreme hongersituaties) men wel degelijk overging tot massale fysische liquidatie van de klassen- of rassenvijand. De hele ideologische retoriek van deze totalitaire stromingen fungeerde als ultieme justificatie van gigantische moordpartijen zoals de Holodomor van Stalin en de Holocaust van Hitler.
Ideologieën van de moordkuil
Gwendolyn Rutten heeft dus gelijk de parallellen tussen deze twee ideologieën nog eens in herinnering te brengen. Beide ideologieën hebben van Europa in de twintigste eeuw een moordkuil gemaakt en onze beschaving bijna ten gronde gericht. Dat men dus moet opletten met bewegingen en politieke partijen die met deze ideologieën enige verwantschap vertonen is niet meer dan een kwestie van ‘democratische hygiëne’.
De vraag is evenwel hoe sterk de verwantschap is met partijen als PVDA en Vlaams Belang en of deze verwantschap, gesteld dat ze er is, een ‘cordon sanitaire’ rechtvaardigt?
Altijd prijs bij PVDA
Op theoretisch vlak is de verwantschap van de PVDA met het marxisme vrij sterk. Deze partij beroept zich nog openlijk op het marxisme en Peter Mertens noemt zich ‘een communist in de nobele betekenis van het woord’ (?). Historisch stamt de partij vrij recentelijk af van het maoïstische AMADA dat strikt de totalitair-marxistische leer volgde en nooit kon verdacht worden van enige ‘burgerlijk’-democratische neiging. In haar politieke praxis trekt de PVDA haar theoretisch marxisme echter weinig of niet door. Het programma van deze partij en a fortiori, het socialo-communistische bestuursakkoord van Zelzate, komt eigenlijk neer op een radicalisering van eisen, die traditioneel door de sociaaldemocratie worden gepropageerd: meer sociale woningen, hogere uitkeringen, lagere pensioensleeftijd, meer belastingen voor de rijken, minder profiteurspostjes voor politici, enz. Dat vele van deze eisen onbetaalbaar zijn binnen het huidig Europees budgettair kader zal de PVDA worst wezen. Als ze niet ingewilligd worden kunnen ze verder klagen en zagen. Worden ze wel ingewilligd waardoor het systeem crasht kan het als een bewijs gezien worden dat ‘het kapitalisme niet werkt’. Altijd prijs dus.
Vlaams Belang verglijdt gemakkelijk naar aanval
De verwantschap van het Vlaams Belang en het nationaalsocialisme is op theoretisch vlak quasi nihil. In de vroegste manifesten van Karel Dillen weerklonk nog een verre weergalm van de ‘organische democratie’, geleend uit de fascistische staatsopvatting. Het latere Vlaams Blok en Vlaams Belang bekenden zich echter resoluut tot de parlementaire democratie waarin zij een rechts-nationalistisch ideeëngoed propageren, gekoppeld aan een stevig antimigranten en anti-islam discours. Maakt men de vergelijking met de Duitse jaren dertig dan komt hun discours eerder overeen met dat van de Deutsch-Nationale Volkspartei. Deze partij werkte in het begin samen met de nazi’s, net zoals ook het katholieke Zentrum overigens. Tijdens de oorlog zagen verschillende leiders van deze partij echter in hoe Hitler Duitsland naar de ondergang voerde en probeerden zij Hitler te vermoorden en de macht over te nemen.
In haar politieke praxis daarentegen ontspoort het anti-migrantendiscours van het Vlaams Belang soms in nauwelijks verholen racistische retoriek. Blijkbaar is er een gemakkelijke verglijding van (soms legitieme) kritiek op het migrantenbeleid naar een aanval op de migranten als groep. Het ‘choco-mousse-grapje’ van Guy D’haeseleir is daar een voorbeeld van. Het argument dat het hier om een ‘grap’ gaat snijdt geen hout. Dergelijke ‘grappen’ zijn misschien een noodzakelijke uitlaatklep aan de cafétoog. Wie de ambitie heeft een middelgrote Vlaamse stad te besturen, waarin ook onderdanen leven die op de ‘chocomousse’-subjecten lijken, maakt eenvoudigweg geen dergelijke grappen.
Voor of tegen cordon?
Zowel voor de PVDA als voor het Vlaams Belang zijn er dus elementen die pleiten voor of tegen het toepassen van en ‘cordon sanitaire’. Bij de PVDA pleit de achterliggende ideologie eerder voor, bij het Vlaams Belang eerder de ontsporingen in de politieke praxis. Of deze elementen voldoende zijn om een ‘cordon sanitaire’ te handhaven is een heikele kwestie. Mijns inziens is de weerbaarheid van onze liberale democratie groot genoeg om deze partijen op te nemen in het normale politieke spel. Het voordeel hiervan is dat deze partijen gedwongen zullen worden compromissen te maken of zullen botsen op plafonds van haalbaarheid en daardoor aan wervingskracht zullen inboeten of geleidelijk zullen ‘normaliseren’.
Er valt ook veel te zeggen voor het standpunt beide partijen erbuiten te houden om te beletten dat zij een valse democratische legitimiteit zouden uitbouwen. Wat echter intellectueel niet te verdedigen valt is het onderscheid dat gemaakt wordt tussen extreemlinks, waarvoor het cordon niet zou gelden, en het Vlaams Belang waarvoor dit wel zou gelden. Wie dit verdedigt doet dit ofwel uit plat opportunisme of heeft heimelijke sympathieën voor het marxistisch totalitarisme.
Categorieën |
---|
Boudewijn Bouckaert (1947) is emeritus hoogleraar rechten en 'law and economics' aan de Ugent. Hij was Vlaams Parlementslid voor LDD en voorzitter van de klassiek-liberale club Nova Civitas en van het Overlegcentrum voor Vlaamse Verenigingen. Vandaag is hij voorzitter van de klassiek-liberale denktank Libera!
Een groots opgezette studie in de Verenigde Staten toont aan dat de ‘hillbilly-tragedie’ van J.D. Vance reëel is: de Amerikaanse blanken boeren achteruit.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.