JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Democratie als de ‘weg naar de vrijheid’

50 jaar geleden stierf de existentialist Karl Jaspers. De denker engageerde zich in alle grote debatten.

Dirk Rochtus26/2/2019Leestijd 4 minuten
Karl Jaspers (1883-1969)
Foto: Reporters

Karl Jaspers (1883-1969) Foto: Reporters

Bij de vakfilosofen was Karl Jaspers (1883-1969) niet erg geliefd. De grote denker was dan ook een buitenbeentje. Als doctor in de geneeskunde had hij naam gemaakt met het werk Allgemeine Psychopathologie  vooraleer hij aan de universiteit van Heidelberg de stap naar de filosofie zette. Zijn Psychologie der Weltanschauungen  (1919) raakte een gevoelige snaar bij de Duitsers, zo vlak na …

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Bij de vakfilosofen was Karl Jaspers (1883-1969) niet erg geliefd. De grote denker was dan ook een buitenbeentje. Als doctor in de geneeskunde had hij naam gemaakt met het werk Allgemeine Psychopathologie  vooraleer hij aan de universiteit van Heidelberg de stap naar de filosofie zette. Zijn Psychologie der Weltanschauungen  (1919) raakte een gevoelige snaar bij de Duitsers, zo vlak na de Eerste Wereldoorlog. Hij had het immers over ‘Grenzsituationen’, die een mens niet met de overgeleverde wereldbeschouwingen kan verwerken, een levenscrisis bijvoorbeeld die een al het traditionele overstijgende beslissing vereist, zoals Matthias Bormuth, de directeur van het Jaspers-Haus in het Noord-Duitse Oldenburg, het samenvat.

Existentialisme

De namen van Karl Jaspers en Martin Heidegger worden vaak in één adem vernoemd als denkers van het existentialisme. In zijn boek Die geistige Situation der Zeit  (1931) had Jaspers de mens van het massatijdperk opgeroepen zich aan een ‘Selbstsein in Freiheit’ te wagen. Voor hem waren de grote denkers ‘Erwecker und Bekenner’: ze schudden wakker en spreken zich uit; het is hen te doen om de waarachtigheid van het bestaan en niet om de objectieve, laat staan absolute waarheid. Søren Kierkegaard, de vader van het existentialisme, was zijn grote voorbeeld:

‘Wer lernen will, was wahr ist, ist bei Kierkegaard verloren, er hört nur Möglichkeiten, aber wer redlich sein will, hat an ihm einen unerbittlichen Erzieher.’

(‘Wie leren wil wat waar is, is verloren bij Kierkegaard en hoort slechts over mogelijkheden, maar wie rechtlijning zijn wil, heeft aan hem een onverbiddelijke opvoeder’).

Die houding sprak ook uit het boek Von der Wahrheit  (1948) dat de mens uit de greep van het bestaan, ‘die Existenz’, wilde vrijmaken voor de wisselvalligheden van het leven. Jaspers schreef dit wel heel bewust, zo kort na het einde van het Derde Rijk waarin hem zoveel was wedervaren.

‘Innere Emigration’

Toen Adolf Hitler in 1933 aan de macht kwam, weigerde de filosoof zoals zovele andere denkers en dichters de wijk te nemen naar het buitenland. De Duits-joodse filosofe Hannah Arendt waarschuwde haar leermeester, maar Jaspers onderkende aanvankelijk het gevaar niet. In Duitsland was er zich een ‘operette’ aan het afspelen zei hij, en ‘ich will kein Held in einer Operette sein’.

Bovendien, wat kon iemand die van en in de taal leeft zoals een filosoof, in een vreemde anderstalige omgeving gaan doen? ‘Niemand verlässt ohne Einbuße sein Land’, en diezelfde vrees om in te boeten aan diepte deed hem in 1939 een aanbod afslaan om in Parijs als onderzoeker aan een wetenschappelijk instituut aan de slag te gaan. Nochtans was dat een verlokkelijk aanbod, want de nationaalsocialisten hadden Jaspers in 1937 verplicht op pensioen gesteld en met een publicatieverbod opgezadeld. Het leven van zijn joodse vrouw Gertrud Mayer was zolang niet in gevaar als ze in de echt verbonden was met Jaspers.

Beide droegen ze voor alle zekerheid tot aan de bevrijding van Heidelberg door het Amerikaanse leger op 1 april 1945 een cyaankalipil op zak. Een existentiële ervaring die mee het denken van Jaspers over grenssituaties, crises en verantwoordingszin verscherpte. Jaspers had dus ten tijde van het Derde Rijk voor de ‘innere Emigration’ gekozen, voor de ballingschap in de eigen innerlijke wereld. Des te meer zou hij na de bevrijding naar buiten komen, zich engageren in debatten, scherpe oordelen ten beste geven. Geïnspireerd door de grote socioloog Max Weber met wie hij in Heidelberg op vriendschappelijke voet verkeerde en die hij mateloos bewonderde, placht Jaspers te zeggen: ‘Philosophie, die nicht politisch wird, ist keine Philosophie’.

Directe democratie

Het naoorlogse Duitsland moest weer de weg vinden naar de democratie. Voor Jaspers was democratie letterlijk als ‘Weg zur Freiheit’ op te vatten, en niet als ‘formele toestand van een verkiezingstechniek van de reeds bestaande vrijheid’. Daarom was hij ook te vinden voor directe democratie, want verkiezingen noemde hij ‘Akklamation zur Parteienoligarchie’. Democratie moest met leven worden gevuld, en Jaspers deed dat door naar de pen te grijpen of het woord te nemen.

Dat deed hij vanuit Zwitserland waar hij in 1948 aan de universiteit van Basel een leerstoel had aangeboden gekregen. De verwerking van het naziverleden van de Duitsers ging Jaspers nauw ter harte. Zijn vriendschap met Heidegger bijvoorbeeld leed onder de steun die deze laatste in zijn toespraak als rector van de universiteit van Freiburg in 1933 had betuigd aan de ‘Führer’. Jaspers werd verscheurd door haat-liefde voor Heidegger. Hij noemde hem een ‘dummes Kind’ dat ‘zijn armen naar de geschiedenis uitstrekt en daarbij het geluk heeft niet verpletterd te worden door het rad van de geschiedenis, maar er slechts met enkele schrammen van afgekomen te zijn.’

Collectieve schuld

Toen in West-Duitsland het debat over ‘Kollektivschuld’ woedde — de stelling dat de Duitsers collectief schuldig zouden geweest zijn aan de misdaden van het naziregime —, wees hij die af met de woorden:

‘Es ist aber sinnwidrig, ein Volk als Ganzes eines Verbrechens zu beschuldigen. Verbrecher ist immer nur der einzelne. […] Es ist auch sinnwidrig, ein Volk als Ganzes moralisch anzuklagen […] Moralisch kann immer nur der einzelne, nie ein Kollektiv beurteilt werden.’

( ‘Het is echter onzin een volk in zijn geheel van een misdaad te beschuldigen. Misdadiger is altijd slechts het individu. […] Het is ook onzin een volk in zijn geheel moreel aan te klagen […] Moreel kan altijd slechts de enkeling, nooit een collectief beoordeeld worden.’)

Natiestaat

Ook al werden zijn boeken massaal verslonden — ze bereikten oplagen van honderdduizenden exemplaren — toch maakte Jaspers zich niet altijd populair met zijn uitspraken. Zo verzette hij zich begin jaren ’60 tegen een eventuele verjaring van de nazimisdaden en zei hij dat de Duitsers de droom van de ‘Wiedervereinigung’ (het herstel van de Duitse eenheid) moesten opgeven als zoenoffer voor het naziverleden. In Wohin treibt die Bundesrepublik? (1966) riep hij op tot erkenning van de DDR en de in 1945 getrokken Oder-Neiße-grens met Polen als ‘verdiende rekening voor de misdadig gevoerde oorlog’.

Dat standpunt leverde hem vaak het verwijt op een ‘vaderlandsverrader’ of een ‘handlanger van het communisme’ te zijn. Jaspers moest niets hebben van een Duitse natiestaat: ‘ich war antipreußisch und haßte Bismarck’. Hij volgde de ontwikkelingen in de Bondsrepubliek met argusogen. De democratie was er volgens hem verworden tot een partijen-oligarchie. Dat zinde hem niet en zo nam hij in juni 1967 eindelijk het Zwitserse staatsburgerschap aan. Op 26 februari 1969, vandaag precies 50 jaar geleden, sloot Jaspers — drie dagen na zijn 86ste verjaardag — voorgoed de ogen in Basel. Zijn geschriften die 16.000 bladzijden tellen, worden nu uitgegeven in 50 boekdelen. Het Karl-Jaspers-Genootschap in zijn geboortestad Oldenburg waakt over zijn nalatenschap.

Heldere vlam

Wat Jaspers in zijn herdenkingsrede op 17 juli 1920 voor de studenten van Heidelberg zei over Max Weber, kan terugblikkend ook op hemzelf worden aangewend:

‘In ihm war der Geist zur hellen Flamme geworden. Jetzt bleibt nur, die glimmenden Funken zu hüten, die in uns, in jedem Menschen schlummern.’

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties