JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Leve de verkiezingen

Waarom het cynisme van David Van Reybrouck en Sarah Van Liefferinghe schadelijk is

Thomas Rotthier27/10/2018Leestijd 6 minuten
De G1000, op zoek naar een lottocratie

De G1000, op zoek naar een lottocratie

foto © reporters

Staat democratie gelijk aan verkiezingen? Neen, het is meer dan dat, maar onderschat het belang van verkiezingen niet.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Sarah Van Liefferinge schetst in haar opiniestuk voor Charlie Magazine een somber beeld over verkiezingen zoals ze vandaag worden gevoerd. Volgens haar wordt er te veel gewicht aan verkiezingen gehangen. Zo schrijft ze dat de publieke opinie er ‘vandaag collectief van overtuigd is dat “de democratie” gelijk staat aan verkiezingen, en dat verkiezingen een democratie garanderen.’ Wellicht draagt de mediatisering bij aan die indruk: het aantal verkiezingsshows in de aanloop van 14 oktober was inderdaad niet te tellen.

De vraag is of die gelijkschakeling van democratie aan verkiezingen echt zo breed gedeeld is. Het is mogelijk dat Jan/Jeanne Modaal ook de vrijheid van meningsuiting en de grondwet zullen aanhalen als pijlers van de democratie. Maar het zou best kunnen dat de inschatting van Sarah Van Liefferinghe juist is. In dat geval is het broodnodig om dit misverstand uit de wereld te helpen. De kwaliteit van de democratie hangt immers samen met hoe goed de burgers het complexe raderwerk ervan begrijpen.

Vrije verkiezingen zijn noodzakelijk voor het voortbestaan van een democratie maar ze zijn allesbehalve voldoende. Als we kijken naar de manier waarop democratieën historisch tot stand gekomen zijn, zien we dat verkiezingen altijd gepaard gingen met het instellen van een grondwet, het ontstaan van een publieke sfeer, vrije meningsuiting, persvrijheid, nieuwsmedia … Als we deze historische ‘upgrades’ van de democratie vergeten, verzanden we te gemakkelijk in een negatief beeld over verkiezingen.

De bevrijding uit het despotisme

‘Het verleden is een vreemd land, de mensen pakken er dingen anders aan’, zo stelde de Britse schrijver J.P. Hartley. Het is moeilijk voor moderne westerlingen om zich voor te stellen hoe onderdrukkend en gewelddadig de staat in het verleden was. Voor de komst van de democratie was despotisme de regel: een koning kon zijn onderdanen kaalplukken met belastingen zonder dat ze zich zinvol konden verzetten. Wie dat toch deed, kon verbannen, gefolterd of geëxecuteerd worden. Dit ging zo eeuwen door zonder een greintje inspraak van de arme stakkers die de schatkist spijsden. Maar heersers en despoten waren zelf niet veilig voor geweld. Politieke moorden waren schering en inslag in de oudheid en de middeleeuwen. Er waren altijd wel concurrenten die de troon wilden usurperen door een sluipmoord op de koning te plegen of een burgeroorlog te beginnen.

De parlementaire democratie die we nu kennen is een recente uitvinding. Ze had enkele voorlopers in de middeleeuwse steden, maar de moderne democratie werd pas uitgevonden in 17de eeuw in Engeland, waarna ze zich langzaam uitspreidde over Amerika, Frankrijk en de rest van Europa. Vanaf de 20ste eeuw kwamen er verschillende golven van democratisering over de wereld. Anno 2018 leven 6 op de 10 mensen op deze planeet in een democratie. In 1900 was dat nog maar 1 op de 10.

Meer inspraak

Democratie is in feite een ingenieuze technologie om een samenleving op een faire manier te organiseren. Verkiezingen zijn een onmisbare app binnen die technologie. Ze maken het mogelijk dat burgers inspraak en een vorm van zelfbestuur krijgen. Op die manier wordt macht verdeeld over verschillende groepen, wat maakt dat ze niet geconcentreerd raakt in de handen van een paar happy few.

Periodieke verkiezingen zijn ook cruciaal om machtsconcentratie tegen te gaan. Verkiezingen zorgen ervoor dat macht niet definitief verworven kan worden. Respect voor het verkiezingsproces is intussen doodnormaal geworden. In de meeste landen is het normaal dat de verliezer van de verkiezingen de uitslag aanvaardt en niet alsnog de macht probeert te grijpen met geweld. In vroegere tijden was dit absoluut niet vanzelfsprekend.

De eerste democratieën waren rudimentair omdat ze maar een beperkte inspraak toelieten. De stichters van de Verenigde Staten waren rijk en hoogopgeleid. Ze waren als de dood voor de zogenaamde ‘mob rule’, de dictatuur van de meute. Als de ongeschoolde massa’s te veel macht zouden krijgen vormde dat een gevaar voor de stabiliteit van de jonge natie, zo stelden ze. Een demagoog zou de massa’s gemakkelijk kunnen misleiden en zo het land naar de afgrond leiden. Vandaar dat de stichters een heel aantal checks and balances in de Amerikaanse grondwet staken om dit te voorkomen.

De founding fathers hadden dus inderdaad geen hoge pet van democratie zoals we die vandaag opvatten. Maar de elitaire opvattingen van Jefferson, Hamilton en co hebben niet standgehouden. De democratische gedachte sijpelde langzaam maar zeker door in alle maatschappelijke geledingen. Arbeiders, etnische minderheden en vrouwen eisten het recht om te stemmen. Na veel bloed, zweet en tranen konden ze dit uiteindelijk afdwingen. Er kwam ook meer inspraak op de werkvloer. Arbeiders en bedienden slaagden erin om veiligere werkomstandigheden en betere lonen te krijgen door zich op een goede manier te organiseren. Algemeen stemrecht, de opkomst van vakbonden en het recht op protest waren democratische upgrades die de inspraak stapsgewijs vergrootten.

Checks and balances: publieke controle

Een andere upgrade was het ontstaan van een publieke sfeer. In het Ancien Régime heerste er strenge censuur. Kritiek op de koning en de heersende elite werd vaak met lijfstraffen of foltering bestraft. Om die reden werden subversieve pamfletten vaak anoniem geschreven en verspreid. Dankzij de Verlichting werd de overheidscensuur geleidelijk aan afgebouwd. In de Belgische grondwet werd opgenomen dat de drukpers vrij is en de preventieve censuur verboden. Met de opkomst van de massamedia kon er zo openlijk gediscussieerd worden over maatschappelijke problemen.

Geleidelijk aan ontstond zo ‘een vierde macht’ die samen met het parlement controleerde of de regering goed bestuurde. Er ontstond ook een nieuw soort journalist: de onderzoeksjournalist. Hij fungeerde als waakhond die corrupte politici op de hielen zat.

Verkiezingen: beter dan de alternatieven

De bevolking kan vandaag het bestuur controleren, maar zit zelf niet aan de bestuursknoppen. Daarvoor hebben we politieke vertegenwoordigers die we om de zoveel jaar kiezen. Verkiezingen zijn geen volmaakt procedé omdat er altijd emoties als sympathie, afkeer en wij-zij-denken (tribalisme) bij komen kijken. Bovendien ontbreekt het soms aan voldoende informatie om een rationele keuze te kunnen maken. Mensen kiezen dus niet noodzakelijk voor de meest bekwame politici. Soms liggen de verwachtingen ook te hoog. Goed beleid vereist niet enkel bekwame politici maar ook vlot werkende instituties. Goede beleidsvoorstellen raken soms verstrikt in logge bureaucratieën .

Dit alles leidt vaak tot verontwaardigde of cynische reacties bij een deel van de bevolking. Sommigen stemmen op populisten, anderen keren zich volledig af van de politiek. Deze cynische houding kan ook leiden tot het in vraag stellen van verkiezingen zelf. Als alternatief schuift men dan directe vormen van democratie naar voren. Voorbeelden daarvan zijn een lottocratie (zoals de G1000-bijeenkomsten van David Van Reybrouck), referenda of vormen van internetdemocratie. Deze methoden hebben een aantal voordelen. De burger wordt zo nauwer betrokken bij het bestuur van zijn stad of land. Tegelijk wordt zo de particratie gebroken omdat de burgers niet beknot worden door de partijdiscipline.

Het probleem met directe of participatieve democratie is echter dat ze vertrekt van een te geromantiseerd beeld van de burger. Voorstanders gaan ervan uit dat de meeste burgers graag meedenken over het bestuur en bestuursverantwoordelijkheid opnemen. Ik vrees dat dit een naïeve vooronderstelling is. Veel mensen vinden politiek simpelweg saai en besteden het met plezier uit aan professionele politici. Mensen die wél geïnteresseerd zijn in politiek onderschatten wellicht hoeveel werk erin kruipt. Goed beleid voeren vergt veel inzet en expertise. Politici moeten experten raadplegen, dossiers uitpluizen, draagvlak vinden bij de bevolking, overleggen binnen hun partij en compromissen sluiten met coalitiegenoten. Het is maar de vraag of doorsnee burgers die democratische vaardigheden zomaar onder de knie kunnen krijgen.

Mensen als David Van Reybrouck menen daarnaast dat zo’n burgerdemocratie een goed antidotum zou zijn tegen populistische sentimenten. Maar ook dit is een onrealistische verwachting. Initiatieven als G1000 trekken vooral mensen die al politiek geïnteresseerd zijn. Mensen die misnoegd zijn over de politiek blijven er weg. Het is ook niet ondenkbaar dat het wantrouwen van populistische stemmers zich snel zal overzetten op de burgers die gekozen zijn op basis van loting.

Nieuwe democratische upgrades

Is er dan geen enkele manier om de kwaliteit van onze democratie te verbeteren? Toch wel. De inspraak van burgers kan nog op veel vlakken verhoogd worden. Burgers hebben hiertoe veel mogelijkheden: je kan een volksvertegenwoordiger of gemeenteraadslid contacteren, een petitie opzetten, een opiniestuk schrijven, zelf een partij proberen oprichten… Politieke partijen kunnen zelf ook een stap dichter zetten naar de burger. Dat kan door brainstormsessies te organiseren, enquêtes te houden of op andere manieren te crowdsourcen. Internet biedt veel mogelijkheden om burgers gemakkelijk en goedkoop te consulteren.

We kunnen ook nadenken over hoe we de controle op het bestuur kunnen verbeteren. De media kan aan zelfreflectie doen en proberen sommige symboolthema’s niet uit te vergroten (denk aan de boerkini-hetze). Ze kunnen besluiten om meer geld te besteden aan onderzoeksjournalistiek dan aan een zoveelste peiling of verkiezingsshow. Journalisten kunnen zich meer focussen op analyse van het beleid aan de hand van statistieken en trends. Hierdoor kan men uitspraken van politici beter factchecken. We zien ook dat er binnen de journalistiek geleidelijk aan meer zin tot zelfreflectie ontstaat onder impuls van journalisten als Nick Davies, Rob Wijnberg en Joël De Ceulaer.

De nadelen van de mediacratie en verkiezingen die Sarah Van Liefferinge aanhaalt, mogen we niet negeren. Maar ze zijn voor een deel oplosbaar, als we de kwaliteit van de publieke controle en inspraak verhogen. Verkiezingen blijven ondanks hun gebreken beter dan alle alternatieven. Het afwijzen van verkiezingen is dus zowel roekeloos als onnodig.

De auteur is leerkracht secundair onderwijs en behaalde een master Filosofie (Ugent) en een bachelor Rechten. Voor meer: https://thomasrotthier.wordpress.com/.

Commentaren en reacties