Menig debat komt tegenwoordig uit op één van de volgende opmerkingen: 'Ja, maar het Westen heeft zijn welvaart te danken aan zijn koloniaal verleden.' Of: 'Ja, maar dat migranten richting Europa komen, is hun volste recht. Ze mogen toch meegenieten van de welvaart die ontstond door hun eigen contreien uit te buiten?' Empirisch werk kan al snel aantonen de Westerse welvaart niet te verklaren valt door een soort nulsom-transfer uit de koloniale periode. Landen zonder groot koloniaal verleden (Scandinavische landen,…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Menig debat komt tegenwoordig uit op één van de volgende opmerkingen: ‘Ja, maar het Westen heeft zijn welvaart te danken aan zijn koloniaal verleden.’ Of: ‘Ja, maar dat migranten richting Europa komen, is hun volste recht. Ze mogen toch meegenieten van de welvaart die ontstond door hun eigen contreien uit te buiten?’
Empirisch werk kan al snel aantonen de Westerse welvaart niet te verklaren valt door een soort nulsom-transfer uit de koloniale periode. Landen zonder groot koloniaal verleden (Scandinavische landen, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Canada, Australië en Ierland) zijn vandaag welvarender dan vroegere koloniale mogendheden, zoals Portugal of Spanje. De ontwikkeling van landen, zoals Zuid-Korea, Taiwan en China, lagen 50 jaar geleden nog onder het niveau van de Afrikaanse kolonies. Beleid en ontwikkelingen lang na de koloniale periode verklaren hun economische opkomst.
De koloniale geschiedenis is complex en om zaken in dit kort bestek enigszins behapbaar te maken, bekijken we een aantal aspecten rond de vraag of het Westen zijn huidige welvaart te danken heeft aan de kolonisatie. Eigenlijk verdient elk geval van kolonisatie apart bestudeerd te worden.
Zijn we rijk door ons koloniaal verleden?
Ook hier moet gesteld worden dat algemene uitspraken moeilijk zijn. Om te beginnen heeft niet elk Westers land een even omvangrijk koloniaal verleden. Bij ons is zelfs een Oostendse actiegroep bereid tot het afzagen van de hand van een standbeeld van Leopold II, omdat volgens hen alles wat er in Oostende is gebouwd, betaald is met bloedgeld dat Leopold II verdiende in Congo. Er kunnen wellicht meerdere doctoraatsthesissen geschreven worden over de geldstromen voor bekende gebouwen in België, en of ze effectief te traceren zijn tot bloedgeld.
Buiten aantal bekende constructies kan de bredere vraag of de grote welvaartssprong die het Westen rijk gemaakt heeft op het conto van de kolonisatie te schrijven is, echter eenduidiger met ‘nee’ beantwoord worden. Over de vraag waarom sommige landen rijker zijn dan andere, buigen economen zich al zo lang als de discipline bestaat. Heel kernachtig kan worden gesteld dat welvarende landen over betere politieke en economische instituties beschikken, dan arme landen.
Duizenden jaren lang, tot in de twintigste eeuw, waren gewone mensen overal arm. Een hoge levensstandaard was het privilege van elites en niet de normale beloning van productieve arbeid. Zonder de noodzakelijke aanpassingen zou die treurige toestand waarschijnlijk zijn blijven bestaan. In arme landen is dat nog altijd het geval.
Ontwikkelingsdebat
Het moderne ontwikkelingsdebat gaat over governance: hoe moeten we de gemeenschap structureren, zodat instituties ontstaan die de cruciale welvaartshefbomen bevorderen? Een typische studie vindt bijvoorbeeld het meest pro-sociale gedrag in Boston en Melbourne en het laagste in Athene en Masqat. Wat inderdaad sterk overeenkomt met maatstaven inzake de sterkte van de rechtsstaat en transparantie van instituties.
Acemoglu en Robinson maken in hun boek Why nations fail een onderscheid tussen inclusieve en extractieve instituties. Economische instituties zijn voor hen inclusief als er sprake is van bescherming van privé-eigendom, van een onpartijdig rechtssysteem en van publieke diensten die de mensen gelijke kansen geven op de commerciële en financiële markt, en bij het afsluiten van contracten. Ook moeten nieuwe bedrijven zich op de markt kunnen begeven en moeten mensen hun eigen loopbaan kunnen kiezen.
Van extractieve instituties is sprake als een minderheid de massa exploiteert zonder bescherming te bieden aan particuliere eigendom en zonder dat economische prikkels voor die massa beschikbaar zijn. Inclusieve economische instituties zijn intens verbonden met inclusieve politieke instituties. Een voorwaarde vormt de aanwezigheid van een openbare orde en gezag. Alleen dan kan een gelijk speelveld voor iedereen ontstaan en vervolgens gehandhaafd worden.
Sociaal kapitaal
Onderzoek toont al lang aan dat vertrouwen cruciaal is voor het maatschappelijk functioneren. Een groep onderzoekers zette een experiment op, waarbij studenten aan universiteiten in zestien landen hetzelfde spel onder standaard laboratoriumomstandigheden speelden. Er werd met name onderzocht of de verschillen in gedrag een systematisch verband lieten zien met meetbare eigenschappen van de landen waarin de studenten woonden.
De verschillen in gedrag bleken rechtstreeks gerelateerd aan verschillen in sociaal kapitaal, met andere woorden aan vertrouwen. Maar die verschillen konden op hun beurt gerelateerd worden aan verschillen in rechtssysteem. In landen met een zwak rechtssysteem waren de mensen opportunistisch en dus wantrouwig, en geneigd tot een vorm van valsspelen.
Onderzoekers vermoeden dat deze verschillen in rechtssysteem verder terug te herleiden zijn tot het verschil in een moraal die gebaseerd is op loyaliteit aan de eer van de clan, en een moraal die gebaseerd is op het verlichtingsideaal van goed burgerschap. Valsspelers zouden volgens de normen van de Verlichting een slecht geweten moeten hebben, maar volgens de normen voor loyaliteit jegens de clan gedragen zij zich moreel goed.
Medeburgerschap
Geert Hofstede heeft geprobeerd om allerlei culturele verschillen tussen landen systematisch te meten. Zijn metingen vertonen correlatie met redelijk nauwkeurig gemeten verschillen in waarneembaar gedrag zoals het aantal moorden. Er zijn dus grote culturele verschillen die een correlatie vertonen met belangrijke aspecten van sociaal gedrag.
In alle samenlevingen tonen mensen samenhorigheid voor hun familie en meestal ook voor hun plaatselijke gemeenschap, maar het opvallende kenmerk van hoge-inkomenslanden is dat het gevoel van samenhorigheid een veel grotere groep mensen omvat, namelijk de medeburgers.
De Fransen zijn bijvoorbeeld meer bereid om met elkaar samen te werken en geld te betalen voor andere burgers dan Nigerianen, en dat houdt allerlei instituties en normen in stand die ervoor zorgden dat Frankrijk veel rijker is geworden dan Nigeria en een grotere gelijkheid kent. Frankrijk heeft geprofiteerd van een reeks intellectuele revoluties die geleidelijk de manier waarop mensen elkaar beschouwen, hebben veranderd.
In een volgend artikel zullen we het hebben over de vraag of ex-kolonies vandaag arm zijn door het koloniaal verleden.