JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Een duik in de cijfers met prof. Dirk Heremans

Frans Crols3/10/2011Leestijd 7 minuten

Denken met cijfers is een vuistregel van prof. dr. Dirk Heremans, één van de oorspronkelijke Leuvense Economen (met hoofdletter). Vandaag blijft hij nauw betrokken bij de opvolger van de Leuvense Economen, het Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving van de KU Leuven, Vives. De economie van Wallobrux boeit Dirk Heremans.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De avond voor het interview van Doorbraak heeft professor Dirk Heremans zijn cijferkennis opgefrist. Wallobrux is nieuw als idee en amper bestudeerd. Dit verhaal is donker als koffiedrab.

Wallobrux is voor Brussel niet meteen een win-winsituatie en evenmin voor Vlaanderen, maar het zou meer moeten worden berekend, aldus professor Heremans. Het Brussels Gewest levert 19 % van het bbp (bruto binnenlands product) en veel van deze bijdrage is pendelarbeid uit Vlaanderen en minder uit Wallonië. Voor de personenbelasting is het Brusselse cijfer 9 % en dat is opvallend laag.

Dirk Heremans: ‘Allerhande aanduidingen doen vermoeden dat Brussel rijker is dan uit de cijfers blijkt. De hoofdstad heeft fiscale no-go-zones met geen of amper controles.’ Twaalf procent van de gewestmiddelen belanden in Brussel en voor een belangrijk deel komen die uit eigen inspanningen, bijvoorbeeld van belastingsopbrengsten van kantoren, één van de typische voordelen van Brussel met zijn overwicht aan bureauruimten. De gemeenschapsmiddelen voor Wallonië en Brussel samen bedragen 41 %.

Dirk Heremans: ‘De cijfers van de basistabel die ik hier hanteer, zou elke informateur en formateur op zak moeten hebben want dit zijn de cijfermatige contouren voor elke onderhandeling over een nieuwe financieringswet.’

‘Het Vlaams Gewest ontvangt 56 % van de middelen, heeft 58 % van de bevolking en betaalt 63 % van de personenbelasting. De Vlaamse Gemeenschap incasseert 59 % van de gemeenschapsmiddelen voor die 58 % van de bevolking. Als je daar de 20 % Vlaamse Brusselaars bijtelt, de normale verdeelsleutel tussen Nederlandstaligen en Franstaligen in de hoofdstad, dan loopt ons percentage op tot 60 % van de bevolking en de mindere ‘retour’ blijft. Per capita vloeit minder naar de Vlaamse Gemeenschap dan naar de Franstalige Gemeenschap, op gewestniveau is het verschil veel groter.’

Wallonië draagt 23 % bij van het bruto binnenlands product voor 32 % van de bevolking, die 28 % van de personenbelasting stort, en krijgt 32 % van de gewestmiddelen.

Dirk Heremans: ‘Wallonië geniet het meest van het bestaande financieringssysteem, wat de grote moeilijkheid is voor elke staatshervorming en de Waalse situatie zal binnen Wallobrux ook problemen stellen.’

SCENARIO 1
Wat is de eventuele toegevoegde waarde voor de Franstaligen van Wallobrux? Scenario 1 is dat het land verder politiek en economisch onaangeroerd blijft. Wallobrux is dan goed voor 42 % van het nationale bbp, een bevolking van 42 % incluis de Brusselse Vlamingen die meetellen in de personenbelasting (37 % van het nationale belastingtotaal).

Dirk Heremans: ‘Door Wallobrux en het de facto einde van de financieringswet vallen de gewestmiddelen en de gemeenschapsmiddelen weg. Wallobrux staat dan volledig in voor de eigen middelen en de eigen uitgaven. Voor de Franse Gemeenschap is dat 41 % van de nationale middelen en voor de twee gewesten – Wallonië en Brussel – 44 %. Om dat zelf te financieren stelt zich prompt een groot vraagstuk voor Wallobrux dat slechts 37 % van de personenbelasting genereert. Daarbij moeten wij echter ook de vennootschapsbelastingen, btw en andere rekenen. Bijvoorbeeld voor de vennootschapsbelasting, verdeeld volgens de plek waar de maatschappelijke zetel is gevestigd, heeft Brussel 33 % van de middelen. De vennootschapsbelasting in Brussel is traditioneel, en ook begrijpelijk, belangrijker dan elders.’ Van alle fiscale inkomsten samen zou Wallobrux dan 39 % krijgen, waarmee het dan 44 % van de gewestuitgaven en 41 % van de gemeenschapsuitgaven moet financieren. Naast de grotere eigen inspanning die Wallobrux zal moeten leveren om middelen te vergaren voor zijn uitgaven is het tweede probleem van de nieuwe politieke constructie de verdeling van de middelen tussen Wallonië en Brussel.

Dirk Heremans: ‘Op dit ogenblik wordt Wallonië zwaar gefinancierd door de rest van België. Zal Wallobrux intern daarvoor een nieuw evenwicht vinden? Zal een belasting op de pendelarbeid een oplossing brengen? Ik zie voor Wallobrux een dubbel probleem: een globaal tekort én de interne verdeling van de middelen.’

Hoe kan Wallobrux zijn financieringstekort goedmaken? Een spoor is, dat voor de personenbelasting voortaan het arbeidsplaatscriterium geldt en niet het woonplaatscriterium.

Dirk Heremans: ‘Dat is een juridische discussie waar ik mij niet in meng. Internationaal prevaleert meestal het arbeidsplaatscriterium, evenwel gecorrigeerd via dubbele belastingverdragen. Indien de Vlaamse pendelaars worden belast op hun inkomen in Brussel dan verliest Vlaanderen 3 % van zijn personenbelasting en het totale Vlaamse deel in de Belgische personenbelastingen krimpt daardoor van 63 naar 60 %. Wallonië valt terug van 28 naar 26 % van de totale personenbelastingen, want in Brussel werken ook Waalse pendelaars, alhoewel dit in Wallobrux uiteindelijk vestzak-broekzak; Brussel en Wallonië zijn communicerende vaten in Wallobrux. Met het belasten van de pendelaars in Brussel zou het hoofdstedelijke deel van de personenbelasting stijgen van 9 % naar 14 %. De middelen van Wallobrux uit de personenbelastingen klimmen dan van 37 % naar 40 %. Bekijk je de operatie voor het geheel van de belastingmiddelen, dan zakt Vlaanderen van 61 op 59,5 % en Wallobrux neemt in totaal toe van 39 tot 40,50 %.’

De aanhechting van de rijke randgemeenten bij het hoofdstedelijk gewest vergroot verder de belastbare basis van het stadsgewest Brussel. Hoe groot dat effect is op extra belastinginkomsten is vandaag moeilijk in te schatten.

Hoe zal de vorming van Wallobrux de splitsing van de sociale zekerheid beïnvloeden? Sociale rechten worden opgebouwd op de plek waar men historisch heeft gewerkt, dus de pendelaars zijn betrokken partij.

Dirk Heremans: ‘Als die sociale inkomsten bij Wallobrux belanden en de sociale uitgaven bij Vlaanderen blijven, wat overigens tegen de Europese rechtspraak zou ingaan, dan zal dat politiek-sociaal tot grote spanningen leiden.’

SCENARIO 2

Zal Wallobrux zich beperken tot de directe financiële effecten, of zullen er ook verdere reële economische gevolgen zijn voor een politiek-economisch Wallobrux?

Dirk Heremans reageert: ‘Uiteraard ontstaan reële effecten op de lange termijn, bijvoorbeeld op het bbp van Brussel, Wallobrux en de dan misschien verwezenlijkte Brussels Metropolitan Area.’

In de jaren 1980 ondernamen Dirk Heremans en Patrick Van Cayseele een systematische studie, met een grondige input-output-analyse van de Brusselse economie.

Dirk Heremans: ‘Wij concludeerden, en die besluiten blijven vandaag de trend, dat de Brusselse economie sterk afhankelijk is en verweven met de rest van het land. De hoofdstad is een multifunctioneel dienstencentrum, en dat werkt in de twee richtingen. Brussel is aangewezen op Vlaanderen en Vlaanderen is eveneens voor allerlei economische zaken aangewezen op Brussel. Wij berekenden via de input-output van Brussel dat de hoofdstad op basis van haar eigen activiteiten en dienstverlening aan zichzelf slechts 10 à 11 % van het Belgische bbp zou vertegenwoordigen. Dat percentage loopt parallel met zijn primaire inkomen. Brussel is afhankelijk voor zijn output van de input vanuit Vlaanderen, en in mindere mate vanuit Wallonië, van de hooggeschoolden die het zelf niet heeft.’

Zeer opvallend noemt Dirk Heremans de vaststelling dat de economische banden met de onmiddellijke omgeving, noem het in de taal van vandaag de Brussels Metropolitan Area, relatief niet zo sterk zijn. ‘De bindingen met de rest van het land en de dienstverlening tussen de stadsgebieden van België, bijvoorbeeld met Antwerpen en Gent, zijn de motor van de Brusselse meerwaarde. De Brusselse problemen zijn dus niet opgelost met het inpalmen van de onmiddellijke omgeving.’

En als België splitst, hoe ziet dan de toekomst van Wallobrux eruit? Brussel heeft economische zwaartepunten in de tertiaire en secundaire sector door zijn administratieve hoofdzetels. Dat kan je meten met de vennootschapsbelasting die vandaag voor 33 % toegerekend wordt aan Brussel. Als de hoofdzetels wegtrekken uit Brussel wegens de onafhankelijkheid van Vlaanderen, dan gaat tot 40 % van die vennootschapsbelasting verloren, raamt Dirk Heremans. Voor de tertiaire sector met zijn hooggespecialiseerde diensten zijn de banden met de Vlaamse steden belangrijker dan die met het ommeland en die banden kunnen verzwakken.

Dirk Heremans: ‘Niet eenvoudig maar toch iets makkelijker te becijferen is het rechtstreekse effect op de overheidstewerkstelling van het al of niet bezitten door Brussel van de hoofdstedelijke functie. Als Wallobrux ontstaat, heeft België geen hoofdstad meer, zal zeker de Vlaamse administratie wegtrekken en dat kan 10 tot 15 % schelen van het Brusselse bbp, wat dan in de Belgische totaliteit zakt van 19 % naar 17 %. In de jaren tachtig becijferden Patrick Van Cayseele en ik dat de hoofdstedelijke functie goed was voor 17,7 % van het Brussels bbp en voor 10,1 % voor het afgeleid effect op de dienstensector in Brussel. Ondertussen is er wel de groeiende Europese functie en 13 % van het Brusselse bbp zou vandaag verbonden zijn met de EU. Zal echter Brussel, na de splitsing van België, de hoofdstad blijven van Europa? Akkoord, Straatsburg is een Europese beleidsstad zonder hoofdstedelijke opdracht, maar is precies daarom minder aantrekkelijk en Brussel kan in dat vaarwater terechtkomen. Hoe dan ook, een dergelijk minderinkomen compenseren door bijvoorbeeld het belasten van de pendel is een hersenschim.’

Het is routine maar ook waarheid: de toekomst is aan de kenniseconomie en die baseert zich sterker dan ooit in centrale steden, haarden van kennis met veel experts en expertise.

Dirk Heremans: ‘De studie van de zogenaamde agglomeration economics leert dat de clustering van kennis in België gebeurt in Brussel, veel minder in Antwerpen en bepaalde vaardigheden verhuizen van de Schelde naar de Zenne. Een prominente Waalse collega is een studax van deze stelling, een verdediger van Wallobrux, en adviseur van de Franstalige partijen.’

KADER: Stadseconomie is trendy

De denktank Vives richt zich op regionale economische studies met veel aandacht voor agglomeration economics en urban economics. Dirk Heremans: ‘Dat past allemaal binnen de blijvende belangstelling voor het federalisme. Zijn dat folkloristische onderwerpen? Neen, er is een internationale markt voor. (lacht) Een van de eerste aanwervingen van Vives was overigens een Franse politologe, die nu werkt voor de Schotten. Vives zou zogezegd parochiaal, navelstaarderig zijn. In de toepassing van agglomeration economics op urban economics – de Vlaamse Ruit is in feite één grote stad – doet het wetenschappelijk pionierswerk.’
 
 

KADER: Wanneer een Vlaams Planbureau?

Het Egmontpact was eind jaren 1970 de prikkel voor de start van de zogenaamde Leuvense Economen. Dirk Heremans: ‘Als men de economische gevolgen van dat mislukte Egmont Pact berekent dan zou Vlaanderen gestrand zijn op 54 % van de gemeenschapsmiddelen in plaats van de huidige 59 %. Voornamelijk Theo Peeters, van de Leuvense Economen, heeft toen alarm geslagen voor die aderlating. Zonder de Leuvense Economen zouden de Vlamingen erin getrapt zijn.’

Veertien jaar geleden schreven Dirk Heremans en Karel Rimanque voor toenmalig minister-president Luc Van den Brande (CD&V) een nota die leidde tot de Vlaamse resoluties. Ook werd gewerkt aan een Vlaams dynamisch financieel model voor de openbare financiën. De twee assistenten die mee cijferden, hadden de start moeten zijn van een Vlaams Planbureau. Dat plan werd onder de paarse regeringen opgeborgen.

Aan Vlaamse zijde ontbreekt een gemeenschappelijke economische visie en kundigheid voor de discussie, betreurt Dirk Heremans. ‘Men laat het cijferen over aan het Planbureau en de Nationale Bank. De studiemachine van de PS doet wel aan dienstbaar cijferwerk. Wat is overigens de benchmark voor de zogenaamde verarming van Wallonië. Dat kan je toch niet alleen in de handen laten van de scenario’s met een grote demografische component van de officiële statistiekleveranciers?’

Categorieën

Frans Crols was hoofdredacteur en directeur van het economisch magazine Trends en na zijn 65 werd hij vrije pen van ’t Pallieterke, Tertio en Doorbraak.

Commentaren en reacties