JavaScript is required for this website to work.
post

Elementaire Deeltjes van de Werkloosheid

Olivier Lenaerts29/6/2014Leestijd 7 minuten

Talloze afvloeiingen en ontslagen van bedrijven hebben de laatste maanden de voorpagina’s gehaald. De verhaallijnen zijn steeds gelijklopend: omwille van de concurrentiekracht moet er gerationaliseerd worden.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het personeel is dan het eerste slachtoffer want ook de duurste schakel in het productieproces. En laat het nu net die loonnorm zijn die door het personeel (via haar vertegenwoordigers) zwaar is onderhandeld: de concurrentiedruk mag hun koopkracht niet aantasten.

Niet alles is te koop (ook niet op de arbeidsmarkt)

In die context werd er recent aan de arbeiders van Delhaize een individueel ontslagsysteem met bedrijfspremie voorgeschoteld als prikkel om het bedrijf vrijwillig te verlaten. Een eerste opmerkelijke vaststelling is dat dit politiek werd gerecupereerd door de sp.a, de partij die historisch de belangen van de arbeider altijd verdedigd heeft. Nu zijn we gewend dat vertegenwoordigers van partijen zich in debatten doorgaans staande houden zoals een schipper op het dek: nu eens op de ene voet dan op de andere al naargelang de deining die het debat bij het publiek teweegbrengt. Dat is niets nieuws, maar wat we recent in het debat van De Zevende Dag (15 juni 2014) te horen kregen dat was geen deining meer maar een heuse storm waarin men letterlijk kopje onder ging. De sp.a verdedigde, alsof zij fervent voorstander is van een op marktdenken gerichte oplossingen, het ontslagsysteem met bedrijfspremie voor oudere werknemers. Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht moet men gedacht hebben. Ofwel, eerst het eigenbelang (een premie) dan het algemeen belang (de waarde van oudere werknemers voor de economie). Hoe het Delhaizeverhaal uiteindelijk zal aflopen is vandaag (gelukkig) nog lang niet duidelijk, maar de kern van het debat is wel dat door het ontslagsysteem te publiekelijk te verdedigen men (ongetwijfeld onbewust) opteerde voor een samenleving waar de syndicale ethiek wordt verdrongen door de ethiek van de markt. Die verschuiving weerspiegelt de toenemende invloed van geld en de vrije markt op levensterreinen die ooit werden beheerst door niet-commerciële waarden. Door werknemers de keuze te geven tegen betaling hun rechten op te geven, creëert men in feite een markt. Maar is dat wel wenselijk ? Men kan hiertegen twee bezwaren opperen: het eerste luidt dat door werknemers individueel de mogelijkheid te bieden een extra premie te ontvangen, men de syndicale actie buitenspel zet en zo een ongelijke onderhandelingssituatie creëert. Het andere bezwaar is dat, als je een prijskaartje plakt op oudere werknemers, de norm dat oudere werknemers belang kunnen hebben voor de economie wordt gecorrumpeerd: oudere werknemers worden omgekocht niet voor hun eigen bestwil, maar om een extern doel in dit geval de drang naar winstmaximalisatie van Delhaize. Men gebruikt de arbeiders zo als middel om geld uit te sparen en niet als doel dat respect verdient en met waardigheid dient behandeld te worden.

En toch werkt het. Waarom zouden we ons zorgen maken over de ondermijning van een goede houding (via arbeid) voor ons persoonlijk welzijn. Waarom zouden we moeilijk doen om omkoping of manipulatie als een premie ons ook welvaart kan bezorgen? Zo trekken de overheid, de werkmensen en de marktactoren zich terug in hun eigen bastion waar men elk op zijn manier de overgeleverde waarde van economische groei en welvaart verdedigt. Die vorm van tolerantie tussen mens en maatschappij is niets anders dan een dekmantel voor intolerantie die zich manifesteert ten tijde van een crisis in de stem van haar slachtoffers, de werknemers die ontslagen worden. Ziehier de korte schets van de genese van een opkomend ziektebeeld: een extreme eenzijdige focus op welvaart ‘pur sang’. En de werkloze is de symptoomdrager van dat ziektebeeld.

Als bescheiden schakel in het radarnetwerk van een grootbank was ik zelf onderdeel van een schoolvoorbeeld van de tomeloze megalomanie van het kapitalisme. Het was een systeem waar de triomf van het kapitalisme, economische groei, hoogtij vierde. Mijn welvaart piekte. Tot ik, mede als gevolg van de financiële crisis, ook geconfronteerd werd met dat ziektebeeld dat zijn oorsprong vindt in een extreem marktgericht denken. Zoals een ziekte vaak het gevolg is van een extern virus dat het menselijk afweersysteem abrupt en zonder aanleiding kan aantasten zo zijn er geen schuldigen in dit debat: het is alleen spijtig te moeten vaststellen dat integratie-oefeningen van werklozen en/of werknemers, die moeten heringeschakeld worden, al te vaak uitmonden in financiële compensaties. Zo creëert men ook rechtvaardigheid maar wel één die gericht is op het maximaliseren van genot of nut en het minimaliseren van pijn. Een uitgangspunt dat minstens in twijfel kan worden getrokken. Zou de juiste ideologische reflex niet moeten zijn dat niet alles te koop zou mogen zijn omdat er nog zoiets is als zelfrespect en zelfredzaamheid.

Offerande

Dat is wat ik in mijn essay ‘Elementaire deeltjes van de werkloosheid’, aan de hand van mijn enigszins persoonlijke verhaal, pijnlijk duidelijk wil maken. De intrinsieke fout van het hedendaags economisch systeem trekt zich door in de beleidsmatige aanpak van de werkloosheid: in het teken van welvaart onderdrukt men dat ziektebeeld. Onder de zachte dwang waarmee de toekenning van een uitkering gepaard gaat, probeert men de werkloze gedwee terug te leiden naar het arbeidscircuit. Dat sluimerend besef van ‘ziekte’ dat in de werkloosheid op de voorgrond treedt, wordt zo vakkundig – als een sluwe bankier die zijn toxische producten aan de man brengt – de kop ingedrukt door het vooruitzicht naar meer welvaart van zodra hij zich opnieuw in het arbeidscircuit begeeft.

Het is geen mooie afschildering maar als je voor de waardering van schoonheid aanvaardt dat de reactie ook belangeloos moet zijn, kan je het huidige arbeidsmarktbeleid niet anders dan eerder pessimistisch afschilderen. Men waardeert een integratie-oefening immers nooit op zich of onafhankelijk van haar doel. Het doel, materiële groei en welvaart, is steeds latent aanwezig in de beoordeling. Zo is die donkere pessimistische kleur enigszins gerechtvaardigd te noemen.

In die pessimistische toon ligt tegelijk de verklaring van de titel Elementaire deeltjes van de werkloosheid. Hij verwijst naar de gelijknamige roman van Michel Houllebecq, die, als provocatie, een dermate pessimistische samenleving beschrijft dat de protagonisten uiteindelijk de mens willen vervangen door een nieuwe onsterfelijke mens die de individualiteit ver achter zich heeft gelaten. Zoals zijn pessimisme de voedingsbodem was voor biotechnologische ontwikkelingen, zo is de pessimistische visie op het arbeidsmarktbeleid in Elementaire deeltjes van de werkloosheid de voedingsbodem waarin een plichtsbesef voor een nieuw denkkader kan groeien.

In de confrontatie met de ijver van de overheid om met een financiële prikkel de werkloze op te tillen uit de werkloosheid, is de keuze voor de werkloze snel gemaakt. Vaak in zijn plaats. Wat ‘arbeidsmarktbeleid’ heet, kan zo retro-actief geïnterpreteerd worden als een offerande. Of men zo kan goedmaken wat herstelbaar is bij aanvang van de werkloosheid, is twijfelachtig. De herkansing die men biedt, steunt immers volledig op een vergoedingspolitiek: aanvaard deze vergoeding in ruil voor uw onvoorwaardelijke deelname aan het systeem.

Valkuilen

Vanuit het gezichtsveld van een progressieve jurist, een kritische economist, een realistische socioloog en een hedendaagse filosoof wordt het arbeidsmarktbeleid met haar beperkingen en uitdagingen in het boek ontleed in haar elementaire deeltjes. Die analyse legt een aantal valkuilen bloot waarin het beleid loopt.

Economische Valkuil. We zijn dit opiniestuk begonnen met een actueel voorbeeld van de valkuil van marktwerking op de arbeidsmarkt. Welnu, ook in de werkloosheid, geldt die valkuil. Waar men groei (via herstructureringen) wil ondersteunen door consumptie te bevorderen (via een sociale uitkering) creëert men op lange termijn een situatie waar het individu wordt bekeken vanuit zijn rol in de (wel)vaart van het systeem zonder aandacht voor zijn (wel)zijn. Dat  eenzijdig deuntje wordt vervolgens in een werkloosheidsbeleid dat erop gericht is het individu zo snel mogelijk te terug te leiden naar het arbeidscircuit versterkt tot een oorverdovend kabaal waar gezondheidsschade de plaats inneemt van verveling. Het inzicht moet groeien dat het verbond tussen groei en welvaart zijn limieten heeft bereikt. Dit geldt, a fortiori, voor een systeem dat nog steeds berust op het overbrengen van een naïef geloof in welvaart-gerelateerde principes ofschoon er geen vaart meer zit in de economie. Als dit inzicht tot één vaststelling moet leiden in functie van het hertekenen van het werkloosheidsbeleid, is het dat de kracht van de werkloosheid ligt in de ontplooiingskansen van de burger zonder loon en werk zijn talenten waarvan je het naïeve geloof in het welvaartsidee aftrekt. Je kan er een vergelijking van maken K = t – w. ‘t’ staat voor het ontwikkelen van talenten ter verbetering van eenieders welzijn en ‘w’ staat voor de valkuil van het kapitalisme, een naïef geloof in welvaart.

Sociologische Valkuil. De activeringspolitiek afdoen als ineffectief zou een brug te ver zijn, maar de invulling van die plicht tot re-integratie creëert toch een politiek met ongewenste sociale gevolgen. Waar vroeger sociale bijdragen de fossiele brandstof was van het werkloosheidsbeleid veroorzaken ze vandaag kolossale problemen. De overheid heeft door de uitbreiding van de spoeling uitkeringsgerechtigden, haar brandstof opgebruikt. De overheid heeft bovendien zelf moeten bijtanken wat in tijden van economische recessie geen evidentie is. Het gevolg is dan ook navenant: de uitkeringen zijn per capita verminderd waardoor de armoede toeneemt. Die armoede houdt niet alleen een financieel tekort in maar ook een sociaal tekort. Dat is de werkelijke bloedarmoede van het systeem van de werkloosheid: nieuwe sociale risico’s, zoals de kwalificatieverouderingen, vergen een gedifferentieerdere aanpak dan het idee van de sociale uitkering. Alleen door zich tegen die risico’s te verzekeren kan het stijgend werkloosheidscijfer en de kloof tussen werkloze en de job die hij nastreeft verkleind worden. Het is dus dringend tijd om te bezinnen over de aard van onze brandstof. Het concept van “kennis” als hernieuwbare bron van energie lijkt dan uitnodigend. Die kennis is onuitputtelijk en moet niet gedeeld worden zoals inkomen, maar gewoon vermenigvuldigd worden. Alleen ziet de wetgever de opportuniteiten vooralsnog niet in van zulk een vermenigvuldiging. Men heeft gekozen voor een andere weg. Men meent dat controle door een degressieve werkloosheidsuitkeringen en strenge marktgerichte criteria voor de beoordeling van een werkweigering, de werkloze oproept tot actie. Er wordt met andere woorden geen tijd meer geboden voor een “herstel” dat nodig is met het oog op een re-integratie die beantwoord aan een menswaardige invulling van de passende dienstbetrekking. De reglementering loopt met andere woorden in de val van de kennismaatschappij die eist dat alles onmiddellijk beschikbaar is, met name ook arbeid, en ziet niet de nood aan verandering die de kennismaatschappij vergt. 

Filosofische Valkuil.  Het werkloosheidsbeleid is gestoeld op een oorzakelijkheidscriterium dat zegt dat werkloosheid alleen kan worden weggewerkt door factoren extern aan het individu die de werkgelegenheid bepalen. Die oubollige visie is moeilijk verenigbaar met de hedendaagse visie op de problematiek. De werkloze kan niet losgescheurd worden van de socio-economische context waarin hij vertoeft evenmin als sommigen ziektes louter intra-persoonlijk kunnen bekeken worden en losgekoppeld kunnen worden van de maatschappelijke context. Het inzicht moet groeien dat die strakke scheiding tussen werkloosheid en ziekte niet houdbaar is. De Cartiaanse mensopvatting dat het menselijk bewustzijn een aparte entiteit is, is intussen achterhaald met de opkomst van de existentialisten. In het kielzog van de leer van Heidegger, zou men kunnen zeggen dat het beleid in dienst moet staan van de werkloze om het besef van ontplooiingskansen, de eigenlijke omgang met werkloosheid, te omarmen. Concreet betekent dit dat men vandaag moet durven zeggen dat zowel de werkloze als de zieke in feite  in zekere mate “arbeidsongeschikt” zijn. Dit betekent dat men moet leren denken in termen van gradaties in het sociaal aanpassingsvermogen in plaats van via een kunstgreep (a.d.h.v een economisch begrip zoals het verdienvermogen) een opdeling te willen maken tussen zieken en werklozen. Waar het omgaat is dat niet de uitkering, maar de sociale integratie centraal moet staan. Het moet gaan om een integratie benadering vanuit het perspectief van een beschadigde mens.

Nieuwe Perspectieven

Alleen aan de hand van die inzichten kan men beleidsmatig een landschap schilderen waarin de hoop op beterschap enigszins herleeft. Heidegger indachtig, moet werkloosheid dan een omgeving worden waar toekomst wordt aangereikt waarop je als werkloze kan vooruitgrijpen. De voorwaarde is dat je jezelf openstelt. Dat vergt moed, want je openstellen kan alleen vanuit de momenten waarin je je bewust bent van je situatie. Die situatie is voor de meeste werklozen op het eerste zicht niet rooskleurig, veeleer beklemmend. Het is schipperen tussen het omarmen van de maatschappelijke druk om snel te re-integreren om te vermijden dat er over je wordt gesproken als institutioneel profitariaat of zelf, ondanks de rancune, het wantrouwen en de onmacht, je vrijheid opeisen en zelf je leven trachten te ontplooien en vorm te geven.

 

Oliver Lenaerts is jurist (KUL 1997 en Sorbonne-Parijs 1998). Zijn boek Elementaire deeltjes van de werkloosheid is verschenen bij Swinnen Printing,  Hofstade-Mechelen, ISBN 978-90-902835-3-1 en is verkrijgbaar per e-mail op [email protected] aan de prijs van 16,9 EUR.  Alle inkomsten worden belangeloos afgestaan ten voordele van de VZW Walden (centrum voor begeleiding van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt).

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties