Ervaringen van een corona-geïnfecteerde
Ontsnapt – maar het luisterde nauw
foto © Claudio Schwarz
Ben ik tegen het coronavirus opgelopen? Ik heb alvast enkele moeilijke weken achter de rug… Een getuigenis over existentiële paniek
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIk weet nog altijd niet of corona me te pakken heeft gekregen, daarover krijg ik pas duidelijkheid wanneer er (over enkele maanden, allicht) een evaluatiemethode beschikbaar is die aantoont welke personen een immuniteit hebben ontwikkeld. Nauwkeuriger gesteld: het gaat om zij die een coronabesmetting achter de rug hebben en dat ook overleefden zonder dat ze medische bijstand nodig hadden.
Zo’n test-kit is een vitaal onderdeel van de strijd tegen elk besmettingsrisico: wanneer er een vaccin beschikbaar komt, en dat zal zonder enige twijfel binnen een jaartje het geval zijn, moet er een eerste selectie kunnen uitgevoerd worden. We gaan immers geen dure vaccinatieprocedure in gang zetten bij personen die een immuniteit hebben verworven omdat het virus al bij hen gepasseerd is.
Verkeer ik in dit geval?
Dat zou weleens kunnen. Ik heb me de voorbije drie weken allesbehalve in orde gevoeld. En nochtans had ik vroegtijdig alle nabije contacten vermeden en ben ik quasi altijd thuisgebleven. Mijn sociale activiteiten werden zonder enige uitzondering stopgezet (het regende afzeggingen voor een hele panoplie aan vergaderingen), en bij ons is niemand over de vloer geweest. Behalve enkele tuinaanleggers die zich niet binnenshuis hebben gewaagd. Toch heb ik me slecht gevoeld — en ben er nu pas aan het doorkomen.Ik maak duidelijk — zo denk ik toch — deel uit van de 80%-groep die een contact met het virus zonder dramatische gevolgen doorstaan. Maar zonder slag of stoot werd de infectie allesbehalve afgewikkeld.
Mijn ziekteverloop komt recht uit het boekje, wanneer ik het allemaal natrek op het internet. Het is begonnen, ergens begin maart, met wat vage symptomen die maar bleven aanhouden: wat draaierig, een kuchje zonder meer, lichte hoofdpijn, een tikkeltje koorts. Wel bleven mijn longen in orde, dat heb ik uitgetest toen ik bewust met mijn fiets naar Leuven gebold was en daarna terug naar huis, de Martinusberg op. Die reikt tot een kleine honderd meter boven de zeespiegel (ja, in onze streek spreekt men al snel over een berg), en dat houdt een stevige inspanning in die mijn ademhaling niet in de problemen bracht. Oef, en daarom vond ik het ook niet nodig om mijn huisarts lastig te vallen. Tegen een virus, gelijk hetwelk, bestaat toch geen medicijn, uitzieken is de enige oplossing.
Maar de pijntjes bleven wel aanslepen. Dat geeft allesbehalve een geruststellend gevoel, en daarbovenop hoort natuurlijk de bekommernis om je echtgenote en jongste zoon (die zijn instelling moest verlaten en tot na de paasvakantie bij ons woont) niet aan te steken. We hebben tot op heden normaal gefunctioneerd, zijn regelmatig gaan wandelen, de maaltijden werden samen genoten — maar wel alle nauwe onderlinge contacten vermijdend: elk een eigen slaapkamer. En continu de handen wassen met een ontsmettend zeepproduct, onze stock papieren keukenrol gaat er in een adembenemend tempo door.
Op en neer
Erger is het gevoel van verlatenheid. Je wordt geconfronteerd met een existentiële angst die alleen jijzelf kan verwerken. Voor alle duidelijkheid: ik ben ongelovig, heb nooit ziekelijke doodsangsten gekoesterd en sta positief in het bestaan. En toch greep op zondagnacht 15 maart de paniek me bij het nekvel. Ik werd wakker van een hoestbui en voelde me ineens heel slecht worden. Mijn vrouw werd uit haar kamer getrommeld en mijn koorts gemeten. Niks aan de hand, mijn echtgenote sprak geïrriteerd over inbeelding. Ik dan maar terug naar bed en proberen te stoppen met hyperventileren.
En ineens, enkele dagen later, leek alles voorbij. Wèg dat zeurende hoofdpijntje, de benauwde ademhaling en die flanellen benen. Ik ben prompt hutsepot gaan fabriceren in industriële hoeveelheden, die we in porties ingevroren hebben voor de tijd die komt. Mijn echtgenote had met tegenzin de riskante uitstap naar een nabijgelegen grootwarenhuis ondernomen — daar bleek gelukkig nauwelijks volk aan te schuiven. Dat de infectie zo’n pauzeknop indrukt blijkt frequent voor te komen, zo leert het internet. In die mate zelfs dat er de voorbije dagen na een kort intermezzo van schijnbare genezing nogal wat slachtoffers met zwaarbeschadigde longen op de spoeddiensten terechtkwamen die in de mening verkeerden dat het kwaadste voorbij was.
Het virus heeft een smerig karakter, dat wel. Ook in dit geval zette het me op het verkeerde been. Na die florissante dag gevuld met kokerellen brak er weer een nacht aan vol paniek. Opnieuw wakker schieten en moeilijk adem krijgen, mijn borst continu inwrijven met Vicks tot de huid ervan tintelt, en maar koorts opnemen. Ook hier: een negatief resultaat (in de marge: het medische jargon blijft me verwonderen. Wanneer een geneesheer spreekt over een negatieve uitslag is de boodschap positief). Laten we dat laatste dan maar duidelijker benoemen als het opgeluchte gevoel dat er geen sprake was van een gestegen lichaamstemperatuur. Bijna een hele nacht opgezeten en naar de domste programma’s gekeken op televisie — daarbij vrouw en zoon wakker houdend.
Hoe lang duurt het nog?
Het positieve nieuws na zo’n opflakkering waarbij je even dacht dat de miserie achter de rug was, is blijkbaar (ook dat haal ik van het internet) dat je dan, na enkele bijkomende dagen bed houden, stilaan terug de oude wordt. In deze fase zit ik nu. Behoorlijk slapjes, dat wel, en ik heb de indruk dat er in plaats van longen een holle ruimte onder mijn borstkas zit, maar ik heb niet meer dat zieke gevoel van de voorbije weken.
Maar de existentiële paniek die ik voelde blijft nazinderen. Ineens begrijp ik hoe ter dood veroordeelden zich moeten voelen, of soldaten die beseffen dat de beslissende veldslag eraan komt. Zie je dan je hele leven als in een film voorbijrollen? Niet echt, het zou trouwens ‘kinderen niet toegelaten’ zijn — maar ik kon mezelf niet beletten om een balans op te maken. Heb ik het er nu goed vanaf gebracht, of kon alles beter? Allicht beide tegelijk, zeker?
Ik heb enkele jaren geleden een wilsbeschikking opgemaakt, vanuit de overtuiging bezadigd genoeg te zijn om in eigen beheer te beslissen wanneer mijn tijd gekomen is. Maar wanneer je daadwerkelijk wordt geconfronteerd met een levensbedreigende situatie zoals ik dat de voorbije dagen heb ervaren, dan pas besef je dat de dood altijd te vroeg komt. Met het leven ben je nooit klaar; degenen die er kalm uitstappen bewonderde ik in het verleden — nu voel ik daarover voornamelijk onbegrip.
Jan Van Peteghem is ingenieur en emeritus-gasthoogleraar verbonden aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven. Zijn beroepservaring en wetenschappelijk werk draaien grotendeels om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, meer in het bijzonder de veiligheid en de gezondheid op het werk.
Bart De Wever en Paul Magnette zijn het alvast over één ding eens: 2024 wordt een strijd tussen de N-VA en de PS.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.