JavaScript is required for this website to work.
Europa

Europa kan wachten …

Colette Eerdekens8/8/2014Leestijd 4 minuten

Misschien herinnert u zich nog dat op 25 mei 2014 verkiezingen plaatsvonden: voor het Vlaamse, het federaal-Belgische én het Europees Parlement.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Misschien herinnert u zich ook nog de krampachtige pogingen om voor die Europese verkiezingen tenminste een schijn van belangstelling te wekken bij de kiezers door zogenaamde ‘Spitzenkandidaten’ naar voren te schuiven. Vijf grote fracties in het Europarlement (EP) pakten elk uit met een kandidaat-voorzitter voor de Europese Commissie. Zo zou die belangrijke functie eindelijk een soort democratische legitimiteit verkrijgen … en hoopte het veel-gesmade EP zijn gewicht in de Europese besluitvorming een ietsepietsie op te krikken. Meer dan een snuggere marketing-truuk was allemaal dat niet, want de voorzitter van de Europese Commissie wordt tot nader order nog altijd aangeduid door de staats- en regeringsleiders van de nu 28 lidstaten. Veel indruk maakte het truukje ook niet, behalve misschien in België, waar de liberale fractieleider – ene Guy Verhofstadt uit Gent – nu eenmaal kan rekenen op media-belangstelling die ’s mans ware betekenis exponentieel overstijgt.

Misschien herinnert u zich ook nog dat genoemde GV uit G nà die Euro-verkiezingen vertwijfeld probeerde om zijn sterk gehavende fractie aan te dikken met vier verkozenen van een Vlaamse partij die hij voordien – en al geruime tijd vóór de verkiezingscampagne – had gelijkgesteld met oorlog en haat. En hoe hij vervolgens het deksel op de neus kreeg. Allemaal breed uitgesmeerd in de vaderlandse media, maar nauwelijks meer dan een kleine rimpeling op het brede Europese watervlak. Daar is immers alles in de vertrouwde plooi gevallen: het zijn de christen- en de sociaaldemocratische fracties – samen (met resp. 221 en 191 van de 751 mandaten) groter dan alle andere fracties en niet-ingeschrevenen bij elkaar – die bepalen wat er gebeurt. De liberalen (onder meer dankzij het gestuntel van GV uit G nu zelfs minder sterk dan de fractie rond de Britse conservatieven) toeteren wel hard, maar zijn voor een meerderheid gewoon niet nodig. Punt. Beide grote fracties hebben dus, zoals gebruikelijk, de koek onder elkaar verdeeld: de EVP krijgt het voorzitterschap van de Commissie, de S&D dat van het parlement. Met andere woorden: de Europese Unie wordt ‘geleid’ door een grote coalitie, net als de belangrijkste lidstaat. En voor alle duidelijkheid: in die Europese Unie wordt het beleid bepaald door de Commissie en door de 28 staats- en regeringsleiders, niét door het parlement. Dus is het voordragen van een EU-commissaris – en daaraan gekoppeld het ‘binnenhalen’ van een betekenisvolle bevoegdheid ofte ‘portefeuille’ – een bijzonder belangrijke uitdaging voor elke lidstaat.

Toekomstig EU-Commissievoorzitter Juncker liet dan ook meermaals uitschijnen dat België best niet te lang zou talmen met het aanduiden van een Belgische kandidaat-commissaris. Hij werd telkens unisono bijgevallen door zowat alle serieuze kenners en commentatoren in België. Maar de aanduiding is nu eenmaal een politieke keuze. En zolang de particratie het niet eens wordt over een federale regeringscoalitie, kan zij dus geen kandidaat naar voren schuiven. Om het even te zeggen met een parafrase op een berucht geworden uitspraak: ‘ belangrijk is een relatief begrip ‘.
Het belang van het Europees Parlement is relatief, en dat van sommige haantjes in dat EP is nog veel relatiever. Maar het gewicht van de EU-Commissie is allesbehalve relatief. En de tijdige aanduiding van een kwalitatief-waardevolle Belgische EU-commissaris is in de nobelste zin van het woord een kwestie van nationaal belang, en allesbehalve een akkefietje dat afhankelijk mag worden gemaakt van de grillen der particratie. Dàt is althans wat elk ernstig mens denkt. De Belgische particratie denkt kennelijk anders.

Indien de keuze voor kwaliteit – en en passant voor landsbelang – werkelijk doorslaggevend zou zijn geweest, dan had Marianne Thyssen haar mandaat al op zak, aangezien vriend en vijand (en zelfs partijgenoten) erkennen dat zij uitmuntend geschikt is voor zo’n functie. Is of was Karel De Gucht dat dan niet? Ach, Karel… Qua intellectuele competentie kan hij zich zeker meten met Marianne; qua diplomatiek talent even zeker niét. Bovendien zou hij wàt graag zijn huidige portefeuille (Handel) behouden; maar dat is precies wat in de ogen van vele oprechte Europeanen tegen hem speelt. Van De Gucht wordt immers – niet zonder reden, indien men bekijkt welke weg hij tot dusver heeft afgelegd – gevreesd dat hij veel te toegeeflijk zou zijn tegenover de Verenigde Staten in de onderhandelingen over het op stapel staande transatlantic trade and investment partnership (zeg maar: TTIP, want natuurlijk heeft buiten enkele officiële EU-publicaties niemand het ooit over de ’transatlantische handels- en investeringsovereenkomst’, THIO). De ware draagwijdte van die overeenkomst kan niet worden overschat: ze wordt doorslaggevend voor de ontwikkeling van de Europese Unie en eigenlijk zelfs van de hele planeet. Toch kwam de kwestie nauwelijks voor in de campagne voor de Europese verkiezingen. In het parlement proberen groen en links tevergeefs op te tornen tegen het pro-Atlantische en extreem-liberale lobbywerk. In de Commissie wordt De Gucht hooguit binnenskamers af en toe beleefd aangemaand om het been wat stijver te houden. En de staats- en regeringsleiders zijn alleen maar ietwat sceptischer geworden tegenover de VSA sinds zij door de veiligheidsdiensten van dat land finaal voor schut zijn gezet.

Vervolgens daagt sinds kort in het lijstje ‘kandidaten’ de voormalige voorzitter van de Franstalige liberalen op, thans uittredend federaal minister van Buitenlandse Zaken. Reynders? Ach, Didier… Die heeft met zijn liberale geestesgenoot De Gucht vooral gemeen dat hij zó overtuigd is van zijn intellectuele superioriteit dat hij politiek langzamerhand een schertsfiguur dreigt te worden. Nu ja… misschien zou hij precies dààrom een uitstekende opvolger zijn voor barones Ashton als (even diep ademhalen) Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid. Hoe dan ook: voor Charles Michel, zijn opvolger (en tevens aartsrivaal) als MR-voorzitter, mag Reynders om het even wat worden, als hij maar snel uit de vaderlandse politiek verdwijnt.

In ernst: de Belgische particratie heeft (eens te meer) het landsbelang ondergeschikt aan haar eigen machtsspelletjes, zodat de stichtende lidstaat België als enige EU-lidstaat nog geen kandidaat heeft voorgedragen. Maar omdat over de opvolging van barones Ashton nog geen overeenstemming is bereikt, krijgen de co-formateurs Peeters en Michel nog een week of twee tijd vooraleer ze met een kandidaat moeten uitpakken. Niemand zal echt verbaasd mogen zijn wanneer dan andermaal zou blijken dat ook een onmiskenbaar competente vrouw in de Belgische top-politiek minder zwaar weegt dan zelfingenomen mannetjes.

 

Foto: (c) Reporters

Meer van Colette Eerdekens

‘Re-thinking Belgium’ organiseerde een studiedag over het Belgische perslandschap, dat weinig Blegisch blijkt te zijn. 

Commentaren en reacties