Opbergen, dat federalisme-met-vier
Sven Gatz
foto © Belga
Alleen al het feit dat Brussel als volwaardige deelstaat niet leefbaar is, volstaat om het vierledig federalisme af te schrijven
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet federalisme-met-vier-deelstaten is zo’n dertig jaar geleden ten tonele verschenen. Zonder tegenbericht durven wij het vaderschap ervan toeschrijven aan de Waalse socialist Robert Collignon.
In zijn partij was hij een van de regionalisten die na de oprichting van het Brusselse gewest (1989) de Franse Gemeenschap overbodig vonden. Al in 1990 kwam hij op voor een federaal België met vier gewesten: Vlaanderen, Wallonië, Brussel en het Duitse taalgebied.
Verhofstadt
De staatsbehoudende Coudenberg-denkgroep (zomer 1991) en Guy Verhofstadt in zijn tweede ‘burgermanifest’ (1992) leurden in die tijd eveneens met het concept, al was de vierledigheid voor hen geen wet van Meden en Perzen. Ze wilden af van de ‘complexe’ federale architectuur van drie gemeenschappen (bevoegd voor persoonsgebonden aangelegenheden) en drie gewesten (bevoegd voor grondgebonden aangelegenheden).
Verhofstadt zei (in De Financieel Economische Tijd, 1 juli 1992) dat het aantal deelstaten niet belangrijk is. Essentieel vond hij een ‘doorzichtige federale staat waarbij geen overlappingen bestaan, noch qua bevoegdheden, noch qua territoria. Men moet kiezen tussen de gemeenschappen of de gewesten. Een mengeling van beide gaat niet’.
Magnette
Lange tijd leidde het vierledig federalisme een slapend bestaan. Af en toe werd het kortstondig wakker gekust door academici als Philippe Van Parijs en Herman Matthijs. En politici als Karl-Heinz Lambertz, de minister-president van de Duitstalige Gemeenschap. Johan Vande Lanotte propageerde het tijdens het gastcollege dat hij op 17 februari 2011 aan de Universiteit Gent.
In december 2020 schreef PS-voorzitter Paul Magnette de gemeenschappen af. Hij ging de weg op van een federaal België met vier deelstaten op en hij kreeg daar uit diverse hoeken, ook in Vlaanderen, bijval voor. Sindsdien heeft het concept een vaste plaats in het institutionele discours. Indien er in 2024 een zevende staatshervorming komt, zal het zonder twijfel op de onderhandelingstafel liggen.
Gatz
In het vooruitzicht daarvan heeft Sven Gatz, in de Brusselse gewestregering bevoegd voor Begroting en Financiën, de financiële gevolgen van het vierdeelstatenmodel voor het Brusselse gewest laten berekenen. Hij deed daarvoor een beroep op economen van de ULB (Brussel), de UNamur (Namen) en de Université de Liège. Dat alsof er aan de Vlaamse universiteiten daar geen expertise voor is.
De conclusie van het onderzoek vatte De Standaard vorige zaterdag samen in de kop ‘Staatsstructuur met vier gewesten kost Brussel 1,1 miljard euro’. Indien bij de zevende staatshervorming de gemeenschappen opgedoekt zouden worden, er vier volwaardige en gelijkwaardige deelstaten zouden komen, en het huidige Brusselse gewest dus ook de gemeenschapsbevoegdheden – in hoofdzaak onderwijs, cultuur en welzijn – gaat uitoefenen, zou het begrotingstekort in 2025 met 1,1 miljard euro toenemen.
Verontrustend
Toenemen, inderdaad, want nu al kan Brussel het budgettaire hoofd niet boven water houden. In zijn net gepubliceerde jaarverslag schrijft de Nationale Bank: ‘De begrotingssituatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is al even verontrustend [als dat van het Waalse Gewest, MD]. De laatste jaren is het financieringssaldo er aanhoudend verslechterd en dat gewest is nu het deelgebied met de hoogste schuldgraad, namelijk 280% van zijn ontvangsten’.
In welke mate het financieringstekort de jongste jaren aanhoudend verslechterd is, lezen we in de rapporten van het Rekenhof. 156 miljoen euro in 2016, 201 miljoen in 2017, 599 miljoen in 2018, 1,1 miljard in 2019 en 1,4 miljard in 2020 (voor 2021 is het begrotingsresultaat nog niet bekend).
Steungeld
Het is geen klein detail dat de ontvangsten van het Brusselse gewest (dit jaar 4,627 miljard euro) al voor meer dan een vijfde (1,033 miljard euro) niet uit eigen belastinginkomsten bestaan. Maar wel uit steungeld uit de federale kas. Het gaat om onder meer een solidariteitsbijdrage (422 miljoen), een compensatie voor het feit dat internationale ambtenaren geen belastingen betalen (181 miljoen euro), een mobiliteitsdotatie (161 miljoen) en een vergoeding voor het ‘inkomensverlies’ dat pendelaars blijken te veroorzaken (44 miljoen).
Volgens de studie die Gatz bestelde, zou de uitbouw van Brussel tot vierde, volwaardige deelstaat het begrotingstekort – nogmaals: al 1,4 miljard euro in 2020 – met nog eens 1,1 miljard euro aandikken.
Uit die studie kan het Gezond Verstand maar één besluit trekken. Het federalisme-met-vier opbergen en Vlaanderen en Francofonië in een federalisme-met-twee verder laten instaan voor onderwijs, cultuur en welzijn in een Brussels stadgewest.
Werkplaatsbeginsel
Gatz trekt evenwel een andere conclusie en spreekt, niet voor het eerst, over een noodzakelijke ‘herfinanciering’ van Brussel. ‘Herfinanciering van Brussel’ wil in gewone mensentaal zeggen: de Brusselse rekening doorsturen naar anderen, in de eerste plaats Vlaanderen. Evenmin voor de eerste keer komt Gatz met het ‘werkplaatsbeginsel’ voor de pinnen. Hij wil dat de 220.000 Vlamingen en de 130.000 Walen die in Brussel werken, een deel van hun personenbelasting niet in Vlaanderen respectievelijk in Wallonië, hun woonplaats, betalen, maar in Brussel, hun werkplaats.
Sinds bij de zesde staatshervorming de personenbelasting opgesplitst is in een federaal deel en een gewestelijk deel (in de vorm van opcentiemen op het federaal deel), zou de aanrekening van het gewestelijke deel in principe volgens het ‘werkplaatsbeginsel’ kunnen gebeuren. Maar tussen droom en daad staan vooralsnog de Financieringswet in de weg, en enkele bedenkingen en vragen.
Bedenkingen en vragen
Het vergt weinig verbeelding dat Vlaanderen en, meer nog, het fiscaal armere Wallonië niet staan te trappelen om Brussel met een deel van hun gewestelijke personenbelasting te zien lopen. Brussel kan niet tegelijk de Vlaamse en Waalse gewestbelasting afromen én een mobiliteitsdotatie, een pendelaarsvergoeding en andere federale staatssteun krijgen.
Het ‘werkplaatsbeginsel’ kan bezwaarlijk enkel voor de pendelaars naar Brussel gelden, maar moet in de hele Belgische federatie van toepassing zijn. Dat betekent onder meer dat de 70.000 Brusselaars die in Vlaanderen of Wallonië werken, hun gewestelijke personenbelasting in Vlaanderen respectievelijk Wallonië betalen. En wat dan met de duizenden inwoners van het Duitstalige deelstaatje die de grens oversteken en in Noordrijn-Westfalen of Rijnland-Palts werken? Moeten zijn hun gewestelijk deel van de personenbelasting dan aan Duitsland betalen?
Laten wij het Gezond Verstand maar zegevieren en dat federalisme-met-vier opbergen.
Categorieën |
---|
Mark Deweerdt (1952) was journalist bij De Standaard en De Financieel-Ekonomische Tijd/De Tijd, en schreef als kabinetsmedewerker toespraken en teksten voor Yves Leterme, Kris Peeters, Herman Van Rompuy en Geert Bourgeois.
Vijf maanden na de verkiezingen is er nog geen uitzicht op een nieuwe regering. Welke factoren bevorderen of bemoeilijken de regeringsvorming?
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.