JavaScript is required for this website to work.
Media

Foute mening? Uitsluiten!

Links en de islam hand in hand tegen de vrijheid

Koenraad Elst4/8/2019Leestijd 5 minuten

foto © Public Domain Pictures

Othman El-Hammouchi verdedigt censuur door private instanties in plaats van gerechtelijke vervolging. Dit is Orwelliaanse gedachtecontrole.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De verkiezing van Boris Johnson tot Tory-partijleider en eerste minister was voor de politieke linkerzijde nog maar eens de gelegenheid om hem met allerlei vuile taal te bekogelen. Ook van moslims kreeg hij bakken kritiek toen opgerakeld werd dat hij ooit de islam zelf als het probleem had gebrandmerkt. (Hij is getrouwd met een sikh-vrouw wiens familie het in 1947 Pakistaans geworden West-Punjab wegens dodelijke vervolging van niet-moslims ontvluchtte.) Daarop had N-VA-europarlementslid Assita Kanko in De Standaard (26 juli 2019) gevraagd het respectvolle debat te herstellen, dat door de ziedende haat jegens Donald Trump en Johnson zo bezoedeld geraakt is.

Inqilaab zindaabaad!

De redelijkheid zelve, zou je denken. Echter, in het kader van de steeds hechtere broederband tussen enerzijds de neostalinistische social justice warriors/antifa’s en anderzijds de islammilitanten, publiceerde Othman El-Hammouchi in De Standaard van 27 juli meteen een wederwoord onder de titel Er zijn wel foute meningen. Zowel islamieten als neostalinisten menen de waarheid in pacht te hebben en brengen de nodige eigengerechtigheid op om andere meningen in de ban te slaan.

Natuurlijk bestaan er onjuiste meningen, dat zijn degene die je kunt weerleggen. Maar hier wordt iets anders bedoeld, iets waar zowel SJW’s als islamieten verlekkerd op zijn: het onderdrukken en uitsluiten van een ‘fout’ bevonden mening.

Onze linkerzijde, vroeger proletarisch maar nu neoracistisch, heeft altijd wat gehad met de jihadstrijders. Tijdens de Russische Revolutie moedigden de bolsjevieken de moslims aan om in opstand te komen tegen de tsaar en vervolgens tegen het burgerlijk-republikeinse regime van Aleksandr Kerenski (maart-november 1917), onder het Perzische motto: Inqilaab zindaabaad, ‘leve de Revolutie!’ Eens de machtswissel voltooid, waren de moslims er echter aan voor de moeite. Al werden de moskeeën nadien beter behandeld dan de orthodoxe kerken.

Het wederzijds huwelijksbedrog is een constante in dat verbond, bijvoorbeeld zoals de Bengaalse communisten pleitten in 1947 voor de splitsing van India, zodat Oost-Bengalen Pakistaans werd. Kort nadien mochten zij daar echter opkrassen. De Perzische communisten pleegden samen met de ayatollahs een machtsgreep tegen de sjah, maar werden daarna uitgemoord. Onze linkerzijde meent het echter beter te weten dan de geschiedenis, dus probeert zij het nog eens.

Haat

El-Hammouchi, student wiskunde en zelfonderwezen wijsgeer, betoogt, ‘De opvatting dat bepaalde mensen minderwaardig zijn aan andere — wegens hun huidskleur, geaardheid, geslacht, geloof, enzovoort — is geen “mening”, het is een uitdrukking van haat. Het is dan ook onmogelijk om erover te discussiëren: er bestaat geen argument dat iemand ervan zal overtuigen dat de mensen die hij veracht, gelijkwaardig zijn. Het antidotum voor debat is niet debat, maar uitsluiting.’

Dat is al feitelijk onjuist. Ten eerste zijn er natuurlijk mensen van mening veranderd dankzij andermans argumenten, ook inzake de al dan niet minderwaardigheid van groepen. Misschien niet meteen, en zeker niet allemaal, maar het komt voor. Als je de moeite doet te argumenteren, ga je ervan uit dat je argumenten verschil kunnen maken: zeker op het gehoor, en idealiter ook op je debatpartner. Dat resultaat is niet gewaarborgd, net als het welslagen van een nieuwe onderneming niet vastligt, maar dat is nu eenmaal de uitdaging die we in een vrije samenleving aangaan.

Ten tweede is een negatieve mening nog geen uiting van ‘haat’. Een schoolfrik die met het rode potlood de taal- en stijlfouten in een opstel verbetert, ‘haat’ die fouten niet, en nog minder de leerling die ze gemaakt heeft. Het nu populaire ‘haat’-vertoog is een onterechte emotionalisering van het redelijk debat. En zelfs waar het juist zou blijken, maakt de lading ‘haat’ een mening niet ontoelaatbaar, en nog minder ontneemt hij haar de status van mening. Het slachtoffer van een verkrachting zal de dader wellicht haten, maar dat maakt haar mening over hem nog niet ongeldig.

Objectieve verschillen

Over groepen kan je op basis van feitenmateriaal soms wel degelijk besluiten dat ze gemiddeld beter of slechter zijn dan anderen. West-Afrikanen zijn bijvoorbeeld beter in sprinten en Oost-Afrikanen beter in de marathon, ‘beter’ dan bijvoorbeeld Oost-Aziaten. Moslims zijn slechter in geletterdheid dan joden, maar beter in voortplanting dan vrijzinnigen. Daarvoor hoef je hen niet te haten: noch de groep die er in een bepaald opzicht beter uitkomt, noch zelfs degene die onderaan eindigt. Zelf heb ik de laatste van mijn klas nooit ‘gehaat’, ook al wist ik dat hij een minder groot licht was. Het leven bestaat nu eenmaal uit verschillen – dat zouden diversiteitsprofeten toch moeten weten.

Overigens is het voor een moslimactivist wel tegenstrijdig om ‘minderwaardig wegens geloof’ te verketteren, bijvoorbeeld als een vorm van ‘haat’, want tot de kern van Mohammeds geloof behoort nu juist de veroordeling van de andersgelovigen tot een minderwaardige status in deze en de hel in de latere wereld. Volgens onze jonge wijsgeer moet hemzelf dus de mond gesnoerd worden.

Privatisering van de censuur

Een verschil met de stalinisten van destijds is dat de SJW’s en hun moslimleerlingen met hun tijd meegegaan zijn. Als de staat de hun onwelgevallige meningen wil verbieden, is dat mooi meegenomen (van de reeds bedongen muilkorfwetten maken zij maximaal gebruik), maar voor censuur rekenen zij nu toch vooral op private instanties: de media en de digitale communicatiegiganten (Facebook, Twitter, Google, Amazon…). Dat is een hedendaagse en doeltreffender vorm van de maatschappelijke druk op de reputatiebekommerde bourgeoisie en de weinig geïnformeerde massa die zij altijd al uitgeoefend hebben.

El-Hammouchi praat hier de spottende SJW-opiniehegemonen na. ‘In onze landen mag dat niet gedaan worden door de staat, gezien dit een inbreuk zou zijn op de individuele vrijheid van de burger en de staatsmacht te veel zou uitbreiden. In plaats daarvan trachten we een bepaalde informele maatschappelijke gedragscode te handhaven, zodat haatdragende uitdrukkingen je de afkeuring van je omgeving, vrienden, familie en werkgever opleveren. De media spelen daarin als agenda-setter een belangrijke rol: ze moeten uitingen van haat en discriminatie identificeren en hard aankaarten.’

Kuddegedrag

Inderdaad, waarom iets verbieden wanneer je het evengoed kan uitsluiten met medeplichtigheid van de bange burgers? De SJW’s stellen op zich numeriek niet veel voor, maar slagen er met de nodige intimidatie wel in om de goegemeente actief of passief voor haar kar te spannen. Zoals schaapjes gedwee de aangegeven richting uitgaan, desnoods met een slag van de herdersstaf of het geblaf van de herdershond.

Ik ben zelf bijvoorbeeld al vaak gedesinviteerd door organisatoren van debatten of lezingenreeksen omdat zij door SJW’s gecontacteerd waren en tegen mij in het harnas gejaagd. Soms lukte dat op het niveau van de overtuiging, zodat zij zich echt tegen mij keerden (‘Jij gedraagt je zo normaal, ik zou er bijna ingetrapt zijn, maar hier lees ik wat voor iemand jij wérkelijk bent!’), maar even vaak deed zich een ander scenario voor: mensen die zich alleen tegen mij keerden vanwege de vrees om zelf op hun beurt door de SJW openbaar aan de schandpaal genageld te worden, met alle gevolgen van dien. Dan klonk het: ‘Ja, we zijn het wel met u eens hoor, maar u begrijpt dat onze instelling niet het risico kan nemen om met u geassocieerd te worden.’

Sarcasme

Terwijl de SJW’s in alle instanties waar zij de controle verwerven, aan censuur en uitsluiting doen, beweren zij sarcastisch dat zij alle ruimte aan de vrije meningsuiting laten. Alleen, die internetgiganten hebben nu eenmaal de ‘vrijheid’ om op hun platform toe te laten wie zij willen. De SJW-controle speelt zich af op het niveau van dat ‘willen’: met een mengsel van belonen en bedreigen zorgen zij er wel voor dat die instellingen zelf ertoe komen de uitsluiting van dissidenten te ‘willen’.

Op politiek niveau zijn de SJW’s erin geslaagd een kritische massa aan beleidsmakers flutbegrippen als ‘haat’ of ‘islamofobie’ in het officiële vertoog en zelfs in wetgeving te doen opnemen, zoals in de pas in Frankrijk goedgekeurde wet tegen cyberhaat. Des te vlotter nemen zakenlui en natuurlijk media dit vertoog over en passen zij op hun niveau de gewenste censuur en uitsluiting toe.

Maar ik ben het met El-Hammouchi eens dat de media ‘uitingen van haat en discriminatie’ moeten aanwijzen, bijvoorbeeld die in de islam. Dat de islam ‘haat’ predikt, is de zaak van de wetgever niet. Dat mag hij, zoals een verkrachter zijn slachtoffer gerust mag ‘haten’ wanneer zij de euvele moed heeft om over hem de waarheid te zeggen. Zolang daaruit geen misdaad volgt, moet die opinievrijheid wat mij betreft kunnen. ‘Haat’ is normaliter niet strafbaar en moet het ook niet worden.

De ‘discriminatie’ daarentegen, zowel tussen gelovige en niet-gelovige als tussen man en vrouw, behoort tot de islamitische wetgeving. De media hebben als taak die discriminaties in kaart te brengen en ze bij naam te noemen telkens zij in de actualiteit een rol spelen. Verder dienen zij politici onder druk te zetten om elke toegeving aan die discriminaties af te blokken. Niet uit haat, maar uit eerbied voor en gehechtheid aan onze vrijheden.

Koenraad Elst (1959) is orientalist. Hij werkte als politiek journalist bij diverse Vlaamse en Indiase media, van Trends en Punt tot The Pioneer en Pragyata Magazine, als assistant buitenlandbeleid in de Belgische senaat, en als gastprofessor in twee Indiase universiteiten. Zijn eigenlijke roeping vindt men echter in de tientallen onderzoekspapers en een dertigtal boeken, vooral over de belangrijkste hangijzers in de antieke en hedendaagse feiten- en ideeëngeschiedenis van India, en verder over faits divers als de islam.

Commentaren en reacties