JavaScript is required for this website to work.
Politiek

‘Ga stemmen, verdomme’

Bij de boekvoorstelling van 'Hoera! De democratie is niet perfect'

Rik Van Cauwelaert29/9/2019Leestijd 10 minuten

De democratie is niet perfect, stelt Joël De Ceulaer. Rik Van Cauwelaert is het daar volmondig mee eens. Een essay over democratie.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op dinsdag 23 september werd het boek van Joël De Ceulaer Hoera! De democratie is niet perfect in de Minard in Gent voorgesteld. Rik Van Cauwelaert sprak er onderstaande speech uit.

*

* *

Volgens de Franse revolutionair Auguste Blanqui was democratie een woord van rubber, dat in verschillende vormen kon worden gekneed, dat op verschillende manieren kon worden ingevuld. Maar sommigen wensen er zelfs geen invulling aan te geven.

Op 26 mei mochten –  moesten eigenlijk, omwille van de opkomstplicht –  8.167.709 Belgen hun stem uit brengen. 6.780.538 medeburgers hebben dat gedaan.  Maar 1.387.171 landgenoten hebben de verkiezingen op een of andere manier genegeerd, door blanco of ongeldig te stemmen, of gewoon door weg te blijven. Die groep van malcontenten en ongeïnteresseerden vormt eigenlijk de grootste partij in het land.

Dat hoge aantal wegblijvers en blanco- of ongeldigstemmers  – 122.942 meer dan in 2014 – is op zich geen bewijs dat de democratie niet perfect is. Wat het wel aantoont is dat kennelijk steeds meer burgers niet langer geloven in wat Churchill voorhield – een uitspraak die door Joël de Ceulaer terecht wordt geciteerd in zijn boek. In de aanloop naar de verkiezingen van 1945, die hij overigens zou verliezen, zei Churchill: ‘Het fundament van alle lof die de democratie wordt toegezwaaid is de kleine man, die in een klein hok gaat staan, met een klein potlood, om een klein kruis te zetten op een klein stuk papier – geen enkele hoeveelheid retoriek of discussie kan het overweldigende belang daarvan minimaliseren.’

Joël De Ceulaer had dus minstens 1.387.171 goede redenen voor het schrijven van zijn boek Hoera! De democratie is niet perfect, dat zoals de ondertitel aangeeft een verdediging is – een schitterende verdediging overigens – van een inderdaad onvolmaakt systeem. Tegelijk is het een krachtig antwoord aan de doemzeggers die om de haverklap de absoute uitspreken over de parlementaire democratie.

In zijn inleiding bij dit boek stelt De Ceulaer meteen drie vragen aan de lezer:

1 – Wordt u soms overvallen door een licht gevoel van nostalgie naar de tijd dat het land nog werd bestuurd door grote staatslieden?

2 – Wordt u weleens dieptreurig bij de vaststelling dat het er in de politiek vandaag zo heftig en genadeloos aan toe gaat?

3 – Overkomt het u weleens dat u de verdeeldheid in onze samenleving betreurt en zou willen dat we allemaal een beetje beter met elkaar kunnen opschieten?

Op elk van die vragen moest ik eerlijkheidshalve telkens met ‘neen’ antwoorden.

Om de goede reden dat onze parlementaire, representatieve democratie – want daar is het hier toch om te doen – niet slechter of niet beter is dan vroeger. Neen, ze is gewoon anders. Omdat in de democratie elke generatie een nieuw volk is. Dat schreef Alexis de Tocqueville, die – u zult het lezen – prominent aanwezig is in het boek van Joël De Ceulaer.

Macht

Op mijn erkenningskaart als journalist staat de handtekening van Gaston Eyskens – wat inderdaad aantoont dat ik al een tijdje meeloop. In die dagen, 48 jaar geleden dus, had de bezoeker vanuit een van de hoge ramen van de leeszaal op de eerste verdieping van het Paleis der Natie, het parlementsgebouw langs de Wetstraat, in één oogopslag een compleet overzicht van het Brusselse, zeg maar Belgische machtscentrum.

Om toen tot de macht door te dringen, moest de politicus het vertrouwen genieten van het parlement, van het daartegenover gelegen koninklijk paleis, en liefst ook van de Generale Maatschappij waarvan het hoofdkwartier was gevestigd langs de Koningsstraat, vlak tegenover het Warandepark.

Het volstond toen niet om een pak voorkeurstemmen te halen. De genegenheid van de bevolking was uiteraard meegenomen, maar was niet echt noodzakelijk. Van niemand zijn zoveel strooien poppen verbrand en opgehangen als van Gaston Eyskens, die niettemin zonder enige twijfel de grootst naoorlogse premier van België mag worden genoemd.

Het parlementaire mandaat was soms niet eens de voltijdse bezigheid van de verkozene. De volksvertegenwoordiger was in die dagen nog bijzonder gesteld op zijn onafhankelijkheid, niet alleen tegenover de regering, ook tegenover de eigen partij.

Intussen is de politieke macht grotendeels verschoven, weg uit de Wetstraat naar het supranationale en internationale niveau. En dat proces is nog in volle uitvoering.

De munt, de economie, landsverdediging en deels zelfs justitie ontsnappen vaak aan de controle van de volksvertegenwoordigers. Het zijn de Europese Commissie, de Europese Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Hof van Justitie, de Navo, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), het Internationaal Muntfonds, en de G20, die door niemand gecontroleerde beslissingen opleggen – beslissingen die ons allemaal raken. In zijn boek gaat De Ceulaer dieper in op die sluipende besluitvorming binnen de EU.

Het moeilijkste in de politiek is het juist inschatten en begrijpen wat we zien gebeuren. Ruim 35 jaar geleden bijvoorbeeld klonk het zo: ‘Misschien zal de democratie in de loop van de geschiedenis niet meer dan een ongeluk zijn geweest, een korte parenthese die onder onze ogen weer wordt afgesloten.’ Het is een zinnetje uit Waarom democratieën sterven van de Franse journalist en succesauteur Jean-François Revel dat destijds in weldenkend West-Europa voor gespreksstof zorgde. Volgens Revel kwam het gevaar voor de democratie uit de Sovjet-Unie, de communistische heilstaat. Tien jaar later was er geen communistische heilstaat meer en kondigde Francis Fukuyama het einde van de geschiedenis af: het Westen had gewonnen, althans volgens hem.

Niettemin werden in de loop van de ruim 35 jaar na de (voorlopig toch) foute voorspelling van Revel bibliotheekplanken vol geschreven over de nakende ondergang van de democratie en over het ontstaan van zogeheten onvrije of illiberale democratieën.

Bedreigingen

Vandaag komt volgens analisten de grootste bedreiging van populistisch rechts, met de Amerikaanse president Donald Trump als meest verontrustende icoon. Intussen besmetten de antisysteempartijen heel de Europese Unie. Verwijzingen naar de jaren 1930 zijn niet van de lucht. In die crisisjaren werd de parlementaire democratie vaak weggezet als de cultus van de onbekwaamheid, onder meer door de ultrarechtse Action Française. Uit die jaren na de Eerste Wereldoorlog dateren treurwilgen als Ortega y Gasset met zijn Opstand der Horden met daarin een inleiding over de zieke democratie, en Oswald Spengler die zonder meer De ondergang van het Avondland afkondigde.

Een oude oom van mij, die voor de oorlog de extreemrechtse VNV’ers en Rex-verkozenen triomfantelijk het parlement zag binnenmarcheren, bestempelde de jaren dertig als een periode waarin het moeilijk was om juist te denken. Maar hij voegde er een waarschuwing aan toe: ‘Let op, want zoals toen zullen er ook in de toekomst stemmen opgaan die beweren dat het parlement heeft uitgediend, dat er iets anders in de plaats moet komen. Opgepast dan, want dat discours verbergt meestal een andere, sinistere agenda. Als het parlement, en dus de democratie, zwak is en uitgeblust lijkt, dan is dat altijd het gevolg van de zwakte van de verkozenen, en niet van de zwakte van de instelling.’

Mussolini en Hitler kwamen inderdaad aan de macht omdat de democratische partijen niet bereid waren om zich niet alleen met de wapenen van de geest, maar ook met de wettige machtsmiddelen van de Staat tegen de belagers van onze beste goederen te verdedigen. Dat zei de Nederlandse academicus en socialistisch politicus George Van de Bergh in 1936 in zijn bekende oratie.

In die jaren dertig was er overigens al sprake van ‘een nieuwe politieke cultuur’ die er moest komen. In die dagen organiseerde het blad Le Rouge et le Noir in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten een groot debat over die nieuwe politieke cultuur, die vooral door het fascistische Rex werd gepropageerd. De Ceulaer verwijst in zijn boek naar de vergelijkbare roep naar Nieuwe Politieke Cultuur in de jaren 1990. Dat gebeurde naar aanleiding van de Dutroux-affaire, waarin – het mag hier worden gezegd – de media geen fraaie rol hebben gespeeld.

Maar kijk, enkele jaren geleden, na alweer een opstoot van Vlaams Belang schreef Mark Elchardus in Knack: ‘Het parlement stelt niks meer voor.’ En hij voegde er meteen aan toe: ‘Moeten we proberen het parlement te herwaarderen of meteen op zoek gaan naar nieuwe, meer levendige vormen van democratie.’

Zijn collega Luc Huyse stelde in zijn boek De Democratie voorbij dat de parlementaire versie van de democratie haar tijd heeft gehad.

Elchardus noch Huyse kunnen van een sinistere agenda worden verdacht. De Ceulaer gaat in zijn boek dieper in op de stellingen van beiden. Maar frappant is wel dat telkens weer het vooral academici, intellectuelen en journalisten zijn die in paniek slaan bij elke electorale opstoot van populistische of extremistische partijen. Hun geloof is kennelijk heel beperkt in het democratische bestel dat in de loop der jaren niet alleen het nazisme en het fascisme overleefde maar ook het communisme.

Rechtsstaat

De democratie en de rechtstaat zijn echter veel resistenter dan gedacht. Precies omdat vrijheid en gelijkheid en de rechtstaat in de democratie samenkomen.

Bij elke crisis ondergaat de democratie kleinere of grotere gedaantewisselingen. De invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht na de Eerste Wereldoorlog bracht een grotere emotie in de politiek. Sindsdien werd de politiek ook geconfronteerd met de wisselvalligheid van de kiezer, met als gevolg ook de opkomst van extreemlinkse en extreemrechtse partijen. En het taalgebruik werd weer wat botter.

Na de gouden jaren zestig zakten West-Europa en de Verenigde Staten met de oliecrisis weg in een diepe recessie. U hoeft er de inflatie- en werkloosheidscijfers van het midden van de jaren 1970 maar bij te halen – vooral de werkloosheid onder jongeren – om de ernst van de toenmalige situatie in te schatten. En toch kwam, ondanks de beperkte weerbaarheid van het beleid tegen de economische tegenkrachten, op geen enkele moment de parlementaire democratie in gevaar – wat een halve eeuw eerder wel het geval was geweest.

Na de Tweede Wereldoorlog waren immers niet alleen bij ons maar ook in de rest van Europa, de sociale systemen versterkt, en kwam ook de democratisering van het onderwijs en vooral van het universitair onderwijs uit de steigers, zowel voor mannen als voor vrouwen.

Dat heeft tot gevolg gehad dat ook individuele weerbaarheid toenam. De burger aarzelt vandaag niet om het beleid voor de rechter te dagen als hij oordeelt dat zijn persoonlijke rechten in het gedrang komen. Wat vaak een ernstig obstakel vormt voor het beleid, dat daardoor door sommigen als traag en ondermaats wordt beschouwd.

Dictatuur

Sommige klimaatactivisten vragen vandaag zelfs een opschorting van de democratie, wat volgens hen nodig is om de catastrofe af te wenden.

In zijn boek citeert De Ceulaer technologieondernemer Peter Hinssen die in een gesprek met Knack Europa en de Verenigde Naties wegzet als veredelde praatbarakken. Hinssen merkt op dat mensen, vooral rijken, hun geloof in de westerse structuren verliezen en ontsnappingsroutes uitbouwen. In verband met de genetische manipulatie van embryo’s zei Hinssen: ‘Vandaag zijn niet-democratische regimes veel beter gewapend om met verandering om te gaan dan onze westerse democratieën.’ (Zijn uitspraak deed me even denken aan Jean-Luc Dehaene die ooit heel enthousiast terugkeerde uit China waar alles zoveel sneller ging.)

Een mooi voorbeeld van wat Hinssen hier voorhoudt stond ooit in het Amerikaanse blad The Baffler. Dat bracht het verhaal van Google-ingenieur Justine Tunney, een van de initiatiefnemer van Occupy Wall Street, die suggereerde om alle Amerikaanse ambtenaren met vol pensioen naar huis te sturen, het ambtelijk bestuur over te dragen aan de tech-industrie, en Google-CEO Eric Schmidt aan te stellen als CEO van de Verenigde Staten.

Tunney haalde haar voorstel uit de lezing How to reboot the US government(nog altijd op YouTube te bekijken) van softwareontwikkelaar Curtis Guy Yarvin, bekend onder zijn bloggerpseudoniem Mencius Moldbug. Yarvin stelde voor het land toe te vertrouwen aan een nationale CEO’ of beter gezegd een dictator. Want als de Amerikanen hun regering willen veranderen, moeten ze hun dictatorfobie – u hoort het goed – overwinnen. Zijn voorstel werd op algemeen applaus onthaald.

Een van de denkers achter wat ze in de Verenigde Staten ‘The Dark Enlightment’ noemen is Stanford-prof en ondernemer Balaji Srinivasan, die van Silicon Valley een aards paradijs wil maken waar ondernemers en bollebozen hun gang mogen gaan ongehinderd door de overheid en haar regelzucht. Srinivasans project voorziet in een uitstap uit de democratische samenleving en de vorming van tal van kleine bedrijfsstaten. Let wel, ook bij ons heeft ooit een politicus een Burgermanifest gepleegd waarin hij pleitte voor de mogelijkheid om uit de staat te stappen – dat moest zelfs een nieuw burgerrecht worden.

Deliberatieve democratie

Ooit schreef Chesterton in De man die Donderdag was:‘De armen hebben zich soms verzet tegen slecht bestuur; de rijken hebben er zich altijd tegen verzet geregeerd te worden.’

In zijn boek maakt Joël De Ceulaer terecht korte metten met de verschillende voorstellen van deliberatieve democratie, de zogeheten hybride democratie van burgerplatforms, loting i.p.v. verkiezingen en dergelijke, en ook met lui die de verkiezingen vergelijken met toiletbezoek of sluikstorten.

Wat de burgertop, die nochtans fors werd gediend door de media,  heeft opgeleverd aan bruikbaars is bekend: niets. En wat het belangrijkste resultaat van het compromis rond de Oosterweelverbinding, dat overigens werd voorbereid door een grondige maar discrete opiniepeiling door oppermarketeer Jan Callebaut, is dat StRaten-Generaal-aanvoerder Manu Claeys zetelt in de raad van bestuur van bouwmaatschappij BAM (Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel), intussen omgedoopt tot LANTIS (Leefbaar Antwerpen door Innovatie en Samenwerken). Hij zal daar voortaan als bestuurder de belangen van de vennootschap moeten dienen, zoals dat wettelijk is bepaald. Maar hoe kan StRaten-Generaal ter verantwoording worden geroepen als – ik zeg maar – het kostenplaatje voor dat faraonische bouwwerk volledig uit de hand loopt, zoals overigens te verwachten? Dat ter verantwoording roepen is precies de kern van de democratie.

Het afleggen van verantwoording en de sanctionering van de bestuurders gebeurt in het parlement. En daarom moet dat parlement, moet de slagkracht van de volksvertegenwoordigers worden versterkt.

Het parlement heeft alle bevoegdheden die niet expliciet door de Grondwet worden ontzegd. Maar omdat de parlementsleden via hun fractie aan de partijketting liggen, wordt het parlement soms herleid tot een schaap in wolvenvacht. De vrijheid van de parlementariër is relatief en blijft in elk geval ondergeschikt aan de partijtucht. Iets waar Achille Van Acker zich destijds als voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers al over beklaagde.

Partijfinanciering

De partijfinanciering, door de partijen zelf georganiseerd, is de sterke keten waaraan de parlementariërs vastliggen. Via de partijfinanciering en het aanwenden van die middelen bepalen de partijoligarchen wie wel en wie niet op een verkiesbare plaats op de lijst komt. Wat Herman De Croo ooit deed opmerken dat België nu veel minder kiezers telt dan in 1831. Terwijl politicoloog Wilfried Dewachter met enige ironie vaststelde dat de belangrijkste verkiezingen die van de partijvoorzitters zijn.

Toch is er zelfs na zes staatshervormingen in de grondwet van partijen nog altijd geen sprake. Partijen zijn feitelijke verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid. In het Kamerreglement is alleen sprake van de fracties.

Wat de Grondwet bepaalt, is wat Edmund Burke al in 1774 zijn kiezers in Bristol op het hart drukte in een terecht beroemd gebleven toespraak. Daarin kondigde hij aan geen afgevaardigde van de lokale kieskring te zullen zijn, maar een verdediger van het algemeen belang.

Volgens artikel 42 van de Grondwet neemt de verkozene, zodra de eed is afgelegd, zijn mandaat persoonlijk op, dus niet als afgevaardigde van zijn partij. Hij is bijgevolg alleen nog verantwoording verschuldigd aan de kiezers. Niet alleen aan de kiezers die voor hem (en dus ook voor zijn partij) kozen maar aan alle kiezers in het land. Dat laatste wordt weleens vergeten door de verdedigers van de federale kieskring. En om te garanderen dat hij kan optreden in alle onafhankelijkheid, los van partijen, belangenverenigingen en drukkingsgroepen, krijgt de volksvertegenwoordiger een wedde. Die wordt niet door zijn partij maar door de belastingbetaler betaald.

De partijen hebben zich ruim bediend van financiële middelen. 72 miljoen euro per jaar, dat is ronduit vorstelijk. De Ceulaer pleit ervoor dat die middelen zouden dienen om het parlement en zijn werking te versterken, tegenover de vandaag alles controlerende regering. Op die manier zou het eindelijk ook zijn rol kunnen opnemen van controleur van de Europese Unie, want die rol komt de nationale parlementen toe. Temeer omdat het Europees Parlement niet echt voluit die controlerende rol kan/mag spelen.

Parlementariërs

Gewezen Europees president Herman Van Rompuy heeft daar ooit op gewezen in zijn nawoord bij The road to political democracy van Robert Senelle, Emile Clément en Edgard Van de Velde: ‘De huidige nationale parlementen zijn een onlosmakelijk deel van ons systeem. (…) Er is voor mij geen tegenspraak tussen een Europese democratie, uitgedrukt in het Europese Parlement, en onze nationale democratieën, tot uitdrukking gebracht door de nationale parlementen.’ En Van Rompuy voegde er bij wijze van verduidelijking artikel 10 van het Verdrag van Lissabon aan toe over de rekenschap die de staats- en regeringsleiders en de ministers in de raden verschuldigd zijn aan hun burgers en aan hun nationale parlement. Alleen blijken de nationale parlementsleden geen besef te hebben van die macht.

Parlementsleden hebben hun verantwoordelijkheid, maar ook de burgers. Voor hen geldt nog altijd de bijna 200 jaar oude waarschuwing van de Zwitsers-Franse liberaal Benjamin Constant: ‘Het gevaar van de hedendaagse vrijheid is dat wij, in beslag genomen door het voluit genieten van onze individuele ongebondenheid en de jacht op persoonlijke voordelen, ons recht om te delen in de politieke macht aan anderen overlaten. En de machthebbers zullen niet nalaten ons daarin aan te moedigen.’

Hoera! De democratie is niet perfect is alvast een stevige en briljante aanmoediging om voluit gebruik te maken van dat recht om te delen in de politieke macht.

Na de lectuur van dit boek dacht ik onwillekeurig aan de winkelzakjes van de bekende Brusselse boekhandel Filigranes waarop in grote letters staat: ‘Lisez, nom de Dieu.’ Op de kaft van Hoera! De democratie is niet perfect had gerust mogen staan: ‘Ga stemmen, verdomme!’

Het schitterende werkstuk van Joël De Ceulaer kan niet genoeg worden aangeprezen.

Rik Van Cauwelaert is columnist van 'De Tijd'.

Commentaren en reacties