JavaScript is required for this website to work.
post

Geen ’terrorisme’, geen stage bij De Standaard

Het verhaal van Omar

Pieter Bauwens30/12/2015Leestijd 12 minuten

Je bent de enige moslim op de redactie, mét baard, die bidt en het woord ’terrorisme’ wil vermijden. Dan word je al snel verdacht.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Een café in Antwerpen voor een afspraak met Omar S. Er deden al een tijdje meer dan hardnekkige geruchten de ronde over de korte stage van Omar, een salafist bij De Standaard. We besluiten contact op te nemen met de man zelf. Journalistieke eerlijkheid gebiedt toch dat we de twee partijen horen? Na een gesprek geeft hij toestemming om hem te interviewen.

Een week later, dezelfde plaats, hetzelfde café. We zijn klaar voor het interview in twee delen: het verhaal van zijn stage bij De Standaard en zijnkijk op de islamen moslim zijn in Europa. Dit is deel één, zijn kant van het verhaal van zijn stage bij De Standaard

Terrorisme

Omar: ‘Ik zat in mijn laatste jaar arabistiek en islamkunde aan de KU Leuven. Er is toen een project van De Standaard begonnen om meer diversiteit in de redactie te brengen; ze hebben Tom Naegels doorgestuurd naar verschillende universiteiten. Die oproep is mij ook ter ore gekomen. Dan had ik een afspraak met Tom Naegels, en die zag mij wel zitten. Dan heb ik tests afgelegd, logica, taal en zo. Daar was ik voor geslaagd en dan is er een gesprek geweest met De Standaard om te zien vanwaar mijn enthousiasme kwam en dergelijke. En dan mocht ik bij hen beginnen.’

Doorbraak: Vanwaar je enthousiasme?

‘Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in politiek en journalistiek maar mijn enthousiasme kwam uit mijn grote rechtvaardigheidsgevoel om de feiten weer te geven zoals ze zijn.’

Met wie heb je dat gesprek gehad op De Standaard?

‘Ik heb met Karin De Ruyter gesproken. Zij heeft mij rondgeleid. En dan kon ik aan de slag op de buitenlandredactie bij Corry Hancké. Ik had wel gezegd dat ik het meest geïnteresseerd was in de buitenlandredactie. Het was een stage van zes weken. Ik ben er begonnen begin juli, en dat zou duren tot begin augustus. Een onbetaalde stage.’

Hoe verliep je eerste opdracht?

‘Ik werd er eerst rondgeleid, en dan mocht ik meteen al een artikel schrijven van twee krantenpagina’s over Congo. Er was toen iets gebeurd in Congo waar ik wat onderzoek moest naar doen. (Het artikel was niet echt over Congo, wel over Nigeria: Kritische Nigeriaanse prediker ontsnapt aan aanslag 7 juli 2015 in De Standaard – red.). Je weet hoe dat gaat: de journalisten komen ’s morgens toe, ze checken het nieuws, de andere kranten, Twitter en zo. Dan is er een redactievergadering en worden de taken verdeeld. Ik moest iets schrijven over Congo, uiteraard onder begeleiding van Corry Hancke. Dat artikel is ook gepubliceerd. Ik heb dat nog altijd liggen.’

‘De dag erop was er een stuk van twee pagina’s over de herdenking van de slag bij Srebrenica. Ik heb toen nog gebeld met de advocaat die de moeders van de slachtoffers verdedigde. En zo is het voortgegaan tot de week voorbij was.’

‘Vrijdag kwam ik aan en stelde ik vast dat er een nieuwe leider gekozen was door Al-Qaeda in Jemen. Dat was zwaar getroffen door bombardementen, en ze hadden een nieuwe leider gekozen. Ze vroegen me om daar een stuk over te maken. Want dat werd door de Amerikanen bestempeld als de gevaarlijkste tak van Al-Qaeda. Daar heb ik dus een stuk over geschreven. Dat was zelfs een heel kort stuk. Dat heb ik voorgelegd aan de eindredacteur. Ik zei hem dat ik het woord “terroristische groepering” met opzet vermeden had. Ik heb hem dat ook uitgelegd. Het woord “terrorisme” of “terroristische groepering” is een politiek beladen term. Volgens mij is het aan ons journalisten om objectief en neutraal te  blijven en politiek beladen termen te vermijden.’

(Dat artikel – achter de betaalmuur – is ook verschenen in de krant, al zijn er volgens Omar wel wijzigingen in aangebracht. – red.)

Hoe heb je Al-Qaeda dan genoemd?

‘Een gewapende beweging. Ik vind dat het aan ons journalisten is om de termen weer te geven zoals ze zijn. Wij zijn geen politici, geen sociologen, wij zijn geen terrorisme-experts. Wij dienen om de feiten weer te geven zoals ze zijn, zonder politiek beladen termen, zonder gekleurde termen, zonder eigen conclusies toe te voegen.’

Wat is volgens u dan wel een terroristische organisatie?

‘Ik volg graag het voorbeeld van Al-Jazeera. Die gebruiken die term nooit, die vermijden dat ten alle tijde. Robert Fisk bijvoorbeeld gebruikte dat ook niet tijdens zijn laatste gesprek over Al-Qaeda op Terzake. Het is niet aan ons journalisten om die term te gebruiken, dat is aan de politici, de sociologen en de experts. Journalisten moeten zich aan de feiten houden. En feit is dat Al-Qaeda een gewapende islamitische organisatie is. Dat is een feit dat niemand kan ontkennen. Maar als we gaan gooien met termen die politiek beladen zijn, steken we onze rol als journalist voorbij. Ik vind dat de juiste journalistieke deontologie die is om de feiten zuiver, neutraal weer te geven.’

En dat hebt u ook gezegd tegen de eindredacteur?

‘Dat is wat ik heb gezegd tegen de eindredacteur. Zijn reactie was “dat is goed, ik zal er rekening mee houden”. Hij ging met mij akkoord dat de term “terrorisme” politiek beladen is.’

‘De maandag erop had ik autopech, mijn rem zat geblokkeerd. Ik heb gebeld om me te excuseren. Die avond kreeg ik dan een voicemail van Bert Bultinck (toen adjunct-hoofdredacteur van De Standaard – red.) met de boodschap dat ik de dag erop niet meer moest langskomen. Nu dacht ik eerst, dat is een overdreven reactie, zeggen dat ik niet meer moet komen omdat mijn auto pech had, en dat voor een onbetaalde stage. Maar toen ik verder luisterde hoorde ik dat de eindredacteur hem had gezegd dat ik het woord “terrorisme” wou vermijden om Al-Qaeda mee aan te duiden. “Met andere woorden, u past niet in het ideologisch kader van De Standaard en hier is geen plaats voor mensen zoals u.”’

Is daar dan nooit een gesprek over geweest?

‘Ik heb Bert Bultinck dan teruggebeld. Hij heeft nooit de moed gehad om dat rechtstreeks in mijn gezicht te zeggen. Maar ik heb dan teruggebeld om te horen wat er aan de hand was. Omdat ik de term terrorisme met opzet wou vermijden, was er geen plaats voor mij op de redactie, omdat, zo zegde Bultinck De Standaard Al-Qaeda wel als terroristische organisatie omschrijft. “Zulke handelingen passen niet in het kader van De Standaard.”’

Hebben ze bij het begin van uw stage nooit toegelicht voor welke waarden of redactionele lijn de krant staat?

‘Toch wel, maar niet over die zaak. Toen ik er begon te werken hebben ze me de tweede dag bij hen geroepen, wat ik al heel verbazend vond. Toen hebben ze me gezegd dat de krant staat voor gelijke rechten van man en vrouw, gendergelijkheid, homorechten, democratische rechtsstaat, … Toen vroegen ze me of ik daarmee akkoord ging. Maar dat was toen geen probleem. Maar ik vond het wel verdacht, want ik beoefende geen politiek ambt. Het feit dat ze me daar al de tweede dag mee confronteerden als onbetaalde stagiair …’

Er is op geen enkele manier een probleem geweest? Wij hoorden geruchten dat u zou geweigerd hebben om vrouwen een hand te geven.

‘Dat was zeker geen probleem. De enige vrouw waarmee ik werkte was Corry Hancké, en tussen ons was er geen probleem. Het grote probleem was de term “terrorisme”. Het feit dat ik dat woord vermeed, was een doorn in hun oog. Het probleem is dat ik het gevraagd heb aan een eindredacteur. Ik was een stagiair, ik vroeg hem of het oké was. Hij zei dat het oké was, maar hij is dan achter mijn rug naar Bert Bultinck geweest om dat te gaan zeggen.’

Er is dus nooit een ander probleem geweest? Je zou zeggen dat de krant dit feit heeft gebruikt als een stok om de hond te slaan, als een alibi.

‘Er was absoluut geen probleem.’

Men had er ook geen probleem mee dat je op de geëigende tijdstippen bad?

‘Neen, ze hadden daar geen probleem mee. Daarom dat ik het zo vreemd vond dat ze me de genadeslag gaven op die dag. Dat ze me niet zegden dat ik nog een kans kreeg …’

Er is dus nooit een evaluatiegesprek geweest?

‘Neen. Ik heb gewoon die telefoon gekregen met de boodschap dat ik niet meer moest langskomen.’

Blijkbaar heeft de redactie geïnterpreteerd dat u wat Al-Qaeda doet niet negatief wou evalueren.

‘Ik denk dat ze dat zo bekeken hebben. Maar het gaat hier om mijn job als journalist, niet om mijn persoonlijke mening. Als journalist wil ik politiek beladen termen vermijden, ik wil neutraal zijn, objectief. Al-Qaeda is een gewapende groepering, het Israëlisch leger is een gewapend leger, de FARC in Colombia was een gewapende groepering. Maar wat De Standaard doet is zeggen dat Al-Qaeda een terroristische groepering is en de FARC enkel een gewapende groep. De redactie gebruikt die term te pas en te onpas. Voor mij is journalistieke deontologie de feiten beschrijven zoals ze zijn. Maar wat ze mij zegden is: je moet ze terroristen noemen of je hebt hier geen plaats.’

Er is dus nooit een andere aanleiding geweest?

‘Neen. Tot dan was alles zeer vlot verlopen.’

Over uw geloof hebben ze u nooit gesproken? Want u noemt zichzelf toch salafist?

‘Bij het tweede gesprek hebben ze me gevraagd hoe ik tegenover gendergelijkheid en dergelijke sta, maar ze hebben me niet over mijn religie bevraagd. Ze hebben wel gezegd waar de krant voor staat. En ze hebben me gevraagd om het salafisme uit te leggen. Waarop ik zei dat dat betekent terugkeren naar de fundamenten van de islam, naar de eerste generaties van moslims. Dat heb ik hen op die manier uitgelegd.’

Daar zijn ze niet op ingegaan?

‘Ze vroegen me enkel hoe ik stond tegenover gendergelijkheid, homorechten, democratie. Waarop ik zei dat dat geen probleem is, dat ik daar ben om als journalist te werken. Ik vond dat gesprek wel verdacht, want ik was daar als onbetaalde stagiair om ervaring op te doen. Ik vervul geen politieke of ideologische functie of ambt. Ik was daar alleen maar om ervaring op te doen. Ik denk niet dat ze dat gesprek zouden gehad hebben met iemand die geen moslim is.’

Je moest dus gaan omwille van een semantische discussie.

‘Ja. Maar ik was natuurlijk de enige moslim op de redactie met dan nog een baard en die dan nog bidt. En als zo iemand zegt dat die het woord ’terrorisme’ wil vermijden, dan word je al heel snel als verdacht beschouwd. Maar daar was geen reden toe. Ik heb mijn persoonlijke mening achterwege gehouden. Ik heb dat gedaan uit objectiviteit.’

Zijn er dan gewapende groepen die u wel als terroristisch zou bestempelen?

‘Het probleem is dat ik mijn persoonlijke opinie niet mag laten kennen. Het gaat erom dat je als journalist je werk goed doet, en dat betekent de feiten weergeven zoals ze zijn. Ik heb mijn persoonlijke opinie daar niet laten gelden. Maar ik heb tegen Bultinck aan de telefoon wel gevraagd waarom de krant Al-Qaeda wel als terroristisch omschrijft, maar de FARC in Columbia niet. Maar ik moest dat gewoon doen. Ik heb hem dan gevraagd waarom hij mij dat niet eerder had gezegd. Dat is een leerproces, ik was daar een stagiair die moest leren.’

Als men u had verplicht het woord ’terrorisme’ te gebruiken, had u het dan gedaan?

‘Dan had ik gezegd als jullie mij dwingen termen te gebruiken die er niet toe doen, dan heb ik daar geen plaats, want ik kwam naar De Standaard om er als journalist te functioneren niet als politicus. Ik zou het misschien wel gedaan hebben om mijn stageplaats te behouden, maar dan zou ik toch teleurgesteld geweest zijn. Want De Standaard heeft niet het recht met politiek beladen termen te gooien.’

Daarom de vraag welke organisatie volgens u wél een terreurorganisatie is.

‘Mijn persoonlijke opinie doet er niet toe. Feit is dat Al-Qaeda een gewapende groepering is, een islamitische gewapende groepering. Het kan een terroristische organisatie zijn, misschien is ze dat ook. Dat is aan iedere persoon om dat zelf uit te maken. Met de aanslagen van 9/11 waren er Palestijnen die feest vierden op straat. Dat is voor ieder volk en iedere persoon anders. Journalisten moeten een stem geven aan het volk. Zowel voor wie hen als terroristen bekijkt en de anderen. Als je hen terroristen noemt, spreek je maar een bepaald deel van het volk aan, en dat is niet onze rol als journalisten.’

‘Een advocaat kan mensen als Marc Dutroux of Anders Breivik verdedigen. Maar die kan ook een positief iemand verdedigen. Een journalist moet proberen om advocaat van de duivel te zijn.’

Neutraliteit kan ook zijn het wegkijken van de realiteit. Al-Qaeda niet terroristisch noemen kan geduid worden als zijn geweld rechtvaardigen.

‘Dat denk ik niet. Als je het woord gewapende groepering gebruikt, zit je nooit fout, het is een feit. “Terrorisme” is een term dat te pas en te onpas wordt gebruikt door bepaalde staten. Zoals ik al zei, wij journalisten zijn er voor het geheel. Internationale kranten kunnen het zich niet permitteren om met die termen te gooien, want ze gaan een deel van de lezers afstoten. Wij moeten zoveel mogelijk mensen aanspreken, en dat kan door bij de feiten te blijven. Als je Al-Qaeda beschouwt als een terroristische organisatie, dan moet je elke gewapende groepering die strijdt tegen de overheid als terroristisch beschouwen.’

Door de War on Terror is het begrip terrorist in de internationale politiek natuurlijk erg ‘uitgerekt’.

‘En door wie? Door de VS. Zij hebben dat gepatenteerd. Zijn wij de spreekbuis van de VS of van het volk? Wij moeten de spreekbuis zijn van het volk. Dat volk kan akkoord gaan met de VS of niet. Wij moeten gewoon bij de feiten blijven, dan kun je op niemands tenen trappen en ben je gewoon de spreekbuis van het volk.’

En toch moet het een drogreden geweest zijn, jou aan de deur te zetten voor dat woordgebruik.

‘Het is surrealistisch. Ze hebben het me vooraf nooit uitgelegd. Ik denk dat ze onder druk stonden.’

Mocht de redactie u dat stuk hebben laten schrijven om u in een hoek te drijven, dan moet er daarvoor een aanleiding zijn, en die is er niet volgens u.

‘Volgens mij werden ze onder druk gezet. Hadden ze schrik …’

Onder druk van wat of van wie?

‘De feiten, de publieke opinie …’

De krant heeft u toch bewust aangeworven om iets te doen aan de diversiteit op de redactievloer? Heb je nooit ervaren dat er redactieleden problemen hadden met u of met uw geloofsbeleving?

‘Neen. Misschien achter mijn rug. Ze dachten allicht dat ze zich niet konden permitteren steken te laten vallen en dat ze me beter direct aan de deur zouden zetten. Het is geen positieve tijd om als moslim …’

Zeker niet als je erop staat om op de werkvloer op gepaste tijd te kunnen bidden. Dat is in onze seculiere samenleving not done.

‘Ik deed dat tijdens de pauze, daar had niemand een probleem mee. Het ging enkel om de term. Het was een draconische maatregel.’

‘Na dat telefoongesprek hebben ik en mijn ouders nog een mail gestuurd, en we hebben daar antwoord op gekregen. In die mail hebben ze zich verdedigd en de feiten nog eens uitgelegd.’

‘Kijk, ze zoeken bij die krant diversiteit, iemand met een diverse achtergrond, iemand die anders is. Nu is het een autochtone redactie. Je mag wel anders zijn, maar je mag niet anders denken dan zij. Het probleem is niet dat ik bid, een baard draag en een moslim ben. Het probleem is het vermijden van die term “terrorisme”. Ze hebben niet geprobeerd mijn denkwijze te begrijpen. Ze hebben gewoon gezegd dat ik niet meer moet terugkomen. Wel, blijf dan bij uw autochtone redactie, met mensen die allemaal hetzelfde denken, dan hoef je ook geen mensen meer de deur te wijzen of mensen aan te werven met een andere achtergrond, als je toch niemand wil die anders denkt.’

Sharia4Belgium

Hebt u contact gehad met Fouad Belkacem van Sharia4Belgium?

‘Ik was nooit lid van Sharia4Belgium. Ik ben nooit in verband gebracht met Sharia4Belgium.’

Wij hebben nochtans vernomen dat dat wel het geval is. Dat je op de ledenlijst zou staan van Sharia4Belgium.

‘Dat is gebaseerd op een zekere Guy Van Vlierden van Het Laatste Nieuws. Die heeft mijn naam vermeld in een artikel. Ik had toen op Facebook gezet dat ik in de zomer naar m’n familie in Libanon zou reizen. Enkele van mijn Facebookvrienden – maar dat wist ik niet – waren lid van Sharia4Belgium. Van Vlierden heeft vervolgens de link gelegd tussen die mensen die bij Sharia4Belgium, mij en het feit dat ik naar Libanon trok. En in Libanon woont Omar Bakri die beschuldigd werd banden te hebben met Al-Qaeda. Van Vlierden heeft een hele puzzel gemaakt om mij te kunnen linken aan Sharia4Belgium en Omar Bakri. Dat is zo in de krant verschenen. De Standaard heeft dat blijkbaar opgevangen. Dat is allicht de oorzaak van het ideologisch gesprek op mijn tweede dag bij de krant.’

Er zouden politiefoto’s bestaan van bijeenkomsten van Sharia4Belgium waar u op staat.

‘Hij beweert dat, maar kan hij dat aantonen?’

Dan zegt u, ik ben daar nooit geweest, die foto’s kunnen niet bestaan?

‘Het kan zijn dat ik eens ben omgegaan met die mensen, dat ik daar langskwam. Ik ben nooit lid geweest. Je kunt twee keer langslopen of je kunt elke keer gaan. Dat is een groot verschil. Je kunt nieuwsgierig zijn of ergens bij behoren. Ik was nieuwsgierig en ben een paar keer gaan luisteren. Als ze dan foto’s maken, kun je snel conclusies trekken. Zo kan men ook beweren dat ik in Libanon Omar Bakri ben gaan opzoeken, maar ook dat is niet waar. Ik heb die mens daar niet gezien. Ik kende die zelfs niet.’

Je begrijpt toch dat de link naar je ouders, die ooit beschuldigd zijn van hand en spandiensten aan al-Qaeda, snel gelegd is.

‘Die Van Vlierden heeft zelfs beweerd dat mijn ouders biologische wapens vervoerden. Hij heeft veel leugens gespuid. Hij is ook bij ons thuis geweest. Maar niets van wat hij zei wat mijn ouders betreft was waar, laat staan bij mij.’

‘Mijn ouders werden beschuldigd van financiering van Al-Qaeda omdat zij bij een islamitische hulporganisatie waren, Islamic Relief. Ze hielpen oorlogsslachtoffers uit Bosnië.’

Uw vader is ook in Afganistan geweest als ziekenverzorger.

‘Dat was in het teken van humanitaire acties. Hij was meer bezig met Bosnië, Kosovo, Tsjetsjenië. Het hoofdkwartier van Islamic Relief is in de VS. Maar de VS hebben na 9/11 de opdracht gegeven die islamitische hulporganisatie stop te zetten, beticht van financiering van terrorisme. Voor België hebben Didier Reynders en Louis Michel dat ondertekend. Mijn ouders zijn daar tegen opgekomen, maar zijn dan vrijgesproken. Ze hebben dan de Belgische staat aangeklaagd, en hebben dat gewonnen. Ze hebben ook de VN aangeklaagd, en ook dat proces hebben m’n ouders gewonnen.’

(Blijkt dat zijn ouders inderdaad van de VN-lijst met terreurverdachten is geschrapt. Bovendien zijn ze niet veroordeeld. – red.)

‘Guy Van Vlierden heeft daarover artikels geschreven vol leugens, als wc-papier allemaal aan elkaar geplakt. Omdat ik dan een paar keer ben langsgeweest bij Sharia4Belgium om te weten waar dat voor staat, heeft hij de verkeerde link gelegd: zoon van gaat daar luisteren én is naar Libanon geweest, dus … Het probleem is dat als je al die individuele feiten met elkaar verbindt je een eigen realiteit maakt.’

Dat is allicht ook bij De Standaard gebeurd: ‘Als dat waar is, hebben wij met de redactie een probleem.’ Maar daar bent u nooit op aangesproken? En ook niet over uw ouders?

‘Jawel, ze hebben me daar wel over aangesproken, en ook over mijn ouders. Maar ten onrechte. Je kunt toch niet de achtergrond of het verleden van elke redactiemedewerker achterhalen om te kijken wie er wel op de krant mag werken? De Standaard is toch geen moraalpolitie? Ik heb niet eens een contract ondertekend, ik werkte er vrijwillig. In dat gesprek tijdens mijn tweede dag hebben ze me geconfronteerd met het verhaal van m’n ouders en van Sharia4Belgium. Ik heb ontkend dat ik banden heb. Ik heb ten eerste gezegd dat mijn ouders nooit veroordeeld zijn geweest. Ten tweede ben ik ook nooit veroordeeld geweest. Ik ben nooit opgeroepen in het proces tegen Sharia4Belgium. Ik ben ook nooit lid geweest. Bij De Standaard hebben ze dan gezegd dat er geen probleem was.’

‘Volgens mij werd De Standaard ingelicht over deze zaak. Ofwel door Guy Van Vlierden, ofwel door de veiligheidsdiensten. Als je het zelf opzoekt op internet, vind je niets.’

De Standaard heeft natuurlijk ook journalisten die Sharia4Belgium hebben gevolgd.

‘Ik denk dat de krant getipt is. Ze hebben de krant voor mij verwittigd. Vandaar dat ze mij zo snel hebben buiten gegooid. Bovendien, De Standaard heeft het recht niet om mij daarop aan te spreken. Zij zijn geen moraalpolitie die de achtergrond moet natrekken van alle journalisten. Ik was daar als vrijwillig journalist. Ik kwam daar om mijn werk te doen. Mijn achtergrond, mijn verleden of mijn ouders hebben toch niets te maken met mijn werk? Ik ben altijd correct geweest, objectief, vriendelijk, open.’

Het vreemde is inderdaad dat je op dag twee bent aangesproken op het ideologische kader van de krant, en niet toen je begon.

‘Volgens mij zijn ze getipt geweest. Ofwel door de veiligheidsdiensten ofwel door journalisten van een andere krant.’

En waarom door de veiligheidsdiensten?

‘Geen idee. Als ik het wist, zou ik het zeggen. Ik ben nooit in contact gekomen met het gerecht. Waarom hebben ze mij bij het eerste contact, met Karin De Ruyter, al niet gezegd waar ik rekening moest houden.’

‘Kijk naar Dyab Abou Jahjah, die is wél veroordeeld geweest. Die heeft wél opgeroepen tot geweld, was betrokken bij de rellen op de Turnhoutsebaan. Ik ben nooit veroordeeld geweest, ben zelfs nooit in aanraking gekomen met het gerecht. Mij zetten ze meteen buiten. Abou Jahjah heeft foto’s met wapens maar die mag wel elke week een column schrijven. Mij hebben ze heel hard aangepakt. Dat is heel verdacht. Er zijn twee zaken vreemd. Ten eerste dat “ideologische gesprek” op dag twee. En ten tweede het feit dat ik helemaal geen kans heb gekregen. Ofwel is de krant onder druk gezet ofwel kon ze het zich niet permitteren met mij te werken. De Standaard had het recht niet Het is een journalistiek product, geen moraalpolitie. Er zullen nog wel communisten of anarchisten onder de redacteurs zijn. Kijk naar Abou Jahjah dat is een communist en die is veroordeeld geweest, en ik niet. Dat is meten met twee maten en gewichten. Waarom hij wel en ik niet? Dat is toch een interessante vraag?!’

 

Lees hier de reconstructie van de mislukte stage van Omar bij De Standaard.

Lees hier het interview met Omar over zijn fundamentalistische geloofsbeleving.

Foto (c) Reporters (Omar wou liever niet op de foto, we kozen een beeld van de Nederlandse fotograaf Teun Voeten, genomen in Molenbeek.)

Pieter Bauwens is sinds 2010 hoofdredacteur van Doorbraak. Journalistiek heeft hij oog voor communautaire politiek, Vlaamse beweging, vervolgde christenen en religie.

Commentaren en reacties