Haalt Open VLD 15% en hoeveel kan Vlaams belang redden?
Exclusieve verkiezingsreeks. De Glazen bol, deel 3
In deze exclusieve Doorbraak-reeks houden we de resultaten van een grootschalig pre-electoraal onderzoek, uitgevoerd op zes maanden voor de verkiezingen, tegen het licht van de nakende veriezingen. We evalueren ook de 39 tussentijdse peilingen tussen juni 2010 en mei 2014 in Vlaanderen en blikken vooruit op de verkiezingsuitslag van zondag 25 mei. In deze derde aflevering maken we de slotbalans van Open VLD en Vlaams Belang.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDit is deel drie in een reeks lees zeker ook deel een over de N-VA en deel twee over CD&v en sp.a
De vleugels van de VLD-kiezer
Na de verkiezingen van 2010 evenaren de Vlaamse liberalen in de peilingen slechts vijf keer hun federale score (13,9%): twee keer in de TNS-peilingen (14 procent in maart 2011 en 15,1 procent in april 2014) en drie keer in de Ipsos-peilingen van juni 2011 (14%), september (14,1%) en december 2013 (14,4%). In de twaalf metingen die Dedicated tussen juni 2010 en mei 2014 uitvoerde, bleef Open VLD – met een gemiddelde score van 11,9 procent – telkens onder het niveau van hun federale verkiezingsresultaat.
Tussen maart 2012 en mei 2013 stabiliseerde het marktaandeel van Open VLD in zowel de peilingen van TNS, Ipsos als Dedicated in de buurt van 10 procent. Twee keer, namelijk in de Ipsos-peiling van september 2012 en de peiling van Dedicated van oktober 2012, doken de liberalen, met scores van resp. 9,7 en 9,6 procent, zelfs eventjes onder de psychologische drempel van 10 procent.
Vanaf het najaar van 2012 klimt Open VLD in de Ipsos-peilingen – na een dip van 9,7 procent in september 2012 – in zes opeenvolgende etappes, naar 14,4 procent in november 2013: een half procent boven het verkiezingsresultaat van 2013.
In de twee daaropvolgende Ipsos-peilingen van februari en april 2014, viel die opwaartse trend stil en belandde de score terug onder 14 procent: exact op hetzelfde niveau als de Dedicatiepeiling diezelfde maand en op gelijk niveau met de federale verkiezingsuitslag van juni 2010.
Eén maand voordat Open VLD in de Ipsos-peiling van juni 2013 de grens van 13 procent overstak, bereikte de partij in de reeks TNS-peilingen, met 10,1 procent, paradoxaal genoeg haar laagste score. Haar achterstand op de sp.a liep daarbij op tot 4,6 procentpunten.
Elf maanden later, in april 2014, boekte Open VLD in de reeks TNS-peilingen 5 procentpunten winst en sprong daarmee met een marktaandeel van 15,1 procent over sp.a (14,3%). In de Ipsos- en Dedicated-peilingen van april 2014 bleef het verschil tussen Open VLD en sp.a ondertussen nihil.
De analyse van de electorale uitstroom geeft aan dat Open VLD tussen juni 2010 en oktober 2013 nagenoeg 5 procentpunten brutomarktaandeel inleverde, waarvan 3 procentpunten aan concurrerende partijen: ruim een kwart van dat brutoverlies – een equivalent van 1,5 procent marktaandeel – vloeide naar N-VA. Een klein procentpunt naar CD&V. (illustratie 1)
De liberalen moet ook 2 procentpunt marktaandeel prijsgeven aan Open VLD-kiezers uit 2010 die overstapten naar onbeslist. De partij verloor globaal bruto één derde kiezers die in 2010 voor Open VLD stemden en valt daarmee terug op een trouwe basis stamkiezers die 9,3 procent marktaandeel vertegenwoordigen. Met die ‘vaste’ kern lijkt het uitgesloten dat de partij op 25 mei eindigt aan de ondergrens van 10 procent zoals eerdere peilingen eventjes lieten uitschijnen.
Open VLD kan haar brutoverlies echter maar marginaal rechttrekken door kiezers van andere partijen te overhalen. Tot oktober 2013 bleef haar aantrekkingskracht hoofdzakelijk beperkt tot N-VA- en sp.a-kiezers uit 2010: samen zorgden deze wisselkiezers voor nieuwe instroom die de liberalen tussen juni 2010 en oktober 2013 echter slechts 1 procent marktaandeel oplevert. In combinatie met de eventuele recuperatie van 16 procent onbesliste kiezers die de partij na de federale verkiezingen van 2010 verloor (goed voor 2 procentpunten compensatie van haar brutoverlies) eindigt Open VLD op 25 mei 2014, ergens halfweg tussen haar ondergrens van 10 procent en haar bovengrens van 15 procent, in de buurt van 13 procent.
Indien ze haar aantrekkingskracht op N-VA-kiezers kan verhogen, kunnen de liberalen dicht tegen het verkiezingsresulaat van 2013 eindigen. Gezien de geringe instroom blijft de kans reëel dat Open VLD – ondanks de gunstig ogende ’trend’ in de peilingen van TNS – op 25 mei 2014 een (licht) negatief saldo scoort ten opzichte van de federale verkiezingen van 13 juni 2010.
Op basis van het iVox-panel, werd het marktaandeel van Open VLD in oktober 2013 berekend op zo’n 13 procent (12,8%). Enkel in de provinciale kieskring Antwerpen scoorde Open VLD op dat moment nipt onder de grens van 10 procent. In de kieskring Vlaams Brabant (met Maggie De Block) en Oost-Vlaanderen (traditioneel liberaal bolwerk) piekten de resultaten dan weer boven 15 procent electoraal marktaandeel.
Vlaams Belang: voorbij de vrije val?
Tussen juni 2010 en oktober 2013 leverden de peilingen van TNS, Ipsos en Dedicated voor Vlaams Belang een weinig coherent beeld op. In maart 2011 klokte de partij in de Ipsos-peiling af op 13,2 procent. Zeven maanden later – in december 2011 – stond de partij in de TNS-peiling 5 procentpunten lager op 8,2 procent.
Die TNS-peiling was op dat ogenblik de enige waarbij Groen – met 9,2 procent marktaandeel – virtueel de vijfde positie van Vlaams Belang innam. In De Standaard van 8 oktober 2011 gaf dit resultaat meteen aanleiding tot commentaren over een ‘in vrije val verkerende partij’ die ‘vermorzeld onder het gewicht van N-VA’, ‘zelfs moet beginnen oppassen voor de kiesdrempel’. ‘In Vlaams-Brabant haalt de partij de drempel van vijf procent al niet meer’, noteerde redacteur Wim Winckelmans op basis van de TNS-cijfers, ‘al is dat moeilijk met zekerheid te zeggen gelet op het kleine aantal ondervraagde Vlaams-Belangkiezers in die provincie.’
Die toegevoegde redactionele noot was alvast minder betwistbaar dan het door De Standaard opgehangen dreigbeeld van een nakende kiesdrempel. Wat de peilingen daarentegen wel aangaven was dat de afstand tussen Groen en Vlaams Belang, in de periode tussen 2010 en 2013, slinkt. Zes maanden voor de verkiezingen van 25 mei 2014 stagneerde Vlaams Belang in alle peilingen (TNS, Ipsos en Dedicated) op ongeveer 10 procent. De peiling van oktober 2013 op basis van het iVox-panel plaatste Vlaams Belang diezelfde maand eveneens op 10,2 procent. Met de hoogst gemeten score in de kieskring Antwerpen (13,4%) en het zwakste resultaat in West-Vlaanderen (6,6%), scoorde de partij op dat moment in alle provinciale kieskringen boven de kiesdrempel.
Na oktober 2013 verspreidden de verschillende marktonderzoeksbureaus opnieuw een wisselvallig beeld: in de TNS-peiling van april 2014 sprong Groen met 10,5 procent marktaandeel bijna 4 procentpunten over het Vlaams Belang (6,8%). Ruim voldoende voor De Standaard van 26 april 2014 om te concluderen dat ‘Vlaams Belang met dit resultaat intussen echt met de kiesdrempel flirt, zeker in de kleinere provincies.’ (DS, 26.04.2014)
In de aprilpeiling 2014 van Ipsos (10,3%) en Dedicated (9,9%) blijft het marktaandeel van Vlaams Belang diezelfde maand schommelen rond de 10 procent en bewaart de partij een (lichte) voorsprong van respectievelijk 1,6 procentpunt en 2,3 procentpunten op Groen.
De analyse van Vlaams Belang op basis van de in- en uitstroom van kiezers, geeft aan dat de partij tussen de verkiezingen van 2010 en oktober 2013 een stabiele basis behoudt die 7,3 procent marktaandeel vertegenwoordigt. 92,4 procent van die ‘stamkiezers’ stemt doorgaans voor dezelfde partij. Dat is hoger dan bij de andere partijen waar het percentage stamkiezers rond de 80 procent schommelt.
Daarmee lijkt de kans dat het Vlaams Belang op 25 mei 2014 dicht in de buurt van de kiesdrempel strandt – het rampscenario dat De Standaard in 2011 en april 2014 op basis van de TNS-peilingen voorhielden – klein. Wel heeft de partij tussen 2010 en oktober 2013 bruto 5,5 procent marktaandeel moeten inleveren. Ruim de helft van dat brutoverlies verschoof richting N-VA en levert deze partij bruto 3 procentpunten extra marktaandeel op. Een kwart van de uitstroom bij het Vlaams Belang – een equivalent van ongeveer 1,5 procent marktaandeel – verschoof richting onbeslistheid.
De uitstroom van Vlaams Belangkiezers wordt slechts gedeeltelijk gecompenseerd door instroom (+1,2 procentpunt) van kiezers die in 2010 voor andere partijen stemden. De helft van die instroom is afkomstig van kiezers die in 2010 N-VA stemden. Ruim onvoldoende evenwel om de bruto-uitstroom (-5,5 procentpunten) te vereffenen en zo op 25 mei e.k. verlies tegen te gaan. De recuperatie van ongeveer 10 procent van alle onbesliste kiezers kan de partij op 25 mei 2014 nog 1,5 procent bijkomend marktaandeel opleveren en zo het onvermijdelijke nettoverlies van Vlaams Belang beperken tot ongeveer 2,5 procentpunten. Daarmee zou de partij op 25 mei 2014 vooralsnog in de buurt van de 10 procent kunnen eindigen. Of ze daarmee haar vijfde positie op de Vlaamse electorale markt kan veilig stellen dan wel deze moet afstaan aan Groen, blijft in handen van de eventuele extra aantrekkingskracht die beide partijen op de onbesliste kunnen uitoefenen.
Frank Thevissen (1962) is doctor in de communicatiewetenschappen en was tot 2008 als hoofddocent strategische communicatie verbonden aan de VUB. Hij is de ontwikkelaar van De Stemmenkampioen en publiceerde o.a. 'Media en journalistiek in Vlaanderen: kritisch doorgelicht', 'De vierde onmacht: journalisten, politici en critici over media en journalistiek' en 'Het is maar een peiling'.
Frank Thevissen duikt in een driedelige reeks achter de schermen van de constructieve journalistiek. Vandaag de derde aflevering (slot).
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.