JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Hoe soepel is de Belgische Grondwet?

Hendrik Vuye: 'Grondwet moet Franstaligen dienen'

Hendrik Vuye19/5/2014Leestijd 7 minuten

De Belgische Grondwet is geen vodje papier, betoogde ooit Leo Tindemans in volle Egmontcrisis. Hij heeft gelijk. De Belgische Grondwet is veel meer dan dat. Hij is eender en anders tegelijk, als hij maar de Franstalige belangen dient.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In meerdere publicaties, waaronder het Gravensteenboek, heeft politicoloog Bart Maddens geargumenteerd dat Franstaligen graag het staatsrecht naar hun hand zetten. Is dit zo? Het antwoord is eenvoudig: ja! De Grondwet is namelijk ‘heilig en onaantastbaar’ wanneer het de Franstaligen goed uitkomt, maar evenzeer ‘extreem soepel’ wanneer dit de Franstalige belangen dient. Enkele voorbeelden.

Van alarmbel … tot grendel

3/4 van een taalgroep kan in kamer of senaat voor een ontwerp of voorstel van wet de alarmbel luiden. Vervolgens moet de taalkundig paritair samengestelde ministerraad binnen de 30 dagen een compromis zoeken. Bedoeling van deze procedure is om Franstaligen en Vlamingen aan te zetten tot overleg. Door interpretatie -dus zonder dat een letter van de wettekst werd veranderd- werd deze overlegprocedure omgebogen tot een Franstalig vetorecht.

Toen de alarmbel in de Grondwet werd ingeschreven (1970) argumenteerde VU-senator Wim Jorissen dat de grendelgrondwet was geboren. Eerste minister Gaston Eyskens (CD&V) daarentegen verdedigde met klem ‘zijn’ Grondwet met alarmbel: de procedure is slechts schorsend en vervolgens beslist een gewone parlementaire meerderheid. In 1970 had Eyskens gelijk, de alarmbel vereist enkel overleg. Niets meer, niets minder.

Vele jaren later, gedurende de zitting 1992-93, organiseert de kamer een hoorzitting over de bevoegdheden van de regering in lopende zaken. De Franstalige professoren Francis Delpérée (Ucl) en Marc Uyttendaele (Ulb) verdedigen een stelling die helemaal niet strookt met de oorspronkelijke bedoeling van de grondwetgever. Zij stellen dat wanneer de regering ten val komt gedurende de termijn van dertig dagen, de procedure geblokkeerd is tot er een nieuwe regering is gevormd. In deze interpretatie volstaat het dus dat Franstaligen eerst de alarmbel luiden, vervolgens de regering laten vallen … en, hocus pocus, ze hebben een vetorecht. Het parlement kan immers niets beslissen zolang er geen nieuwe regering is gevolgd.

Uyttendaele en Delpérée worden bijgetreden door Magda Aelvoet (Groen), die duidelijk niet beseft wat er aan het gebeuren is. Maar ook de andere aanwezige Vlaamse kamerleden trappen in de val. De kamer zal deze interpretatie steunen met 159 stemmen voor en 2 onthoudingen. Wie heeft zich onthouden? Twee FDFers. Wie heeft voorgestemd? Niet alleen de andere Franstaligen, maar ook alle Vlaamse kamerleden, zelfs de VU van Vic Anciaux en het Vlaams Blok van Gerolf Annemans.

Zo hebben Franstaligen de alarmbelprocedure naar hun hand gezet. Wat oorspronkelijk een overlegprocedure was die maximaal 30 dagen duurt, is een grendel geworden. Tijdens de BHV-crisis van 2010 zal het de Vlaming Patrick Dewael (Open VLD) zijn die, als kamervoorzitter, deze Franstalige interpretatie van de alarmbel voor het eerst toepast.

Zo werd de alarmbel een grendel, met medewerking van de Vlaamse leden van de kamer van volksvertegenwoordigers. Uiteindelijk krijgt VU-senator Wim Jorissen dus gelijk: de alarmbel is een grendel geworden, net wat Jorissen in 1970 voorspelde.

Van belangenconflict tot … grendel

De belangenconflicten ondergingen hetzelfde lot. Wanneer een parlement een belangenconflict inroept tegen een initiatief van een ander parlement, dan kent het Belgisch staatsrecht een overlegprocedure. Eerst is er een schorsing van 60 dagen. Gedurende deze termijn moeten de betrokken parlementen trachten een vergelijk te vinden. Komt er geen oplossing, dan geeft de Senaat binnen de 30 dagen een advies. Tenslotte beslist het overlegcomité -in dit orgaan zijn alle regeringen vertegenwoordigd- bij consensus, eveneens binnen de 30 dagen. Deze procedure lijkt dus beperkt tot 120 dagen (60 + 30 + 30). Maar, schijn bedriegt.

Vooreerst heeft Franstalig België de berekening van de termijn naar haar hand gezet. Allerlei periodes worden niet meegeteld. Zo duurde het belangenconflict ingeroepen door het Waalse Gewest tijdens de BHV-crisis geen 120 dagen, maar wel … 269 dagen!

Maar er is meer. Vlamingen hebben één parlement en kunnen dus maar eenmaal een belangenconflict inroepen. Franstaligen kennen een wonderbaarlijke veelvuldigheid aan parlementen. De BHV-saga illustreert dit. De Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Cocof (Franse Gemeenschapscommissie) riepen een belangenconflict in. Vervolgens waren de Duitstaligen aan zet. En het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest zat nog op de reservebank. En deze parlementen roepen de belangenconflicten niet tegelijk in, maar één na één. Zo kunnen ze de zaken eindeloos rekken. Zonder een iota aan de wettekst te veranderen, hebben Franstaligen eveneens de belangenconflicten naar hun hand gezet. Ook dit was in oorsprong een overlegprocedure, maar werd een grendel. En de Vlamingen, ze keken er naar als naar beren die broodjes smeren.

Artikel 195 Grondwet kent twee interpretaties: een Franstalige en een Franstalige

Artikel 195 Grondwet beschrijft de procedure om de Grondwet te wijzigen. De Luikse docent Christian Behrendt was in 2003 ooit de grote pleitbezorger van deze grondwetsbepaling. Aan artikel 195 mocht niet geraakt worden. In november 2011 pleit hij echter voor een tijdelijke overgangsbepaling bij artikel 195, een ‘truc’ die de regering Di Rupo nadien ook effectief zal toepassen. Op de vraag van journalist Paul Piret (La Libre Belgique) of hij vroeger niet net het omgekeerde had verdedigd, volgt volgend onthutsend antwoord (vertaald uit het Frans):

‘Inderdaad, tijdens een debat in 2003, onder de paarse meerderheid, heb ik net het omgekeerde gezegd. Een meerderheid van Franstalige grondwetspecialisten wilde de procedure versoepelen. Men moet evenwel getuigen van wijsheid: het klimaat is anders. Toen was er geen democratisch Vlaams nationalistisch forum van 30 %. Sedertdien werd in 2007 in de commissie de splitsing van BHV gestemd tegen de Franstaligen in, en in 2010 heeft enkel de alarmbel een eenzijdige splitsing in de plenaire vergadering kunnen tegenhouden. De confrontatie is dus bijzonder scherp geworden. Zolang dit duurt, en de confrontatie eventueel zelfs scherper wordt, raken we best niet aan het mechanisme van artikel 195, wat bewust een bijzonder zware procedure is. Laten we echter, voor een in de tijd strikt afgebakende periode, zorgen voor een soepeler alternatief …‘.

Volgens Christian Behrendt bestaan er blijkbaar twee versies van artikel 195 Grondwet. Een eerste, strikte interpretatie, is van toepassing wanneer dit noodzakelijk is om de Franstalige belangen te behartigen. Een tweede, soepele interpretatie, is van toepassing wanneer de Franstalige standpunten dienen verdedigd tegen ‘het democratisch Vlaams nationalistisch forum. Wat kan de Belgische Grondwet, nochtans meestal omschreven als rigide, soms bijzonder soepel zijn! Althans wanneer hij Franstalige belangen dient.

Niet alleen Behrendt, maar ook diens collega Delpérée (Ucl) heeft steeds een bijzonder strikte toepassing geëist van artikel 195. Meer nog. Toen Delpérée in 2003 de overstap maakte van de academische wereld naar de politiek, voerde hij campagne onder het motto dat artikel 195 strik dient toegepast. Hij organiseerde er zelfs een wetenschappelijke studiedag over, wat dan weer aanleiding was voor een conflict met Marc Uyttendaele (Ulb-professor, maar tevens echtgenoot van PS-sterkhouder Laurette Onkelinx). Uyttendaele vond namelijk dat Delpérée die studiedag misbruikte om zijn campagne te lanceren. Wat Delpérée evident met klem ontkende. Men kan deze saga nalezen in het boekje dat Delpérée er over schreef ‘Carnet de campagne’ (2004).

In 2007 is Delpérée nog steeds even scherp. Een versoepeling van artikel 195 omschrijft hij als ‘grondwettelijk snelrecht’, als een groot gevaar voor de democratie. Maar wie vervelt in 2011 tot de grootste verdediger van ‘de truc’ met artikel 195 van de regering Di Rupo? Inderdaad, senator Francis Delpérée van cdH is nu de grote verdediger van deze grondwettelijke hocus pocus. In een column in La Libre Belgique zal hij zelfs zwart op wit het volgende schrijven: ‘Je le dis comme professeur de droit. Je le dis aussi comme sénateur. La procédure constitutionnelle qui se dessine suscite l’indignation des milieux autonomistes, sinon indépendantistes, flamands. Ceci se comprend aisément’.

Of hoe Franstaligen ook artikel 195 naar hun hand hebben gezet. Rigide, indien het hun belangen dient, soepel, indien het hun belangen dient. En de Vlaamse partijen van de institutionele meerderheid, ze keken er naar als naar beren die broodjes smeren.

Moet een regering steun vinden in beide taalgroepen? Neen, maar wel in de Franse taalgroep

Formeel vereist de Grondwet niet dat een regering steun geniet in beide taalgroepen. Toch is dit meestal zo sedert de invoering van de taalgroepen (1970). Er bestaan weinig uitzonderingen. De regeringen Martens-Gol (1981-1985 en 1985-1987) kenden geen meerderheid in de Franse taalgroep. Sedert 2008 wordt België geregeerd door regeringen zonder meerderheid in de Nederlandse taalgroep (Leterme I, Van Rompuy, Leterme II en Di Rupo). Maar ook hier kent het Belgisch staatsrecht twee gezichten, twee interpretaties of zelfs twee versies. Professor staatsrecht Francis Delpérée (UCL) heeft gedurende decennia aan zijn studenten gedoceerd dat een regering dient gesteund vanuit beide taalgroepen. Zo schrijft hij nog in 2000 (vertaald uit het Frans):

‘… we gaan ervan uit dat artikel 99, alinea 2 van de Grondwet een impliciete regel bevat die de koning niet mag miskennen bij het samenstellen van een nieuwe regering. Deze regel eist dat het staatshoofd eerst nagaat of de ministers die hij gaat benoemen de steun genieten van een meerderheid in de Kamer van volksvertegenwoordigers en, vervolgens, of elke groep van ministers de steun geniet van een meerderheid in zijn taalgroep.’

Volgens professor Delpérée moet de regering dus de steun genieten van een meerderheid in beide taalgroepen. Tien jaar later. Intussen werd professor Francis Delpérée senator voor het Franstalige CDH. De lessen staatsrecht blijken lang vervlogen. Deze keer argumenteert dezelfde Delpérée in de senaat dat een meerderheid in de Nederlandse taalgroep niet nodig is.

Zijn beide stellingen niet tegenstrijdig? Vele Vlamingen zullen geneigd zijn dit te denken. Toch is dit niet het geval. Zoals Bart Maddens reeds opmerkte bedoelt Delpérée eigenlijk niet dat een regering een meerderheid moet hebben in beide taalgroepen. Hij bedoelt alleen dat een regering de steun moet krijgen van een meerderheid van de Franse taalgroep. Terecht besluit Maddens: “Of hoe Franstaligen de institutionele regels in dit land voortdurend interpreteren en toepassen zoals het in hun eigen kraam past”.

De defederalisering van de locale besturen: een bekend verhaal

In 1999 weigerden de Franstalige partijen in ‘front commun’ om artikel 162 Grondwet op te nemen in de verklaring tot herziening van de Grondwet. Bedoeling was om de defederalisering van de wetgeving omtrent gemeenten en provincies te beletten. Er ontstond vrij snel een discussie over de vraag of deze wetgeving nu al dan niet kon worden gedefederaliseerd zonder wijziging van artikel 162.

Wat blijk nu? Tot 1996 schrijft Francis Delpérée dat deze materie kan worden gedefederaliseerd, zonder wijziging van de Grondwet. Terecht verwijst hij naar een arrest van het Grondwettelijk Hof van 23 december 1987. Wanneer dit echter in 1999 een Vlaamse eis wordt, dan zal Delpérée in meerdere publicaties argumenteren dat een defederalisering niet kan zonder grondwetswijziging. Hoe soepel kan staatsrecht niet zijn?

Hoe is dit verhaal geëindigd. Wel, in 2001 werd deze materie gedefederaliseerd. Ondanks het ‘front commun’ van 1999 tegen deze bevoegdheidsoverdracht stemden alle Franstalige partijen voor.

Dit doet toch verdacht veel denken aan het huidige verhaal van artikel 195. Deze keer moet het niet opnemen van deze grondwetsbepaling de invoering van het confederalisme beletten. Nuance, dit dient belet tot de dag dat dit de Franstalige belangen dient, dan zal de Grondwet echt geen hinderpaal meer zijn. De Belgische Grondwet is heel rigide, ‘mais incroyablement souple’. En de Vlamingen, ze kijken er naar als naar beren die broodjes smeren.

 

Hendrik Vuye is kandidaat N-VA, 3e plaats Vlaams-Brabant

Hendrik Vuye is doctor in de rechten, master in de criminologie en master in de filosofie. Hij is gewoon hoogleraar Staatsrecht en Mensenrechten aan Universiteit Namen

Meer van Hendrik Vuye
Commentaren en reacties