Rode oogkleppen
Hoe intellectuelen mensenrechten verwarden met Mao en Pol Pot
Naargelang de bronnen had Mao 45 tot 80 miljoen doden op zijn geweten.
foto © Wikimedia Commons / PG
Waarom worden intellectuelen aangetrokken door autocratische regimes? Zo was het ooit ‘de bon ton’ om te dwepen met Mao en Pol Pot.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet regime van Mao was moorddadig. De ‘Grote Spong Voorwaarts’ (1958-’60) en de ‘Culturele Revolutie’ (1966-’76), dat zijn, al naargelang van de bron, 45 tot 80 miljoen doden. En toch, ooit was het ‘de bon ton’ om te dwepen met Mao.
Mao in Parijs
Ongeveer 8.000 kilometer van China verwijderd, ligt Parijs. Eind jaren zestig is de elite van de lichtstad in de ban van Mao. Jean-Paul Sartre, Simone De Beauvoir, Roland Barthes, Julia Kristeva, Philippe Sollers, Bernard-Henri Lévy, Michel Foucault, François Châtelet, André Glucksmann… en vele anderen lopen hoog op met de grote Chinese roerganger.
Deze intellectuelen beheersen de Chinese taal niet. Het land kennen ze evenmin. Al ze er al eens geweest zijn, dan gaat het om een strak door de Chinese communisten omkaderd bezoek. Een soort pelgrimstocht naar het imaginaire aards paradijs. Ze worden alvast niet gehinderd door enige terreinkennis.
De elitaire consensus rond Mao is wel een feit. Het Rode boekje is een bestseller, Mao-vesten zijn in de mode en Andy Warhol start zijn serie kleurrijke portretten van Mao. Men wist met wie te dwepen om aan de juiste kant van de geschiedenis te staan.
Simon Leys doorbreekt de elitaire consensus
Simon Leys (1935-2014), schrijverspseudoniem van Pierre Ryckmans, zal de consensus aan flarden schieten. Hij brengt aan het licht hoe het er werkelijk aan toegaat in het China van de culturele revolutie (1966-’76). In 1971 publiceert hij Les habits neufs du Président Mao, gevolgd door Ombres chinoises (1974), Images brisées (1976), La forêt en feu (1983) en L’humeur, l’honneur, l’horreur (1991). Hij beschrijft de moorddadigheid van het regime. Hij beschrijft wat de intellectuele elite niet wil zien in al haar ideologische blindheid.
Leys is een telg van een Franstalige Brusselse katholieke familie. Hij trekt naar Leuven om er rechten en kunstgeschiedenis te studeren. Als student krijgt hij de gelegenheid om gedurende drie weken de Volksrepubliek China te bezoeken. Hij geraakt in de ban van de Chinese cultuur. Terug in België stopt hij zijn studies in de rechten en leert Chinees. Hij studeert af met een studie over de 17e-eeuwse schilder-dichter Shitao. Leys beheerst niet alleen de Chinese taal, maar ook de Chinese kalligrafie.
In 1963 vestigt Leys zich in Hongkong, toen nog een Britse kroonkolonie. Hij is er getuige van de Chinese terreur. In Hongkong verblijven vele vluchtelingen die het aards paradijs van Mao ontvluchten. Hij ziet lijken afdrijven in de rivierdelta. Leys die oorspronkelijk een culturele interesse had, gaat zich toeleggen op de studie van het Chinese politieke systeem. Later wordt hij cultureel attaché aan de Belgische ambassade in Peking. Deze buitenkans laat hij niet liggen. Hij reist door het land en spreekt met vele gewone Chinezen. De terreinkennis die hij verwerft is gigantisch.
Maar een elitaire consensus doorbreekt men niet ongestraft. Leys wordt de stielbederver van de sinologie, de verrader van het proletariaat. Hij wordt er zelfs van beschuldigd een agent van de CIA te zijn. Michel Onfray beschrijft in zijn ‘Autodafés’ (2021) hoe de eerste boeken van Leys werden ontvangen door de evident immer onpartijdige kranten. Le Monde schrijft dat het werk van Leys vol fouten staat. Le Nouvel Observateur schrijft dat Leys totaal onwetend is over het maoïsme. De elite serveert Leys af, hij staat aan de foute kant van de geschiedenis.
Leys haalt zijn gram bij Bernard Pivot
Al loopt de ideologie nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel. In 1983 wordt Leys uitgenodigd in Apostrophes, het culturele debatprogramma van Bernard Pivot op de Franse zender Antenne2. Elke vrijdagavond zitten vele Fransen voor hun beeldbuis, net als nogal wat Belgen.
27 mei 1983 wordt een legendarische uitzending. Maria Antonietta Macciocchi, een linkse passionaria, komt er haar Deux mille ans de bonheur voorstellen. De woorden ‘tweeduizend jaar geluk’ heeft Mao zelf aan Macciocchi ingefluisterd. Ze is de referentie van de maoïsten in Europa sedert haar boek De la Chine (1971).
In zijn eigen, ietwat sarcastische, stijl maakt Leys brandhout van Macciocchi. Haar China-verhaal is niet alleen een luchtkasteel, het is zelfs een leugen. Het hoogtepunt komt er wanneer Leys aan een verbouwereerde Macciocchi duidelijk maakt dat de uitdrukking ‘tweeduizend jaar geluk’ gewoon niet bestaat in het Chinees. Frankrijk ontdekt die dag Simon Leys. De afgang van Maria Antonietta Macciocchi is compleet.
En toch, omdat Macciocchi aan de juiste kant van de geschiedenis stond, zal de Franse president François Mitterand haar belonen met de Légion d’honneur in 1992. Mitterand zelf had Mao ooit omschreven als een ‘humanist’. Zijn minister van Cultuur Jack Lang verscheen in 1985 nog met een Mao-vest in het Franse parlement, eentje ontworpen door icoon Thierry Mugler welteverstaan. Men staat graag netjes gekleed aan de goede kant van de geschiedenis in de wereld van het kaviaar-socialisme.
Democratisch Kampuchea
Na de dood van Mao (1976) verwelkt de Maolatrie zienderogen. Geen nood, er wenkt al een nieuw rood paradijs. Deze keer is een hoofdrol weggelegd voor een Belgische hoogleraar met naam en faam.
In 1975 veroveren de Rode Khmer de Cambodjaanse hoofdstad Phnom Penh. Pol Pot wordt de leider van Democratisch Kampuchea. Hij zet de ideeën van Mao in de praktijk: het agrarisch socialisme. Onder dat terreurbewind (1975-’79) vallen 1,5 tot 2 miljoen doden. Dit is een vierde van de bevolking van het nieuwe paradijs.
Toen ik begin de jaren ’80 rechten studeerde in Leuven was ik gefascineerd door een met zwarte verf aangebracht opschrift op een van de muren van de rechtsfaculteit: ‘Rigaux à Moscou’. Intussen is dit getuigenis verdwenen na schilderwerken in de Nieuwe Valk. Dat Rigaux een Franstalige prof was, specialist Internationaal Privaatrecht, wist ik wel. Meer niet. Een decennium later, als piepjonge prof, zat ik in een doctoraatsjury samen met François Rigaux.
De man werd als een coryfee ontvangen door de decaan. Zowel op de verdediging als op de voorverdediging monopoliseerde hij het woord en de decaan durfde hem niet te onderbreken, tot mijn ongenoegen overigens. Een van de andere juryleden sprak Rigaux vol bewondering aan met ‘mon Maître’. Ik kon mijn ogen en oren niet geloven. Maar ik wist nog altijd niet waarom men Rigaux per se naar Moskou wou verbannen.
In 2021 ontrafelde ik het mysterie. Ik las Oeillères rouges van Hervé Hasquin. De auteur is niet alleen een gevestigd historicus. Hij was ook rector van de ULB, voorzitter van de Raad van bestuur van deze universiteit en als MR-politicus schopte hij het tot minister-president van de Franse Gemeenschap. Hasquin beschrijft hoe Rigaux voorzitter werd van de ‘Association Belgique-Kampuchea’. In 1978 trekt een delegatie naar Democratisch Kampuchea. Er volgt zelfs een onderhoud met grote leider Pol Pot.
Bij zijn terugkeer schreef Rigaux een boekje: Un socialisme à la spartiate: le Kampuchéa démocratique (1978). Het boekje blijkt intussen onvindbaar. Op de Wiki-pagina van Rigaux staat een link naar de studie op de webstek van het ‘Centre Charles De Visscher pour le droit international’ (UCL), maar het is een dode link. Hasquin vond het boek in geen enkele bibliotheek. De academische reinigingsdienst was langs geweest. De opkuis gebeurde grondig. In de uitgebreide academische bibliografie van Rigaux gepubliceerd op de webstek van de Académie royale de Belgique wordt het werk niet vermeld. In hetin memoriam dat dezelfde Académie publiceert, wordt het werk doodgezwegen. Maar Hasquin zou Hasquin niet zijn, had hij toch geen samenvatting van het werk gevonden.
‘Pauvre professeur Rigaux’
Democratisch Kampuchea was volgens Rigaux geen op Westerse leest geschoeide democratie, maar wel een vorm van democratie. Dan wel een vrij dodelijke variant, zou ik denken.
Na het vriendenbezoek aan Pol Pot (1978) volgt een persconferentie. La Libre publiceert een vernietigend artikel met als titel ‘Pauvre professeur Rigaux’. Het slot van het artikel over de persconferentie van Rigaux is overduidelijk: ‘We hebben medelijden met hem: er is heel wat mentaal gekronkel nodig om martelingen, deportaties, het uiteendrijven van gezinnen, dwangarbeid, honger, wetenschappelijk georganiseerde barbarij en de terugkeer naar een opzettelijk primitieve economie niet te willen veroordelen’.
En toch, het is niet zo erg zich te vergissen als men op dat ogenblik aan de juiste kant van de geschiedenis staat. Rigaux wordt eredoctor aan de Universiteit van Dijon (1981), decaan van de rechtsfaculteit van UCL (1980-’84), lid van het Grondwettelijk Hof van Bosnië-Herzegovina, ad hoc rechter bij het Internationaal Gerechtshof, assessor bij de Raad van State, titularis van de prestigieuze Franqui-leerstoel aan de ULB (1975), KULeuven (1980), UNamur (1982) en UGent (2000). Hij is een voornaam lid van meerdere wetenschappelijke verenigingen.
Rigaux rijgt de eerbewijzen aan elkaar, schrijft Hasquin. Zijn steun aan het regime van Pol Pot wordt meestal doodgezwegen. Hij wordt beschreven als een geëngageerde hoogleraar, voorvechter van de mensenrechten! De paradox van een mensenrechtenactivisme dat hand in hand gaat met een inschikkelijkheid tegenover het regime van Pol Pot, schrijft de Franse professor Franck Latty in een overigens lovend in memoriam.
De vraag is: zou de academische wereld evenveel eer betuigd hebben aan Rigaux had hij het Chileense regime van Augusto Pinochet verdedigd, of het Argentijnse regime van Jorge Videla? Dit is een retorische vraag, lijkt me.
Tiananmen (1989)
In vergelijking met Rigaux was het universitaire parcours van Simon Leys een bergetappe. Toen hij postuleerde aan een Franse universiteit werd hij academisch-deskundig weggeselecteerd. De universitaire reinigingsdienst was ook hier aan het werk. Leys zal zijn academische loopbaan uitbouwen in Australië, aan de universiteiten van Canberra en Sydney.
Na de bloedige onderdrukking van het studentenprotest op het Tiananmenplein (1989) erkent iedereen dat Leys het bij het rechte eind had. Het Chinese regime is niet veranderd, schrijft Leys zelf in 1989 (voorwoord, heruitgave Les habits neufs du Président Mao), wel de blik van de Westerlingen op China.
Na Tiananmen (1989) krijgt Leys de erkenning die hij verdient. Zijn geschriften over China werden in 1998 gebundeld (Essais sur la Chine) en nog herdrukt in 2023. Hij wordt opgenomen in de ‘Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises’ (1990). Later wordt hij eredoctor van UCL (2005). In 2016 verschijnt een biografie van Leys van de hand van de Belgische journalist en sinoloog Philippe Paquet bij de prestigieuze Franse uitgeverij Gallimard. Rik Van Cauwelaert schrijft bij deze gelegenheid: ‘als er ooit een Belgische schrijver de Nobelprijs voor de Literatuur verdiende, dan was het Simon Leys’. Begin 2024 zendt de zender van de Franse Senaat een boeiende documentaire uit over Simon Leys (hier te bekijken), een ultiem eerbetoon aan deze onafhankelijke geest.
Is het erg dat sommige intellectuelen zo makkelijk in de val trappen van het autoritaire socialisme? Dat ze niet willen zien wat hun ogen zien?
Simon Leys zei daarover ooit: ‘Als idioten domme dingen zeggen, is het net als appelbomen die appels produceren, het zit in de natuur, het is normaal. Het probleem is dat er mensen zijn die naar ze luisteren’.
Hendrik Vuye is doctor in de rechten, master in de criminologie en master in de filosofie. Hij is gewoon hoogleraar Staatsrecht en Mensenrechten aan Universiteit Namen
Wat wordt er veel gesproken in Vlaanderen over politieke vernieuwing. Alleen blijkt spreken zilver en niets doen goud.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.