JavaScript is required for this website to work.
post

Hongarije of de totale vernedering, 1918-1921

De eindeloze Eerste Wereldoorlog: omwentelingen in Oost-Europa, 1918-1923 (4)

Pieter Jan Verstraete24/7/2019Leestijd 9 minuten
Admiraal-zonder-vloot MIklos Horthy, vader des vaderlands van de ‘rompstaat’
Hongarije.

Admiraal-zonder-vloot MIklos Horthy, vader des vaderlands van de ‘rompstaat’ Hongarije.

foto ©

Na de wapenstilstand van 11/11/1918 vocht Hongarije nog een bloedige burgeroorlog uit, en moest wat overbleef van het oude koninkrijk zich verdedigen tegen de nieuwe buurlanden.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Na de wapenstilstand van 11 november 1918, was er aan het oostfront in Midden- en Oost-Europa voorlopig van vrede nog geen sprake. De strijd woedde verder. Veel perspectieven waren er niet. De toekomst was onbestemd en angstaanjagend. Bij deze kriskras door elkaar lopende oorlogen kwamen, in de periode 1918-1923, nog eens vier miljoen mensen om het leven; dat is meer dan het totale aantal gesneuvelden van Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten samen tijdens de Eerste Wereldoorlog. 

In deze zomerreeks willen we de onmiddellijke naoorlogse situatie beschrijven in achtereenvolgens de Baltische landenFinlandPolenen – tot slot – Hongarije.

Asterrevolutie

De dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije kwam niet alleen zwaar gehavend uit de Eerste Wereldoorlog maar behoorde ook tot de verliezers van de oorlog. Het was immers vanuit Wenen dat in juli 1914 een ultimatum vertrok naar Belgrado, hoofdstad van het toenmalige koninkrijk Servië. Hierdoor kwam een hele carrousel van geheime afspraken en steunbetuigingen in beweging, wat uiteindelijk leidde tot de kanonschoten van augustus 1914.

De oorlog liep catastrofaal uit voor Hongarije dat sinds 1867 door een personele unie met het Habsburgse keizerrijk verbonden was. Lezers die liefhebbers zijn van een lichtere vorm van geschiedenis kunnen hiervoor naar de Sissi-films kijken. Tevens goed om een idee te krijgen van de strenge regels aan het Habsburgse hof.

Door het verdrag van Trianon van 1920 verloor het land twee derde van zijn grondgebied en kwamen drie miljoen Hongaren buiten de grenzen te wonen. Hongarije werd zonder meer het hardst getroffen door de naoorlogse vredesverdragen. Hieronder schetsen we een beeld van de onmiddellijke en bewogen naoorlogse jaren in Hongarije en zijn hoofdstad Boedapest.

Op 31 oktober 1918 vond in Hongarije de zogenaamde Asterrevolutie plaats. Deze werd gepleegd door de links-liberale graaf Mihaly Karolyi en de mee door hem opgerichte sociaaldemocratische Hongaarse Nationale Raad. De coup verliep grotendeels geweldloos. De aanhangers van de nieuwe premier Karolyi waren hoofdzakelijk burgers en gedemobiliseerde soldaten, die op hun hoeden en petten een aster, de populaire herfstbloem, spelden. Zij stichtten de Democratische Republiek Hongarije. De Hongaarse koning, tevens keizer van Oostenrijk, Karl IV kon niet anders dan de nieuwe republiek erkennen. Hij werd meteen afgezet en diende het land te verlaten. Een van Karolyis eerste beleidsdaden was op 16 november de personele unie met Oostenrijk op te zeggen. Hij brak volledig met de monarchale banden van weleer. Tegelijk schreef hij parlementaire verkiezingen uit, en kondigde een grondhervorming aan. Hierdoor hoopte hij dat de geallieerden zijn breuk met het verleden zouden erkennen, en aan zijn land mildere vredesvoorwaarden zouden opleggen. Rekening die evenwel niet opging.

Béla Kun

De Democratische Republiek Hongarije was maar een kort leven beschoren. Zij zwalpte van de ene naar de volgende crisis. Zo slaagde de regering-Karolyi er maar niet in het voedseltekort in zijn land op te lossen. De economische en sociale problemen waren in het land gigantisch te noemen.

Midden maart 1919 kon de communistische leider Béla Kun (1886-1938) vanuit zijn cel in Boedapest de sociaaldemocraten ervan overtuigen uit de regering te stappen, en samen met de Hongaarse communistische partij een regering te vormen. Wat uiteindelijk niet nodig bleek te zijn. Immers op 21 maart bood Karolyi zelf zijn ontslag aan. Vanuit Parijs hadden de ‘vredestichters’ de Roemenen toestemming gegeven om een flinke strook Hongaars gebied in te palmen. Tegelijkertijd beval Parijs dat de Hongaren hun troepen uit dat gebied dienden terug te trekken. Uit protest hiertegen nam Karolyi ontslag. Trouwens Hongarije zag zich al in de maanden november en december 1918 beroofd van heel wat terrein.

Béla Kun was de zoon van een joodse notaris uit een dorp in Siebenbürgen (Transsylvanië); tegenwoordig behoort dit gebied van oorspronkelijk Duitse (‘Saksische’) kolonisten tot Roemenië. Als journalist en links-radicaal publicist maakte hij al voor de oorlog naam. Vanaf 1914 streed hij in de rangen van het Habsburgse leger tot hij krijgsgevangen werd gemaakt. In Russische gevangenschap evolueerde Kun tot een overtuigd bolsjewist. Na de Oktoberrevolutie kwam hij terug op vrije voeten te staan. In december werd hij door Lenin naar Boedapest gezonden en richtte HetRode Nieuwsop.

In het roerige Boedapest agiteerde hij tegen de Habsburgers en de regering. Gevolg was dat hij al enkele weken na zijn aankomst, aangehouden werd en de binnenzijde van een gevangeniscel te zien kreeg. Het deerde hem niet. Door ‘contacten’ en steekpenningen kon hij zijn cel ombouwen tot een communistische partijcentrale, van waaruit hij de touwtjes strak in handen hield.

Uit angst voor een burgeroorlog gingen de Hongaarse sociaaldemocraten in op het voorstel van Béla Kun. Op diezelfde 21 maart kwam een nieuwe regering met de communisten tot stand. Algauw domineerde Kun als minister van Buitenlandse Zaken de regering. De coalitie met de socialisten ontaardde in korte tijd in een bloedige rode dictatuur. De Hongaarse Radenrepubliek, die 133 dagen zou duren, werd uitgeroepen.

Revolutionaire terreur

In de loop van zijn kortstondige regeerperiode kondigde Béla Kun steeds maar weer nieuwe drastische hervormingen aan, die grotendeels gebakken lucht bleken te zijn want niet door te voeren. Een losse greep: het grootgrondbezit werd afgeschaft en de gronden werden onder de boeren verdeeld, ondernemingen met meer dan 25 werknemers werden staatseigendom, eigendommen van de Kerk werden in beslag genomen, het schoolonderwijs werd grondig aangepakt en natuurwetenschappen en de principes van de socialistische heilstaat kwamen op de eerste plaats, het gemeenschappelijk baden tijdens de schooluren diende aangemoedigd te worden samen met seksuele voorlichting, alcohol werd verboden, adellijke titels verdwenen en voedselvoorraden bij boeren werden in beslag genomen en naar de hongerende hoofdstad gebracht. Op 1 mei 1919 werden alle ‘burgerlijke’ monumenten met (dure) rode lakens aan het zicht onttrokken. De eigen rode soldaten bezaten op dat moment een tekort aan laarzen en geweren.

Om in de steden en op het platteland de orde met harde hand te handhaven, werden de zogenaamde ‘Leninjongens’ opgericht. Een troep van zowat vijfhonderd fanatieke rode jongeren. Ze reden in kolonnes rond of maakten gebruik van gepantserde treinen. Als uniform droegen deze terroristen in staatsdienst zwarte lederen jassen en dito broeken. Overal ontwaardden ze contrarevolutionaire opstanden en maakten maar al te graag gebruik van zinloos geweld. Voor martelingen en veemmoorden schrokken ze niet terug. Zo’n zeshonderd moorden staan op hun conto.

Op buitenlands gebied werd de Radenrepubliek dadelijk met omvangrijke gebiedsvorderingen geconfronteerd. De bezetting van grote delen van het voormalige koninkrijk door Roemeense, Joegoslavische, Franse en Tsjechoslowaakse troepen leidde tot grote verbittering. Deze gebiedsroof riep onder Hongaarse burgers, patriotten, studenten en voormalige soldaten van het keizerlijk en koninklijke leger wraakgevoelens op. Heel wat vrijwilligers, ook officieren, sloten zich aan bij het nieuwe Rode Leger van Béla Kun.

Onder leiding van de volkscommissaris voor Militaire Zaken Tibor Szamuely ging het leger in de tegenaanval, en slaagde erin de invasietroepen te blokkeren. Meer zelfs, in het noorden van Hongarije slaagden Szamuelys troepen erin om heel wat verloren gebied ter heroveren. Grote delen van Slowakije konden bezet/bevrijd worden. Op hun beurt sloegen Tsjechoslowaakse brigades op de vlucht voor het rode wraaklustige geweld. Kun kon met trots aan Lenin melden dat hij een Slowaakse Radenrepubliek opgericht had — ze bestond echter nauwelijks drie weken van 16 juni tot 7 juli 1919.

Deze plotse wending van de oorlog deed in Parijs alle alarmklokken afgaan. De Hongaren vernamen dat ze onmiddellijk alle vijandelijkheden dienden te staken, en zich moesten terugtrekken tot achter de afgesproken demarcatielijn van november 1918. Ten slotte werd een akkoord bereikt. De Hongaren zouden zich terugtrekken uit Slowakije waardoor een einde kwam aan de aldaar heersende Radenrepubliek, en de Roemenen zouden hun verdere opmars staken.

Inmiddels nam na een mislukte socialistische coup de rode terreur in Boedapest toe. Hierdoor nam het verzet tegen het terreurregime van Béla Kun overhand toe; dat was in de eerste plaats te merken op het platteland waar de gelovige boeren niets moesten hebben van de atheïstische communisten. Vooral toen bleek dat de Roemenen — Roemenië was in 1917 totaal verslagen en bezet door de Centrale Mogendheden — geenszins van plan waren om hun opmars richting Boedapest te stoppen.

Tevergeefs deed de bolsjewiek Kun beroep op de aanbeden Lenin om militaire hulp te verlenen. De reactie was negatief. Het overbelaste Rode Leger zat verwikkeld in een burgeroorlog en voerde strijd met Polen. Een nieuw front konden ze er niet nog eens bij nemen. Bovendien voerden ze al oorlog met Roemenië omwille van het bezit van Bessarabië. Deze Moldavische landstrook werd in 1920 definitief bij Roemenië gevoegd.

Ten einde raad probeerde Kun in de zomer van 1919 in Oostenrijk een radenrepubliek te installeren om toch minstens één bondgenoot te hebben. Ook bevonden er zich in het Alpenland nog aanzienlijke wapendepots. Tevergeefs! De Oostenrijkse socialisten haalden hun neus op voor de Hongaarse bolsjewisten. Een communistische machtsgreep in Wenen werd bloedig neergeslagen.

Op 3 augustus 1919 capituleerde de zuidelijke Hongaarse legergroep en konden de Roemenen de Hongaarse hoofdstad bezetten. Roemeense soldateska gingen zich hierbij te buiten aan moorden, verkrachtingen en massale plunderingen. Van het eens bruisende Boedapest bleef niets meer over. Voor de Hongaarse bevolking des te vernederend daar zij tijdens de Eerste Wereldoorlog mee Roemenië letterlijk van de kaart hadden geveegd.

Béla Kun vluchtte na de Roemeense bezetting met enkele vertrouwelingen naar Oostenrijk en vandaar naar Moskou. Hij werkte er onder meer voor de Komintern. Op 29 augustus 1938 werd Kun op bevel van Stalin tijdens de zuiveringsprocessen terechtgesteld.

Horthy

Op 30 mei 1919 hadden Hongaarse anticommunisten in de door de Fransen bezette stad Szeged een contrarevolutionaire of Wit-Hongaarse regering gevormd. Hun volksleger stond onder commando van Miklos Horthy, telg uit een familie van aristocraten en kleinere grootgrondbezitters. Hij was de oorlogsheld van de Hongaren en de eerste en enige admiraal van de Oostenrijks-Hongaarse zeemacht. De Dalmatische kust aan de Adriatische Zee maakte tot 1918 deel uit van de Donaumonarchie. Na de capitulatie lag Hongarije op ongeveer vierhonderd kilometer van de zee verwijderd. De ijdele Horthy, monarch in hart en nieren, was een tijdlang vleugeladjudant van keizer Franz Josef geweest, en stond op goede voet met diens opvolger Karl. Toen hij in november 1918 afscheid van de keizer nam bezwoer hij: ‘Ik zal niet rusten voordat Uwe Majesteit weer op uw rechtmatige troon in Wenen en Boedapest zit.’

Horthy’s leger telde in het begin 6568 vrijwilligers waarvan drieduizend officieren uit het voormalige keizerlijk-koninklijke leger. Daarbij kwamen nog eens achthonderd officieren uit de koninklijke Hongaarse gendarmerie. Na het einde van de Radenrepubliek breidde het officierenleger zich vlug uit. Horthy werd minister van Defensie van de kortstondige Republiek Hongarije (1919-1920), die het machtsvacuüm na de val van de 133 dagen durende Radenrepubliek diende op te vullen.

Witte terreur

Onder druk van de Entente, vooral dan Frankrijk, ontruimden in november 1919 de Roemenen de Hongaarse hoofdstad. Op 16 november reed admiraal-zonder-vloot Horthy, gezeten op een witte schimmel, aan het hoofd van zijn volksleger triomfantelijk Boedapest binnen. Na de parade raasde een ‘witte’ vloedgolf over de hoofdstad. Eenieder die ook maar verdacht werd van linkse sympathieën werd opgepakt en in de gevangenis geworpen. Anderen werden zonder vorm van proces geëxecuteerd. Slachtoffers waren vooral joden, linkse intellectuelen, Leninjongens en wie verdacht werd van collaboratie met de Roemenen. Het aantal dodelijke slachtoffers van de witte terreur wordt op vijfduizend geschat, en 75.000 mannen en vrouwen verdwenen voor korte of langere periodes in de gevangenissen waar ze blootstonden aan folteringen en harde ondervragingen. Nog eens 100.000 mensen, vooral intellectuelen, communisten, socialisten en joden, vluchtten het land uit en zochten vooral in Wenen en Praag een nieuwe toekomst. De witte terreur maakte meer slachtoffers dan de rode, die hij moest vergelden. De communisten hadden ‘slechts’ zeshonderd doden op hun geweten.

Horthy zou later ten stelligste ontkennen dat hij dergelijke ‘bloeddorstige’ orders gegeven had. Wel verdedigde hij de witte terreur als ‘uitingen van patriottisch enthousiasme’.

Een anticommunistische en rechtse regering nam het bewind in handen en stond voor schier onoplosbare moeilijkheden. Werkloosheid, inflatie en prijsstijgingen raasden door het land. Toch groeide Horthys populariteit razendsnel, vooral dan op het platteland waar men toch al niets moest hebben van communisten en joden. Horthy werd aanzien als de nieuwe redder des vaderlands. In korte tijd groeide het volksleger of ‘witte’ leger uit tot 30.000 manschappen. Heel wat oudgedienden uit het Rode Leger traden toe. Allen dienden ze vooraf aan Horthy persoonlijk trouw te zweren, waarna ze amnestie kregen.

Trianonbruno segers | Doorbraak.be

De verdeling van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie na het verdrag van Trianon.

Schandvrede

In januari 1920 werden er in een sfeer van intimidatie parlementsverkiezingen gehouden. De twee rechtse partijen behaalden de meerderheid. Op 29 februari werd het koninkrijk hersteld en kwam er meteen een einde aan de republiek Hongarije. Een koninkrijk evenwel zonder koning. In afwachting van zijn terugkomst werd er een regent aangesteld die in zijn plaats regeerde: admiraal Horthy. Hij was de enige geschikte kandidaat. Voor alle betrokken partijen, met uitzondering van de linkse oppositie in het buitenland, was hij de ideale compromisfiguur. In korte tijd veranderde Hongarije in een militaire dictatuur. Er kwam een einde aan de witte terreur en recht en orde werden hersteld. Zijn grote doel als regent kon hij evenwel niet verwezenlijken: Karl IV terug op de koningstroon plaatsen.

Op 4 juni 1920 ondertekende een Hongaarse delegatie onder protest in het kasteel van Grand Trianon nabij Parijs het door de geallieerden opgelegde vredesverdrag. Hongarije verloor 70 procent van zijn grondgebied en twee derde van zijn bevolking. Aanzienlijke Hongaarse minderheden woonden in de nieuwe buurlanden Roemenië, Joegoslavië en Tsjechoslowakije.

Aan alle openbare gebouwen in Hongarije hingen de vlaggen halfstok en werden er drie dagen van nationale rouw afgekondigd. Dat zou ieder jaar herhaald worden tot in 1940. Het land was gedemoraliseerd door de grote territoriale verliezen —het land kromp van 282.000 tot 93.000 vierkante kilometer— en getraumatiseerd door de Roemenen, de rode en witte terreur. Nog steeds staat ‘Trianon’ in Hongarije bekend als de willekeur van de geallieerden. Het buitenlands beleid van de Horthy-dictatuur stond in het interbellum volledig in het teken van het terugwinnen van de verloren gebieden. Hongarije werd zo in de armen van de As-mogendheden gedreven. In de eerste helft van de Tweede Wereldoorlog kreeg het land hierdoor heel wat verloren grondgebied terug maar in 1945 kreeg het een tweede maal de rekening gepresenteerd. Desalniettemin is het Groot-Hongaarse streven in bepaalde middens in 2019 nog steeds levendig aanwezig, vooral op economisch gebied al krijgen alle etnische Hongaren vandaag van Viktor Orbán het recht op een Hongaars paspoort…

 

_____

Literatuur:

  • Borodziej en M. Gorny, Der vergessene Weltkrieg: Band II: Nationen 1917-1923. Darmstadt, 2018
  • Conze, Die grosse Illusion: Versailles 1919 und die Neuordnung der Welt. München, 2018
  • Gerwarth, Die Besiegten: das blutige Erbe des Ersten Weltkriegs. München, 2017
  • van de Wijdeven, De spoken van Visegrad: de onbekende geschiedenis van Polen, Hongarije, Tsjechië en Slowakije. Houten, 2018

Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.

Commentaren en reacties