JavaScript is required for this website to work.

De afrekening: over geweld tegen collaborateurs in Antwerpen

Pieter Jan Verstraete1/4/2024Leestijd 3 minuten

In ‘De afrekening’ zet Antoon Vrints die moralistische bril af. Hij bekijkt het geweld tegen collaborateurs met heel andere ogen, namelijk met die van de plegers ervan.

Aan de hand van nieuw bronnenmateriaal uit het stadsarchief van Antwerpen (Felixarchief) bekijkt de Gentse historicus Antoon Vrints de repressiemaanden van 1918 en 1944/1945 vanuit een geheel andere hoek. Het resultaat vind je in De afrekening

Als eerste behandelt hij de repressie vanuit de invalshoek van de daders en houdt hij geen rekening met de repressieslachtoffers. Hij betoogt dat de bestraffingen door de ‘staat’ en de ‘straat’ elkaar aanvulden. Dat werd tot op vandaag in België nog nooit eerder systematisch onderzocht. Vrints schrijft over ‘uitzuivering’ en ‘bevrijdingsgeweld’ door de straat. In zijn boek ontrafelt hij het geweld tegen collaborateurs na de Wapenstilstand in 1918, de bevrijdingsmaand september 1944 en de capitulatie van Duitsland in mei 1945. Hij legt zich toe op wat er gebeurde in Antwerpen.

‘Bestiaal pogrom’

Door het gebruik van het woord ‘afrekening’ impliceert Vrints dat de gewelddaden niet zomaar uit de lucht kwamen vallen. De geweldenaars, plunderaars en brandstichters uitten hun woede door het plunderen, stelen, verbranden, kaalscheren en kastijden van de bezittingen van hun slachtoffers en de eigenaars ervan. Dat alles deelt Vrints in bij de categorie ‘zuiveringsritueel’.

De strafuitvoerders waren doorgaans opgeschoten jonge mannen, die zichzelf als weerstanders beschouwden

Een mishandelde en kaalgeschoren vrouw werd in de ogen van auteur gezuiverd van collaboratie met de vijand. Cafés en bordelen waar Duitsers kwamen, werden kort en klein geslagen en de inboedel op straat verbrand. Deze huizen ondergingen, volgens de schrijver, een helende zuivering door het vuur of een ‘zuiveringsproces’. Vaak werden de bewoners, als ze al niet opgeleid werden, weggejaagd. De strafuitvoerders waren doorgaans opgeschoten jonge mannen, die zichzelf als weerstanders beschouwden. Het aanwezige publiek genoot en vertolkte luidkeels zijn instemming. Deze mensen werden gedreven ‘door een verlangen naar gerechtigheid’.

Dat alles heeft niets te maken met de wilde of blinde repressie, aldus Vrints. Wie dat wel doet, zoals wijlen professor Albert Westerlinck die van een ‘bestiaal anti-Vlaams pogrom’ sprak, gaat op een ‘uitgesproken ahistorische’ wijze te werk.

Zwarte mythe

In Vlaanderen deden collaborateurs zich vanaf de jaren 1960 voor als ‘nationalistische idealisten die naderhand slachtoffers werden van een  zogenaamd anti-Vlaamse repressie van de haatdragende Belgische staat’. Hierin kan ik hem enigszins volgen, zoals het feit dat de repressie op zichzelf niet anti-Vlaams was. Historicus Vrints spreekt van een ‘zwarte mythe’ die hij wil ontrafelen. Maar het straatgeweld, brandstichten, vernederen en uitsluiten van mensen beschouwen als een ‘alternatieve vorm van justitie’ gaat toch wel wat te ver. Hij gebruikt hiervoor herhaaldelijk de term ‘charivari’.

Eerlijk is eerlijk. Antoon Vrints duidt ook op de lynchpartijen die hier hebben plaatsgevonden. Hij spreekt van een vijftigtal gevallen. Anderen spreken dan weer van een honderdtal. Ook is hij de eerste die gewag maakt van gevallen van zelfmoord aan de kant van getroffen collaborateurs. In het Antwerpse politiearchief vond hij vijf geregistreerde zaken terug.

In september 1944 waren het in de eerste plaats de ‘zwarten’ en winkeliers die het te verduren kregen

Vooral in november 1918 uitte het gepeupel met gewelddaden zijn ongenoegen omdat het in de eerste plaats honger leed. De activisten werden hierbij niet als eersten geviseerd maar wel handelaars in voedingswaren, woekeraars en vrienden van de Duitsers. In september 1944 waren het in de eerste plaats de ‘zwarten’ en winkeliers die het te verduren kregen. Daarbij speelden ophitsers en verklikkingen een grote rol. Een en ander kwam niet zo maar uit de lucht gevallen, maar was het resultaat van jarenlange opgekropte haat tegen collaborateurs en oorlogsprofiteurs.

Tot slot was het ‘bevrijdingsgeweld’ van mei 1945 vooral politiek georganiseerd toen de politieke gevangenen uit de kampen terugkeerden. Aan deze nieuwe resem van geweld maakte burgemeester Camille Huysmans door zijn kordaat optreden vroegtijdig een einde.

Academisch

Tot slot citeren we uit het besluit van Vrints’ toch wel opvallend vernieuwende studie volgende zin: ‘Het geweld stond dus niet op zichzelf, maar paste in een zeer lange traditie van volkse rechtspraak, waarbij de gemeenschap op symbolische wijze een corrigerende tik uitdeelde. (…) Dat neemt niet weg dat de acties als bijzonder vernederend werden ervaren door de slachtoffers — dat was de bedoeling — en zelfs traumatiserend.’

Door het academisch jargon waarin het boek gesteld is, leest het wat minder vlot. Met enkele illustraties, eindnoten en een selectieve bibliografie. Een register ontbreekt.

Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.

Commentaren en reacties