JavaScript is required for this website to work.
post

Dan spreiddet gij voor d’oogen

Met welk imago kan Vlaanderen nog uitpakken?

Koenraad Elst19/2/2019Leestijd 5 minuten
Fragment van de Plakkaat van Verlatinghe (1581)

Fragment van de Plakkaat van Verlatinghe (1581)

foto © Nationaal Archief Nederland

‘Herfederalisering’ is mode en Vlaanderen deemstert weg als merk. Ten onrechte, zo vindt Koenraad Elst in deel 1 van 2 over ‘ons’ imago.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

We beginnen deze bescheiden beschouwing over Flanders’ image-building in de jaren 1980, toen minister-president Gaston Geens de Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen (DIRV) aanprees met de leuze Flanders’ Technology en het prentje van een robotarm die een menselijke arm de hand schudt. Dat was goed geprobeerd: het sterkte Vlaanderens vertrouwen in eigen kunnen en maakte het ingeslapen deel van de bevolking bewust van de aantredende nieuwe tijd. Het feit zelf van voor Vlaanderen überhaupt reclame te maken, was al een nieuwigheid, namelijk omdat het gewest als politieke entiteit pas uit het ei gekropen was. Dus ja, een duwtje in de rug in de vaart der volkeren.

Vlaanderen kan het!

Maar voor de buitenwereld was het minder indrukwekkend. De overgang naar het cybertijdperk was vooral het werk van de privésector. Waar moeide dat Vlaamse politieke niveau zich mee? En wat was er onderscheidend Vlaams (‘en daar ben ik fier op’) in deze deelname aan de wereldwijde rattenkoers naar het nieuwe Eldorado? Door zo te roepen: ‘Ik hoor er ook bij!’, beklemtoont men juist dat men niet voor vol aanzien wordt, hetgeen volgens wakkere buitenstaanders een goede reden zou kunnen hebben.

Het deed eerder denken aan een andere reclame uit die jaren: de paginagrote zwart-wit foto in Time Magazine van een Vlaams marktplein waarop een entertainer een menigte amuseert. De tekst somde de vermeende deugden van de gemiddelde Vlaming op, zoals ‘speaking three or four languages’, overigens toen wellicht al overdreven en vandaag zeker achterhaald. En dan besloot hij: ’These are the Flemish’, uw investering zeker waard. Het communistische veertiendaagse blad Toestanden vergeleek dat met de taal waarin een handelaar op de slavenmarkt zijn koopwaar aanprijst. Men ziet het de Japanners nog niet doen.

Oppepcampagnes

Vóór mijn tijd ging dat allicht anders. Om mij even tot het mij voorts weinig bekende economische domein te beperken: in de vijftiger jaren werden de Amerikaanse bedrijven die de industrialisering en modernisering van Vlaanderen op gang zouden trekken, aangezogen door objectieve voordelen, niet door publiciteitscampagnes. Zo had Vlaanderen lagere lonen dan de buurlanden en minder stakingen dan Wallonië. In dat eerste opzicht zijn we nu veel slechter geplaatst, want de loonkost voor de werkgever (hoewel niet het loon van de werknemer) is enorm gestegen en ligt ondanks moeizame hervormingen nog steeds te hoog. Hoezeer reclamejongens ook hun best mogen doen, de markt zal niet duurzaam voor een slecht product vallen. Al is de spindoctor nog zo snel, de werkelijkheid achterhaalt hem wel.

Overigens waren niet alle oppepcampagnes uit de beginperiode van het Vlaams Gewest alleen maar goed geprobeerd. De leuze: ‘Wat we zelf doen, doen we beter’, was onberispelijk juist. Hoewel uit een Vlaamse koker komend, was zij van een universele geldigheid. Vunzige Hitlercentrische culturo’s zagen er weliswaar niets meer in dan een variant op de VB-slagzin: ‘Eigen volk eerst’, maar zij bewezen alleen dat zij doorheen hun gekleurde bril niet konden lezen wat er stond. Vanuit het veel voorkomende projectiemechanisme zagen zij alleen hun eigen haatgevoelens jegens Vlaanderen ‘bevestigd’.

België haat Vlaanderen, maar de wereld België

Als er nu geen opzichtige reclamecampagnes voor Flanders plaatsvinden, is het echter minder om voornoemde redenen dan omdat men zijn handen niet wil vuilmaken aan een besmeurd merk. Na de culturo’s houdt nu ook de volgzame politieke klasse immers niet meer van dit gewest. Ze koketteert openlijk met terugheveling van bevoegdheden naar het Belgische niveau. Als rechtvaardiging noemt ze dan de bevoegdheidsconflicten die de vlotte werking belemmeren, alsof die niet progressiever kunnen opgelost worden door vereenvoudiging naar het Vlaamse niveau toe. Nee, in haar stijlloos conformisme en extreme middelmatigheid vindt zij er niet beter op dan de ambiënte anti-Vlaamse haat te verinwendigen en zich tot het belgicisme te wenden.

Niet dat België het compliment beantwoordt en meer van Vlaanderen is gaan houden (zoals N-VA-advocaat Vic Van Aelst het tijdens de beroering over Brussel-Halle-Vilvoorde in 2011 zei: ‘BHV: België Haat Vlaanderen’), en nog minder dat Belgium internationaal een gunstiger roep zou hebben dan Flanders. Integendeel, terwijl Flanders nog voor lang de weemoed rond Flanders’ Fields meedraagt, is Belgium in de Anglosfeer een laughing-stock, en zelfs in het gelijktalige Frankrijk nog steeds de risée. Nederlanders kennen onder de Belgen alleen de Vlamingen, maar toch noemen ze hun grappen over hen Belgenmoppen. Ook blagues belges gaan eigenlijk over sullige Vlamingen, maar houden de minachting voor België mooi levend.

Racisme

Wat de Vlamingenhaat de jongste jaren nog heeft doen toenemen, is de allochtone factor en het gekruip van onze elite voor vermeende allochtone gevoeligheden, zeker in het islamdossier maar ook in het dossier dat hun voorkeur wegdraagt: het beweerde racisme, dat Knack-hoofdredacteur Bert Bultinck zelfs tot een Vlaams raskenmerk gebombardeerd heeft. Hij doet daarmee groot onrecht aan bijvoorbeeld de openheid en bereidwilligheid waarmee de Limburgse mijnwerkers de Turkse gastarbeiders opgevangen hebben (naar ex-maoïst Eddy Daniëls getuigt): het is zuiver laster om hen van racisme te beschuldigen.

Asielzoekers krijgen van hun gesubsidieerde advocaten al bij eerste kennismaking de boodschap mee dat Vlamingen racisten zijn. Zij geloven het warempel zelf wanneer zij op hun beurt gaan napapegaaien dat Vlaanderen een ‘toenemend’ racismeprobleem kent. Een toenemend probleem van anti-Vlaams racisme, dat wel. Ook de Afrikanen die nu in het museum van Tervuren en voor de VRT-camera’s het mooie weer komen maken, worden geselecteerd op hun verhoopte bijdrage aan het anti-Vlaams racisme. Het resultaat is blijkens onderzoek dat onder de Brusselse jeugd het woord ‘Vlaming’ met allerlei stereotiepen vereenzelvigd wordt, sommige eerder juist (werklustig, in de zin van: ‘ ’t Zijn zotten die werken’; militant goedgelovig; niet al te snugger; kortom een varken waarvan je gerust stukken spek kan plukken), andere flagrant onjuist (racistisch), maar allemaal als negatief bedoeld.

Met alle mediakanonnen nu tegen de Vlaamse identiteit gericht, zullen de imagobewuste politici zich er wel voor hoeden om ‘Vlaming en daar fier op’ te zijn.

Beiaardlied

Waarom was Peter Benoit, 19de-eeuws toondichter van de Rubenscantate die het verleden van het arm geworden Vlaanderen verheerlijkte, dan wél geestdriftig over dit volkje? Hij zegt het zelf in de laatste strofe van het Beiaardlied: ’Dan spreiddet gij voor d’oogen / uw vrijheid, kunst en zeden. / Op allen mocht gij bogen, / om allen werdt g’aanbeden.’

Het was toen al wel vergane glorie, maar de bedoeling was, en de mogelijkheid bestond, om de vonk te doen herleven. Het was een ideaal dat de Vlamingen ‘voor d’oogen’ kunnen houden en uiteindelijk ook verwezenlijken, zelfs in deze uitdagende tijden.

De titel verwijst naar Pieter-Pauwel Rubens, frontman van een culturele beweging die Vlaanderens identiteit beslissend beïnvloed heeft: de Contrareformatie met de Barok. Bij de Vlaamse ‘vrijheid, kunst en zeden’ dacht men aan de tijd toen Vlaanderen economisch en cultureel de toon aangaf: vooral in de late middeleeuwen en beginnende renaissance, en nog enigszins tot aan de Franse bezetting. De tijd ook waarin het in het liberaliserende politieke denken de toon zette met zijn Blijde Inkomsten en met zijn Plakkaat van Verlatinghe (in de Zuidelijke Nederlanden door Alexander Farnese ongedaan gemaakt), basis van de Nederlandse republiek en van een beslissende invloed op de Britse Glorious Revolution en de Amerikaanse grondwet. En na een inzinking tenslotte de tijd waarin onze streken onder een herstelde Habsburgse monarchie wel de leiderspositie verloren maar cultureel nog steeds een zekere uitstraling hadden, onder meer via de genoemde Rubens.

Katholicisme als ruggengraat

Voor de veelal katholieke Vlamingen was de godsdienst de ruggengraat van die Vlaamse glorie. Om dat beeld logisch volledig te maken stelde bijvoorbeeld de priester-dichter Guido Gezelle in het Groeningelied de Guldensporenslag voor als een strijd tegen de goddelozen (‘en gij die God noch ere en kent, / ruimt bane…’), wat hun Franse tegenstanders niet waren. Het meest eigene van een volk wordt verheerlijkt, en dat was toen bij de Vlamingen onder meer hun vroomheid: ze waren wellicht niet meer de rijksten of de vernuftigsten, maar wel nog de katholieksten. Zie bijvoorbeeld het hoge percentage zoeaven dat in 1869 de pauselijke staat ging verdedigen (de naam Deswaef herinnert eraan), of het percentage missionarissen dat hier opgegroeid was: Vlaanderen zendt zijn zonen uit.

Maar wat ben je daar nog mee, nu die uitgezondenen alleen nog verguisd worden als koloniale vernietigers van inheemse culturen? En de Vlamingen zijn zelf niet katholiek meer, de jongeren lopen rond tussen kathedralen waarvan ze de beeldentaal niet meer begrijpen. Ze kennen geen geschiedenis meer en weten niet meer wat er aan belforten met hun charters van stadsrechten en vrijheden zo roemrijk was. Wel worden ze in eigen huis zowel door eigen volk als door anderen geschoffeerd en met schuld beladen.

Zou je niet een iets eigentijdsere waarde kunnen noemen, iets waarop je nog wél fier mag zijn, iets waarop het nu normatief geworden anti-Vlaamse racisme afketst? Wellicht iets dat past in de nieuwe mensenrechtenreligie?

Wel, we gaan het eens proberen. Iets uit de Vlaamse geschiedenis vinden waarmee je nog steeds kan uitpakken. Kunst zal het niet zijn, met zeden heeft het wel iets te maken, maar vooral met vrijheid. Maar dat is voor morgen…

Koenraad Elst (1959) is orientalist. Hij werkte als politiek journalist bij diverse Vlaamse en Indiase media, van Trends en Punt tot The Pioneer en Pragyata Magazine, als assistant buitenlandbeleid in de Belgische senaat, en als gastprofessor in twee Indiase universiteiten. Zijn eigenlijke roeping vindt men echter in de tientallen onderzoekspapers en een dertigtal boeken, vooral over de belangrijkste hangijzers in de antieke en hedendaagse feiten- en ideeëngeschiedenis van India, en verder over faits divers als de islam.

Commentaren en reacties