Rood rubber
Met welk imago kan Vlaanderen nog uitpakken? Deel 2
Leopold II was geen held
foto © Reporters
Vlaanderen deemstert weg als merk. Ten onrechte: wij zijn een vrijheidslievende natie en spelen dat beter uit, Deel 2 van 2 over ‘ons’ imago.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet valt mij in het buitenland vaak op hoezeer men bij ‘Belgium’ eerst en vooral aan Léopold II’s ‘volkerenmoord’ in Kongo denkt. Net nu je uit het beklaagdenbankje wil, lijkt zo’n zware schuld wel het laatste waarvan je wil horen. Wellicht weet je niet eens hoe zwaar die schuld wel is, dus gooit men je voor de duidelijkheid en in alle ernst het groteske Britse propagandacijfer van 10 miljoen dodelijke slachtoffers voor de voeten. Als geschiedkundige moet ik dat dan tegenspreken, maar als bewuste Vlaming heb ik wel een binnenpretje bij die kwalijke reputatie van België en zijn vorstenhuis.
Sommigen eisen dan van België verontschuldigingen, zoals dat tegenwoordig gaat. Neen, de miljoenvoudige zijdelingse menselijke schade van de Kongolese rubberteelt vond plaats vóór de Belgische kolonisatie, onder de Kongo Vrijstaat, het privé-bezit van Léopold II, dus het is niet België dat door het stof moet kruipen. Die ereschuld komt toe aan de Coburg-dynastie, vandaag dus aan Léopold’s wettige opvolger, koning Philippe. En nog maar pas had ik dit geschreven naar aanleiding van weer eens een gesprek met een Indiër over die ‘volkerenmoord’, of ik verneem dat ook Bart De Wever onze vorst tot die verontschuldiging uitgedaagd heeft. Ik moet niets hebben van de huidige beschuldigings- en verontschuldigingscultuur, maar aan de Vlaamshatende en ideologisch trendvolgende Coburgs gun ik hem wel.
Een tip voor de koning
Echter, ik wil niemand opsluiten zonder hem ook een sleutel naar de uitgang te laten. Een suggestie dus aan onze vorst: als uitvlucht zou hij in zijn feestrede opzichtig de schuld naar de islam kunnen doorschuiven (krantenkoppen op 22 juli: ‘Philippe out zich! Als islamofoob!’). Inderdaad, minder bekend is de omstandigheid dat vele opzichters bij de rubberteelt voormalige Zanzibari slavendrijvers waren. Zij konden na hun nederlaag in Manyiema in 1894 en de afschaffing van de slavernij gewoon opnieuw aan de slag in datgene waarin zij het beste waren: negers tot arbeid dwingen, desnoods met de ransel, en soms zelfs met de sjari’a-straf voor diefstal (in casu het niet opleveren van de rubberquota): een hand afhakken. Het schulddossier tegen de islam verdient een eigen behandeling, maar het overlapt hier wel met dat tegen Léopold.
Die heeft nooit enig bevel gegeven om handen af te hakken. Althans van levenden; de zwarte soldaten moesten wel hun gebruik van de dure kogels rechtvaardigen door een hand van elke gedode vijand als bewijs mee te brengen. Noch beval hij in het algemeen om mensen lichtzinnig de dood in te jagen (hij protesteerde toen hij ervan hoorde), maar hij had wel de politieke eindverantwoordelijkheid. Dus nee, Coburg junior, met al je modieuze opiniebelijdenissen heb je je des te verplichter gemaakt aan de grievance lobby, dus moet je nu in het stof bijten uit erfschaamte. ‘Gedenk o vorst dat gij van stof zijt en tot stof zult wederkeren’.
Bevrijder van slaven
Het enige dat Vlaanderen met deze onfrisse geschiedenis te maken heeft, is dat het de afschaffing van de slavernij bewerkt heeft. Terwijl Léopold de beloofde emancipatie bleef uitstellen en goede betrekkingen met de slavendrijvers cultiveerde, raakte een plaatselijke commandant in Oost-Kongo in een conflict met hen verwikkeld: de Vlaamse officier Francis Dhanis (1862-1909). Hij kwam uit een vooraanstaand Antwerps geslacht, was in Londen geboren, maar woonde in Sint-Niklaas. Na provocaties begon hij ‘de enige oorlog die België won’ (aldus Lucas Cathérine). Tijdens die oorlog zouden de Arabieren de Vlaamse officieren Joseph Lippens en Henri Debruyne (voornamen werden toen veelal in het Frans ingeschreven) vermoorden en hun de handen afhakken. Zij hebben hun leven gegeven ‘voor de beschaving’, zo staat er op hun standbeeld in Blankenberge, namelijk voor onze beschavingswaarde vrijheid, en dus de afschaffing van de nog bestaande slavernij.
Eens temeer lag de politieke eindverantwoordelijkheid voor de oorlog tegen de slavernij bij Léopold, die met het resultaat wijd en zijd goede sier maakte om zijn reputatie wat te verbeteren. De echte verdienste komt echter Dhanis toe, de Abraham Lincoln van Kongo. Hij deed wat de Coburg nagelaten had en werd waarlijk de – in de woorden van de rots-opera Hair – ‘emanci-f…ing-pator of the slaves’.
Smetten op het blazoen
Goed, Dhanis’ loopbaan was (net als die van Lincoln, de meervoudige schender van de VS-grondwet) niet onberispelijk. Met name wordt hem het neerslaan van de muiterij onder zijn baTetela-huurlingen (zelf tevoren nog slavenhalers bij hun baLuba-buren) kwalijk genomen. Hoewel, daar zijn twee kanten aan. De nu toonaangevende racisten zullen zeggen dat hij als foute blanke man leden van het betere ras onderdrukte, een verdict waartegen geen beroep mogelijk is. Antiracisten zullen daarentegen zeggen dat hij racisten (die immers bewust leden van een ander en door hen gehaat ras, namelijk blanken, uitgemoord hadden) strafte, en dat voor racisme geen straf ooit erg genoeg kan zijn. In een normale wereld zonder raciale obsessies zou je zeggen: idealiter ware het niét gebeurd. Maar dat kun je in een Brussels salon altijd wel zeggen over een militaire beslissing in een ver oerwoud.
De afschaffing van de slavernij is geen geringe verdienste. Slaafneming, slavenhandel en slaafhouderij hebben duizenden jaren bestaan, en zijn vaak weer opgeleefd na de eerste antieke pogingen tot afschaffing. Zij werden beoefend door Afrikaanse chefs, die hun inspanningen nog verhevigden toen zij goed betalende Arabische afnemers over de vloer kregen. Naargelang de krachtsverhoudingen in bepaalde streken werden de Arabieren soms opdrachtgevers die er Afrikaanse loopjongens op uitstuurden om bij weer andere stammen slaven te gaan roven.
Je kan je voorstellen dat de stamhoofden protesteerden toen die gemene bleke imperialisten de arme inboorlingen van hun inkomstenbron beroofden. En dat deden zij ook, tot en met delegaties naar Europese hoofdsteden sturen om de zaak van de slavernij te bepleiten. Maar de eliminatie bleek duurzaam (in China was de slavernij een paar keer afgeschaft maar heropgeleefd). De laatste poging om ze in Kongo te handhaven stootte op Dhanis, maar diens knoestige Vlaamse wortels bleken sterker.
Grootmacht van de vrijheidsliefde
De voorouders van onze Turkse, Levantijnse, Maghrebijnse, Afghaanse en Pakistaanse (naar eigen zeggen neo-Mogol) medelanders hebben tientallen miljoenen tot slaaf gemaakt, ook miljoenen Europeanen onder wie onze eigen Blancefloer, en slechts onder Europese druk zijn ze tot de afschaffing van de ‘bijzondere instelling’ overgegaan. Zelfs de Kongolezen onder hen tellen heel wat slavenhalers en slavenverkopers in hun stamboom, naast slaven die het geluk hadden om tijdig door Europese imperialisten bevrijd te worden. In de huidige tijdsgeest zou ik hen daarom een erfschuld moeten toeschrijven. Evenwel, aan mij zal die niet gelegen hebben: zij hoeven voor mijn part niet aan de verontschuldigingscultuur mee te doen. Zelfs de Coburgse erfschuld, uiteindelijk zeg, de spons erover. Het zijn alleen de trollen van Knack, van De Standaard, NRC Handelsblad en dergelijke media die ons die ziekelijke idee van een erfzonde en een nood aan verlossing door schuldbekentenis trachten aan te praten.
Ik herinner me dat wij in de klas na de Kongolese gewelddadigheden van 1964 met intervallen enkele nieuwe leerlingen in de klas kregen: Werner, geboren in Coquilhatstad, en Bob en Walter, ook van daar ergens. Die mochten hun eerste dag vooraan op de knie van de onderwijzer (eerste leerjaar) gaan zitten, zich voorstellen en hun verhaal doen. Ik leerde toen dat die zwarten ginds tot kort tevoren blanke oversten hadden, maar dat dat nu allemaal voorbij was: iedereen gelijk.
Sindsdien heb ik me nooit meer met ras beziggehouden, er zijn warempel vruchtbaarder onderwerpen. Maar de neoracisten duwden het onderwerp zo obsessief onder onze neus dat ik met hun gedoe al eens de draak ging steken. Terloops is me daarbij een verschil opgevallen. Onze Hollandse, Britse en Franse buren kwamen pas tot betere inzichten nadat ze miljoenen slaven hadden verscheept. Onze Vlaamse voorouders hadden niets met de slavernij te maken, behalve haar afschaffing.
Iedereen bevlekt
Nou ja, als je ver genoeg teruggaat, vind je bij de meeste volkeren wel slavernij. Maar in onze streken is het écht al lang geleden. Niettegenstaande hedendaagse christelijke propaganda heeft het christendom de slavernij in het Romeinse Rijk niét afgeschaft, zeker niet nadat zowel Mozes als Paulus haar uitdrukkelijk goedgekeurd hadden. De Venetianen en Byzantijnen joegen op de heidense Slaven, eigenlijk ‘de roemrijken’, maar vandaar dus het woord ‘slaaf’; een ontwikkeling analoog aan die van het woord airja, ‘Iraniër’, waaruit het Finse woord orja, ‘slaaf’. Toch is de slavernij stilaan verdwenen binnen christelijk Europa en wel door toedoen van een 7de-eeuwse Merovingische vorstin, Balthilde.
Zij begon als heidense prinses in Engeland, maar werd door christenen ontvoerd en als slavin in Frankrijk verkocht. Daar echter liet koning Clovis II zijn oog vallen op haar. Hij was een uitgezonden Vlaamse zoon, afstammeling van de bekendere Clovis I uit het toen nog West-Nederfrankische dus proto-Nederlandstalige Doornik, zelf kleinzoon van dynastiestichter Merovech uit de streek rond Turnhout. Hij werd uiteraard haar emancipator, want zo zijn Vlamingen. Zij promoveerde van slavin tot zijn echtgenote, en daarmee koningin. Zij schonk hem enkele zonen, maar werd spoedig daarop weduwe en regente. Tijdens die jaren van bewindvoering, rond 660, verbood zij het verhandelen van medechristenen als slaaf: niet genoeg maar wel een stap in de goede richting. Nadien werd zij abdis in Chelles en na haar heengaan heilig verklaard.
Terwijl het christendom zich verbreidde, werden de niet-christelijke slaven zeldzamer en van verder in te voeren. Vlaanderen, dat midden in het toenmalige gekerstende deel van Europa lag, langs alle kanten ver van de herkomstlanden van niet-christelijke slaven verwijderd, was er daarom snel bij een samenleving uit te bouwen die niet op slavenarbeid steunde. Wellicht daarom dat de Vlamingen zich een reputatie van noeste werker en bijdehante doe-het-zelver verworven hebben.
Warm
Voilà, ‘these are the Flemish’, zou de zwart-witte spindoctor in Time Magazine besloten hebben. Het van wijd en zijd opgetrommelde publiek zal voor zoiets wel warm applaudisseren. Dit volkje is niet groot, maar heeft toch enkele verdiensten. Zoals onze grootste dichter het verwoordde:
‘’t En ha’, ’t is waar, geen leeuwenhert, maar toch, ’t en was niet dwaas’
__________
Dit is deel 2 van een essay. Deel 1 vind je hier.
Tags |
---|
Koenraad Elst (1959) is orientalist. Hij werkte als politiek journalist bij diverse Vlaamse en Indiase media, van Trends en Punt tot The Pioneer en Pragyata Magazine, als assistant buitenlandbeleid in de Belgische senaat, en als gastprofessor in twee Indiase universiteiten. Zijn eigenlijke roeping vindt men echter in de tientallen onderzoekspapers en een dertigtal boeken, vooral over de belangrijkste hangijzers in de antieke en hedendaagse feiten- en ideeëngeschiedenis van India, en verder over faits divers als de islam.
Verrassing: de Nederlandse rechtse politicus Thierry Baudet sprak zich recent uit pro islam. Daarbij ziet hij een belangrijk element over het hoofd.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.