JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Integratie: plicht of attitude?

‘Voor poetsen heb je geen taal nodig, enkel ervaring’

Pinar Akbas16/5/2018Leestijd 4 minuten

Elk integratieverhaal is anders. Taal en inburgering zijn belangrijk. Laten we ook oog hebben voor individuele gevallen van hoop en ambitie.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Liberty kwam op een winterse ochtend met mij kennismaken in mijn appartement. Ik had een poetsbureau gevraagd om zo snel mogelijk een huishoudhulp te sturen. Dat raadde mij Liberty aan omdat ze flexibel was in haar werkschema en in de buurt woonde. Ik gaf de manager van het poetsbureau de toestemming om mijn nummer aan Liberty te geven zodat ze mij kon contacteren om een eerste kennismakingsgesprek vast te leggen. De manager lichtte mij in: ‘ze spreekt wel geen Nederlands maar ze staat zeker open voor feedback’. Voor poetsen heb je geen taal nodig, enkel ervaring, dacht ik.

Liberty belde mij een halfuur later. Ik houd van ondernemende mensen en Liberty gaf mij al meteen een positief gevoel aan de telefoon. Toen ze aan de deur van mijn appartement stond deed ze haar schoenen uit terwijl ik paniekerig zei dat ze dat zeker niet hoefde te doen. Ze zei lachend in het Engels dat ze het toch zelf zou moeten schoonmaken en dat ik mij geen zorgen moest maken. Op dat moment moest haar sollicitatiegesprek nog starten. Ze blies mij omver met haar zelfzekere houding, de professionele manier waarop ze alles opnam in mijn appartement. Nog nooit in mijn leven had ik zo’n sollicitant meegemaakt die wist waarover ze sprak. We onderschatten ze, de vakmensen, dacht ik nog.

In plaats van dat ik haar instructies moest geven over het onderhoud van mijn appartement, gaf zij mij instructies om de huishoudmiddelen in huis te halen die zij verkoos. Ik vertrouwde haar blindelings, kocht de poetsproducten en mijn appartement zag er instant anders uit.

‘Taal is niet belangrijk, ik moet werken’

Natuurlijk ben ik maar een mens en natuurlijk heb ik ook een gezonde dosis nieuwsgierigheid in mij. Dus vroeg ik aan Liberty hoe lang ze al in België was. Ze had maar één vraag nodig om haar levensverhaal uit de doeken te doen. Deze jonge vrouw van Liberiaanse origine (West-Afrika) woonde nog geen jaar in België. Ze was geïmmigreerd in Hasselt vanuit Noorwegen samen met haar drie kleine kinderen. Haar echtgenoot had hier een baan gevonden en zij was hem met het gezin gevolgd. Haar moeder, zus en broer bleven achter in Noorwegen. Ik vroeg haar of ze niet de Nederlandse taal wilde leren om betere werkkansen te krijgen en ze zei me dat dat nu niet aan de orde was. ‘Ik heb drie kleine kinderen, een man die ’s nachts werkt en overdag slaapt. Het enige wat mij nu drijft is de toekomst van mijn kinderen veiligstellen. Taal is niet belangrijk, ik moet werken, ook al is het volgens jou maar poetsen. Ik kan mezelf toch niet meteen als nieuwkomer gaan melden bij het OCMW om geld te vragen? Wat voor een vrouw en moeder zou ik dan zijn?’

Er zijn maar een paar momenten in mijn leven geweest waarbij ik met mijn mond vol tanden stond te staren naar mijn gesprekspartner om dan iets onzinnigs te stotteren als ‘je zal wel gelijk hebben’.

De hoop van Elif

Liberty komt om de twee weken en zorgt voor orde in mijn chaotische leven maar ze laat me niet los in mijn hoofd. Tijdens één van de koffiemomenten met mijn moeder vertel ik over haar. ‘Ben je Elif vergeten dan?’, vraagt ze. Elif was onze poetshulp in de jaren 90 tot ongeveer 2006. Ze was een gesluierde moslima die met de jaren plots in opstand kwam tegen haar conservatieve echtgenoot en schoonfamilie. Mijn ouders hebben daar een aandeel in, ook al ontkennen ze alles. Elif was een jonge vrouw die in zes jaar tijd drie kinderen kreeg. Ze sprak geen Nederlands, ging naar een Turkse docent om haar rijbewijs te halen en kwam werken bij mijn ouders in de horecazaak tegen een belachelijk laag uurloon. Het maakte haar niet uit, ze kwam voor mijn moeder omdat ze zoveel leerde van haar, zei ze altijd. Elif leefde jarenlang geïsoleerd, ze mocht enkel bij ons komen werken en moest meteen daarna naar huis gaan om te zorgen voor haar zieke schoonouders. Maar ze had hoop. Ze zag iets in haar oudste dochter. Die moest en zou studeren. Anders was het harde werk van Elif voor niets geweest.

Mijn moeder werd ziek waardoor ze haar horecazaak noodgedwongen moest stoppen, Elif viel zonder werk. Mijn moeder recupereerde van haar kanker en besloot niet meer te gaan werken. Het contact verwaterde. Jaren later kwamen de beide vrouwen elkaar tegen in hartje Hasselt. Ze kijken elkaar aan en omhelzen elkaar met zo’n stevige grip dat ze moeten huilen. ‘In de winkelstraat tegenover de Inno’, zegt mijn moeder terwijl ze zich sterk houdt om niet in huilen uit te barsten. ‘Nou, vertel, hoe gaat het met haar?’, dring ik aan. Mijn moeders ogen glinsteren, van de tranen of van trots, maar de oudste dochter van Elif blijkt in haar laatste jaar psychologie te zitten aan de universiteit van Leuven.

Integratie: een plicht of een attitude?

Elif en Liberty kozen voor de toekomst van hun kinderen in plaats van taal- en integratiecursussen. Betekenen deze vrouwen dan niets voor onze samenleving? We staren ons blind op de definitie van integratie, namelijk zich volledig onderdompelen in taal en cultuur met behoud van eigen identiteit. Maar wat als er opofferingen gedaan worden voor de toekomstige generatie? Is integratie enkel taal of ook een bijdrage als burger aan de samenleving? Is integratie een plicht of een attitude? In welke tempo moet integratie gebeuren?

Mijn ouders zijn na meer dan 40 jaar nog altijd verwikkeld in een integratieproces. Hun proces is er niet één van taal geweest maar van attitude. Hoe konden zij bijdragen aan de samenleving? Hoe konden zij als individuen en als burgers hun stempel drukken in een samenleving die heel erg hield van hardwerkende, ambitieuze mensen? Hoe konden zij functioneren als dorpsgenoten in Overpelt? Het is niet door middel van taal geweest maar door middel van sociale contacten. En daarmee bedoel ik niet de jaarlijkse iftarmaaltijden die tegenwoordig worden gehouden in het kader van multicultureel gezwets. Het was de lokale fruitboer, de krantenboer, de eigenaar van de stomerij die mijn ouders leerden kennen. Mijn moeder leerde haar eerste woord Nederlands kennen door haar buurvrouw. Ze had een ui nodig voor het avondeten en toonde Lisette een uienschil om het juiste woord te leren. Na 40 jaar lachen ze nog altijd omdat ze zo hadden gegild van plezier omdat Lisette het van de eerste keer juist had na het zien van de schil.

Hoe kunnen wij bijdragen aan de samenleving?

De attitude van mijn ouders in de jaren 70, van Elif in de jaren 90 en Liberty in de 21e eeuw is er één van engageren. Hoe kunnen wij bijdragen aan de samenleving? En niet: wat heeft de samenleving ons te bieden? Participeren in het dagelijks leven in een idyllisch dorpje zorgde ervoor dat mijn ouders gerespecteerd werden ondanks het gebrekkige Nederlands dat ze konden spreken. Natuurlijk is taal belangrijk, natuurlijk zijn die taal- en inburgeringscursussen, die georganiseerd worden door de Vlaamse overheid, noodzakelijk. Maar kunnen we ook luisteren naar en oog hebben voor het verhaal van die enkelingen met brandende ambitie en ongeduld?

 

Alle namen in dit stuk zijn fictief.

Pinar Akbas (1980) uit Hasselt is een verpleegkundige van opleiding. Een Vlaamse Turkse, actief in de politiek en met een mening over integratie, participatie, gelijke kansen en gender.

Commentaren en reacties