JavaScript is required for this website to work.
post

Iran wil een stem in het Syrische kapittel

Dirk Rochtus18/8/2012Leestijd 4 minuten

Iraanse officials op bezoek in Ankara en Damascus; een opiniestuk van de Iraanse buitenlandminister in The Washington Post; een conferentie in Teheran voor deelnemende landen met een ‘realistische kijk’: allemaal zaken afgelopen week die moesten signaleren dat Iran een stem in het Syrische kapittel wil.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Geweerd uit overleg

Al is Iran een van de belangrijkste actoren in de internationale conflictlijn die zich over Syrië
spant, toch hadden andere staten de ‘Islamitische Republiek’ omwille van haar sympathie
voor de Syrische president Bashr al-Assad niet betrokken in enig overleg. Amerika kantte
zich zelfs tegen een deelname van Iran aan de conferentie over Syrië die eind juni plaatsvond
in Genève. De afwijzende houding van het Westen tegenover Iran is dus op zich verklaarbaar.
Bovendien komt Iran dubbelzinnig over. Wat bijvoorbeeld hun nucleair programma aangaat,
laten de Iraniërs niet in hun kaarten kijken. Dient het enkel vredelievende ambities of is het
een opstapje naar de bouw van een atoombom? Ook de relaties van Iran met Turkije zijn
verzuurd.

Uithaal

Sinds VN-gezant Kofi Annan zijn missie aan de wilgen hing (op 2 augustus 2012), is Iran zijn
stem op het internationale toneel meer beginnen verheffen. Toevallig waren die week ook 48
vermeende pelgrims uit Iran ontvoerd door de Syrische rebellen (Er zijn sterke vermoedens
dat het hier gaat om leden van de Iraanse Revolutionaire Garde die meevechten aan de zijde
van het Syrische regime). De Iraanse buitenlandminister Ali Akbar Salehi vloog naar Ankara
met de vraag om te bemiddelen bij hun vrijlating. Het Turks-Iraanse gesprek beloofde geen
gemakkelijke zaak te zijn, want in de kwestie Syrië staan Turkije en Iran lijnrecht tegenover

elkaar. Bovendien had Hassan Firouzabadi, de chef van de Iraanse generale staf, kort
daarvoor nog een ferme uithaal gedaan naar de Turken omdat ze ‘verantwoordelijk’ zouden
zijn voor het bloedvergieten in Syrië.

Die uitspraak schoot uiteraard in het verkeerde keelgat bij de Turken. Die voelen zich ook
gekrenkt door de ondankbaarheid van de Iraniërs die blijkbaar vergeten zijn dat Turkije in mei
2010 in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties nog stemde tegen een resolutie die meer
sancties moest opleggen aan Iran. Dat Salehi desondanks in Ankara durfde opdagen, toont aan
dat Iran om hulp verlegen zit, niet alleen inzake de Iraanse gijzelaars, maar vooral ook wat de
essentie van de Syrische kwestie aangaat.

Geloof en geopolitiek

De strijd in Syrië heeft immers ook internationale repercussies. De soennieten vormen
de meerderheid in de islamitische wereld. Ook in Syrië, maar de macht berust daar bij de
alawietische minderheid die verwant is met de sjiieten, de minderheidsstrekking binnen
de Islam. Turkije en Saoedi-Arabië zijn qua bevolking overwegend soennitisch, Iran
en Irak sjiietisch. Dat de onderscheiden staten partij trekken voor de belijders van hun
geloofsstrekking (of verwante geloofsstrekking zoals in het geval van alawieten en sjiieten)
heeft natuurlijk ook en vooral te maken met geopolitieke belangen. Voor Iran vormt Syrië als
alawietisch gedomineerde staat de verbinding tussen zijn sjiietische buurstaat Irak en Libanon
waar de sjiietische Hezbollah als de ‘antizionistische’, tegen Israël gerichte speerpunt van
Teheran fungeert. Als Assad voor de bijl gaat, verliest Iran met zijn bondgenoot ook heel veel
invloed in de regio. Saoedi-Arabië wil wat graag de beschermheer van de Syrische soennieten
worden, Iran terugdringen en tegelijk zijn eigen sjiietische minderheid en die in de golfstaten
in bedwang houden.

Religieuze burgeroorlog

Wat begon als een schreeuw van burgers om meer vrijheid is ondertussen in een religieus
gekleurde burgeroorlog aan het uitmonden tussen vooral soennitische opstandelingen en de
alawietische elite rond president Assad. Het sektarische geweld neemt toe. Het Assad-regime
heeft vele mensen gefolterd en gedood, maar nu lopen ook alawieten en christenen gevaar
door de oppositie of bepaalde elementen binnen de oppositie mishandeld of omgebracht te
worden. Het kan zeker niet worden ontkend dat er zich duistere groeperingen van soennitische
extremisten tussen de rebellen in Syrië mengen. En die hebben het niet alleen gemunt op
de ‘ketterse’ sjiieten en alawieten, zoals de alawietische regisseur Bassam Mohieddin, die op
5 augustus werd vermoord.

Maar er zijn ook soennieten en regimetegenstanders zoals de 32-jarige vrouw met
schuilnaam ‘Rim’ die willen vermijden dat de opstand uitdraait op een religieuze oorlog. Zo
geeft Rim zich – riskant genoeg – als alawiet uit wanneer ze hulp gaat verlenen in soennitische
wijken van Damascus, en dit om de verraste soennieten daar van het vooroordeel te bevrijden
als zouden alle alawieten per definitie onderdrukkers zijn (zie ‘Rims gefährliche Lüge für den
Frieden’, Spiegel online, 10 augustus 2012).

Verzet

Iran legt de strijd van Assad en die van de Hezbollah uit als vormen van ‘verzet’. Als ze
bezwijken, stuikt het ‘verzet’ ineen. Verzet tegen wat? Verzet tegen Israël, verzet tegen
Amerika, de zogeheten ‘Grote Satan’. Iran waarschuwde Turkije er al voor mee te werken
aan de plannen van de Amerikanen om de regio te domineren. De geest van ‘verzet’ is ook
wel eigen aan de sjiieten, die in de geschiedenis altijd hebben moeten opboksen tegen de
soennieten. Zelfs de met hen verwante alawieten konden zich als leden van een vroeger
onderdrukte minderheid pas via een carrière in het Syrische leger opwerken en zo vanaf de
jaren ’60 de basis voor hun dominerende positie in het publieke leven leggen.

Abrupt

Het water staat de Iraniërs aan de lippen. De internationale sancties wegen door en het
perspectief bondgenoot Assad te verliezen is ook niet erg bemoedigend. Inzake het
nucleaire programma is dat een tweesnijdend zwaard: het kan een versoepeling maar ook
een verharding van het eigen standpunt met zich mee brengen. Een versoepeling lijkt er
schijnbaar te zijn in de houding tegenover de Syrische oppositie. In zijn opiniestuk in The
Washington Post (8 augustus) herhaalt Salehi het gekende standpunt dat een abrupte val van
Assad de Syrische ‘mozaïek van volken, culturen en geloofsgemeenschappen’ in stukken
zou doen barsten, maar tegelijk zegt hij dat het de plicht van een regering is om te luisteren
naar de eisen van het volk (om hervormingen) en dat Iran wil bemiddelen tussen de Syrische
regering en de oppositie. In zijn pleidooi voor een ‘managed political transition’ speelt zijn
buitenlandminister zelfs in op de angsten van het Westen voor een ‘nieuw Afghanistan’.

Invulling

Iran beseft blijkbaar dat het regime van Assad gedoemd is en wil niet aan de zijlijn staan in de
zoektocht naar een oplossing voor het conflict. Maar zijn actievere opstelling stoot op weinig
enthousiasme van de buitenwereld. Iran verwacht ondanks zijn diplomatiek offensief ook niet
veel goodwill op de vergadering van de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC)
die op 14 en 15 augustus plaatsvindt in Saoedi-Arabië. Dubbelzinnig en dus ongeloofwaardig
komt de Iraanse buitenlandminister over als hij in zijn opiniestuk de burgerbewegingen in
de Arabische wereld voor ‘vrijheid, democratie, waardigheid en zelfbeschikking’ toejuicht.
De internationale gemeenschap denkt daarbij aan de wijze waarop de Iraanse machthebbers
omspringen met hun eigen burgers. Vanwaar die indruk van dubbelzinnigheid? Wellicht
omdat Iran aan het begrip democratie een andere invulling geeft dan het Westen, net zoals
de Sovjet-Unie dat in 1945 mutatis mutandis deed met de democratie in de verklaring
over ‘Declaration on Liberated Europe’. Onenigheid die niet alleen voortspruit uit een ander
beleid, maar ook uit een andere ‘ideologische kijk’, valt dan ook niet zo gemakkelijk weg te
werken.

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties