JavaScript is required for this website to work.
Buitenland

Kap radicaal met ontwikkelingshulp

Of hoe (bijna) niets doen beter is

Bruno De Cordier23/9/2019Leestijd 6 minuten
Alexander De Croo brengt een bezoek aan een vluchtelingenkamp in Goma.

Alexander De Croo brengt een bezoek aan een vluchtelingenkamp in Goma.

foto © Reporters / DIRV

Ontwikkelingshulp: we weten niet wat we willen bereiken en het werkt afhankelijkheid in de hand. Zouden we er niet beter mee ophouden?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Over de zin, onzin en de schadelijke effecten van ontwikkelingshulp is al een pak geschreven en gedebatteerd.  Het wordt tijd om er een punt achter te zetten.

Doen alsof

Of abrupt ophouden met ontwikkelingshulp praktisch haalbaar is of niet, is niet de vraag, noch of er dan geen nuttige en succesvolle hulp is. Het ontwikkelingshulpgebeuren zoals we het sinds 1962 kennen is sowieso op zijn bek aan het gaan.

Waarom? Om te beginnen was het nooit duidelijk wat men met ‘ontwikkeling’ hoopte te bereiken, en vanaf wanneer men een maatschappij en een economie als ‘ontwikkeld’ kan beschouwen. Feit is, men weet het niet. Dat hulp tot doel heeft zichzelf overbodig te maken is een goed klinkende dooddoener die bijna geen hond, ook niet in de branche zelf, ernstig neemt. Het is dan beter dat men meteen stopt met doen alsof, en zegt waar het om draait: afhankelijkheden behouden en de branche en bijbehorende carrièremolen draaiende houden.

Verkeerde verwachtingen

Intussen bestaan er in tal van betrokken landen en samenlevingen wel compleet verdraaide en onrealistische verwachtingen over ontwikkeling en over een liberale modernisering die niet eigen aan die samenlevingen en culturen is (dat laatste gold trouwens ook voor de socialistische moderniseringsexperimenten in de jaren 70 en 80). De kloof tussen hetgeen de bevolking in de ontvangstlanden echt bezighoudt, en de flitsende PR en steriele verklaringen op de talloze seminaries en conferenties is nog nooit zo wijd geweest.

Dringende bijstand bij grote rampen blijft meestal wel gewaardeerd. Het met ‘ontwikkeling’ willen ‘her-programmeren’ van normen, waarden, de cultuur en de instellingen, en de voorwaarden rond democratisering, goed bestuur en mensenrechten, roept echter steeds meer weerstand, spanning en cynisme op. Niet alleen bij autoriteiten, maar ook — en niet in het minst — in de ‘straatopinie’.

Hulp werkte ook een ware cultuur van afhankelijkheid en cynisch hulpprofitariaat in de hand. In landen met een grote hulpeconomie, hebben lokale autoriteiten en plaatselijke ngo’s bijvoorbeeld belang bij het onderhouden van een miserabel beeld van de samenleving om verder fondsen aan te trekken. De lokale ngo’s die ingezet worden als onderaannemers van buitenlande donoren vertegenwoordigen, donor-gedreven als ze zijn, veelal ook niet wat in de samenleving en aan de basis écht leeft. Veel van het bovenstaande zag ik zelf toen ik als internationaal humanitair hulpverlener werkzaam was, eerst, kort, voor een medische ngo, en later jarenlang voor diverse organisaties van de VN.

Harten-en-geesten

Plaatselijke overheden en rebellengroepen schoven hun verantwoordelijkheid om een sociaal beleid op te zetten ook al te vaak af op de hulporganisaties. Een berucht voorbeeld blijft Zuid-Soedan, waar de SPLM-beweging en zijn paramilitaire arm tijdens hun lange afscheidingsstrijd (1983-2011) tegen het Soedanese bewind niet alleen grote hoeveelheden humanitaire hulp achteroversloegen (pdf), maar in de gebieden die ze controleerden geen landbouw- of sociaal beleid opzetten omdat hun leiding vond dat de hulporganisaties zich daar maar over moesten ontfermen. Zoals men intussen weet, is de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan onder SPLM-bewind op een riant fiasco uitgedraaid.

Niet zelden zien ontvangende overheden hulp ook als een soort tribuutbetaling, verkregen met gewiekste spelletjes ‘geef-ons-ontwikkelingshulp-of-onze–mensen-migreren-naar-Europa’ en ‘zonder-hulp-grijpen-antiwesterse-radicalen-hier-de-macht’. Alleen migreren mensen niet door gebrek aan hulp, maar juist door scheefgetrokken verwachtingen over een leven in West-Europa. Verwachtingen  die onder meer in de hand zijn gewerkt door met externe hulp geschraagde ‘ontwikkeling’. En de migratiechantage werkt natuurlijk maar, doordat opengrenzen-links en een asielindustrie in West-Europa er in meegaan. En dus de hersenvlucht bevorderen en in de herkomstlanden de druk van de ketel halen om er tot iets beters te komen. Tal van landen kampen ondanks massa’s hulp toch met radicale bewegingen die soms net een reactie zijn op de aanwezigheid van de internationale hulpindustrie.

Met ontwikkelingshulp en humanitaire bijstand de harten-en-geesten van de bevolking proberen winnen werkt evenmin. Het is echt niet omdat men hulp geeft, dat de ontvangers je daarom ook graag zien. Pakistan bijvoorbeeld krijgt al tientallen jaren massa’s ontwikkelingshulp en humanitaire bijstand van de VS. Toch blijkt keer op keer dat de opinie er grotendeels vijandig blijft tegenover het grote donorland. In zo’n gevallen maakt ophouden met hulp een einde aan een onhoudbare schizofrene toestand.  In grote inzetgebieden wordt het voor internationale hulpverleners en coöperanten steeds onveiliger. En tenslotte  is er echt geen schroom meer om internationale hulporganisaties buiten te gooien, zoals in Pakistan.

Laten uitrazen

Dé vraag is, wat er dan in de plaats moet komen. Niets meer doen, laten uitrazen en het onder elkaar laten oplossen heeft in sommige gevallen wel degelijk een grotere meerwaarde dan tot elke prijs te willen interveniëren en ‘helpen’.  Sommigen gaan er van uit dat ‘China’ wel het gat zal opvullen als de VS, de Europese Commissie en de West-Europese donorlanden zich terugtrekken. Het doet maar. Het is nog maar een kwestie van tijd — als het al niet het geval is — voor men in de betrokken landen gaat beseffen dat de redding ook niet uit China gaat komen. Anderen stellen voor om ontwikkelingshulp te vervangen door postkoloniale herstelbetalingen. Vergeet dit. Bepalen wie hoeveel aan wie moet, wordt een straatje zonder einde en inzet van oeverloze spelletjes.

Het zal, vooral, nieuwe afhankelijkheid creëren van die financiële stromen, met hoogstwaarschijnlijk gelijkaardige nefaste effecten als de klassieke ontwikkelingshulp. De vraag is ook of men zo nodig aan boete moet doen voor het feit dat het moreel krediet van onder het koloniale juk te hebben geleefd intussen verkwanseld werd door postkoloniale machthebbers die de verantwoordelijkheid voor hun brokkenparcours al te graag afschuiven op de koloniale erfenis. Dat niemand aankomt met dat betutteld refrein dat die machthebbers slechts passieve en willoze handpoppen zijn van de VS, de vroegere koloniale mogendheden en de multinationals, want dat zijn ze niet.

En dat brengt ons bij een belangrijk punt. In tegenstelling tot het imago dat die landen hebben, en soms bewust onderhouden, zijn hun  elites én samenlevingen helemaal niet amorf en passief.

Radicaal kappen met hulp zal in gebieden en provincies waar erg veel hulporganisaties zitten een schokeffect hebben. In een aantal gevallen zullen lokale machthebbers zonder de externe hulp geen sociale vrede meer kunnen afkopen of cliëntelistische netwerken meer kunnen onderhouden. En dan kan het natuurlijk woelig worden. Maar op termijn is ophouden het beste voor iedereen. Het zal immers landen, overheden en hun  samenlevingen aanzetten om (uitsluitend) eigen kanalen of alternatieve bronnen aan te boren om hun maatschappijen te organiseren en om te gaan met crisissituaties. Het is ook niet zo dat de bevolking van wat men in de volksmond nog  ‘de ontwikkelingslanden’ noemt, per definitie straatarm is. In heel wat van die samenlevingen bestaan er naast de financiële toplaag ook groeiende middengroepen die zelf plaatselijke sociale- en noodhulpinitiatieven steunen of opzetten.

Inwaartse hulp

Een voorbeeld van hoe het, er min of meer, zou kunnen uitzien na de hulp is het feitelijk-onafhankelijke maar door niemand erkende Somaliland in het noorden van Somalië. Doordat het niet erkend is, kan zijn overheid geen rechtstreeks beroep doen op officiële hulp van de DAC-groep van rijke donorlanden. Ook al komt via achterpoorten hulp van de VN, de Europese Commissie en internationale ngo’s het land in, de de facto  regering moet vooral andere vormen van inkomsten zoeken. Bij ondernemers en belangrijke figuren in de informele economie, beroepsorganisaties, religieuze gemeenschappen, de traditionele gezaghebbers en hun achterban, en bij de diaspora uit Somaliland. Zo participeert ‘de basis’ actief in het gebeuren —  échte participatie, niet de nepparticipatie voor de fondsenwerving — en is de overheid meer rekenschap verschuldigd aan de samenleving (pdf). Somaliland  functioneert op die manier met minder externe hulp beter dan Somalië zelf.

Er kan wel een vorm van Europees internationaal hulpbeleid behouden blijven. Maar dan één met gerichte noodhulp aan bevriende landen die getroffen worden door een natuurramp, dus reële overmacht. Niet bij politieke conflicten waarin massa’s buitenlandse hulp in het verleden meer deel van het probleem werden dan wat anders. En één dat inhaakt op een nieuwe realiteit: Europa is door de oorlog in zuidoost-Oekraïne en, vooral, door de asielmigratie met onder meer de toestanden op tal van Egeïsche eilanden, voor het eerst weer een humanitair inzetgebied sinds de Joegoslavische oorlogen van de jaren ’90. Het gaat trouwens al een beetje die richting uit. Sinds enkele jaren gaat een tiende tot een derde van de  ontwikkelingshulpbudgetten van verschillende Europese donorlanden naar het dekken van de kosten van de asielmigratie (pdf).

Het stopzetten van ontwikkelingshulp moet eigenlijk een aftrap zijn voor wat er werkelijk nodig is: de-mondialisering. En regionale blokken van cultureel min of meer verwante staten en samenlevingen die economisch zo zelfvoorzienend mogelijk worden en zich onder elkaar beredderen, dus ook in de hulp of in het omgaan met rampen. In sommige gevallen kunnen regionale grootmachten, zoals bijvoorbeeld Ethiopië, India en Pakistan, daar de leiding in nemen. Het hoeft echter niet noodzakelijk, of uitsluitend, van staten te komen. Veel gebeurt nu al via regionale handelsnetwerken en religieuze en etnisch-sociale verbanden. Ophouden met hulp betekent ook: niet meer tussenkomen in het soort economische en politiek-maatschappelijke model dat die landen opzetten. Als ze in, pakweg, Somalië beter af zijn met hun traditioneel clansysteem of iets anders: ze doen maar. Men moet af van dat  complex dat ‘we’ ‘Afrika’, ‘moslimvrouwen’, of wie dan ook  moeten ‘redden’ en ‘democratiseren’.

De auteur is hoofddocent aan de Universiteit Gent

Commentaren en reacties