Karel Van Isacker (1913-2010) en de wraak van Wikipedia
Karel Van Isacker is niet meer. Een portret van een bevlogen Vlaamsgezinde jezuïet.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet is me toch wat. Eerst een Belga-berichtje, vervolgens De Standaard online, dan deredactie.be en het radionieuws. Allemaal brachten ze hetzelfde verhaal over Karel van Isacker. Alsof er nergens iemand was die wat verder kon kijken dan de Belga-neus (zie onderaan) lang is. Want we weten nu stellig dat te veel journalisten van te veel bladen de berichtjes van het persbureau te getrouw en zonder al te veel nadenken kopiëren. En wat nog het ergste is: zonder bronvermelding.
Woensdag 25 augustus konden we het weer meemaken. Radio en schrijvende pers berichtten op dezelfde manier over prof. em. dr. Karel van Isacker sj, die die dag overleden was – de man vierde de dag ervoor nog zijn 65e priesterjubileum. Alleen… ze kopieerden deze keer allen van Wikipedia. En met het gekende resultaten: foute berichtgeving. Het doet de reus die Van Isacker was, helemaal geen recht! Wij proberen het zelf opnieuw. En beter.
Van Isacker is geboren met een zilveren lepel in de mond, zoals de Britten zouden zeggen. Vader was CVP-minister Philip van Isacker. Karel werd opgevoed in een katholiek gezin, in Mechelen. Philip van Isacker behoorde tot de Vlaamsgezinde christendemocratische vleugel van de grote Katholieke Partij.
Hoewel het jezuïetencollege in Aalst hem enorm was tegengevallen – Karel deed acht jaar over zijn humaniora en noemde het college “een kazerne” – koos hij in de poësis voor een geestelijke roeping. Na zijn rechtenstudies in Namen – waar hij Philip Willaert s.j., secretaris van wijlen Pirenne, tegen het lijf liep – koos hij resoluut voor de jezuïetenorde. In 1933 trad hij toe. Twaalf jaar later werd hij priester.
Hoofdredacteur
In 1949 betrad Van Isacker voor het eerst het publieke podium. 34 is hij als hij hoofdredacteur wordt van het het jaar tevoren opgerichte jezuïetenweekblad De Vlaamse Linie. Van Isacker gaf het blad een smoel én een opinie die breedgedragen was in Vlaanderen. Zoals de belgicistisch-katholieke kwaliteitskrant De Nieuwe Gids “zijn” weekblad De Spectator had, zo was de toen uitgesproken Vlaamsgezinde katholieke kwaliteitskrant De Standaard gezegend met een weekblad net rechts van haar: De Vlaamse Linie. Vooral onder Van Isacker zou het predicaat “Vlaams” ook een inhoudelijke invulling krijgen. Tevoren was het eerder geografisch, omdat het blad werd gesticht als dochteronderneming van het succesvolle jezuïetenweekblad De Linie in Nederland.
Strijdend katholiek, was De Vlaamse Linie. Koningsgezind. En Vlaams. Dus ronduit rechts én ronduit pro-CVP (weet dat in die tijden de liberalen, net als de socialisten, links werden genoemd, omdat ze vrijzinning waren). Het blad verscheen onder de kop “voor outer en heerd”, maar onder Van Isacker werd de “heerd” belangrijker. Het blad kende onder hem niet alleen een gevoelige stijging van het aantal lezers, hij kloeg luidop de excessen van de repressie aan. En dat in een blad dat werd uitgegeven – en dus gedragen – door Vlaanderens meest beruchte – en belangrijke – priesterorde. De bisschoppen zagen het niet graag gebeuren. Van Isacker trok de net uit de gevangenis ontslagen Lode Claes (later VU-senator) aan als politiek redacteur. Maar met Filip de Pillecyn, Robert Poulet, Arthur De Bruyne, Leo Picard, Albert De Jonghe, Paul Jamin en Hendrik Brugmans ook een breed scala van oud-collaborateurs en “neutralen”, van uitgesproken katholieken over voorstanders van de oecumene één van de nagels waar Van Isacker op hamerde – en vrijzinnigen (Picard was zelfs socialist, horresco referens). Hij zag trouwens liever leken als medewerker; “zo weinig mogelijk rokken hier” moet hij ooit tegen de censor gezegd hebben.
De sterke Vlaamse lijn was niet alleen het probleem van het blad – het bleef immers trouw aan de CVP en kloeg de afscheuringen van o.a. de Vlaamse Concentratie aan; ook niet de aanwezigheid van heel wat uitgesproken Vlaams-nationalisten, en vrijgelaten “zwarten” op de redactie vormde een probleem. Maar het felle aanklagen van de repressie en daarmee gepaard gaande druk op de CVP, zorgde voor de finale doodsteek van Van Isacker. De bisschoppen slaagden er na het nodige lobbywerk in een censor in te stellen bij De Vlaamse Linie (pater Sallets). Maar daar was de nog jonge Van Isacker niet mee opgezet; hij wou het blad dan maar laten verschijnen met witte plekken. Dat gebrek aan volgzaamheid ” voor een jezuïet! ” werd hem niet in dank afgenomen. Overigens was het té “zwarte” karakter een doorn in het oog van wel meer katholieken; het ACW, KA-groeperingen, de Bonden van het Heilig Hart” die met het blad colporteerden” en sommige jezuïeten voerden de druk op.
Nadat hij in april 1950 de Provinciaal zelf al had laten weten, ermee te willen stoppen, werd hij in mei 1950 vervangen door Albert Van den Daele sj. Voor hij van het toneel verdween, pleegde hij nog een laatste wapenfeit: het speciale 11 julinummer. Mechelen had dan wel een circulaire de wereld ingestuurd dat het blad niet mocht worden verspreid, de Katholieke Actie-jeugd verkocht er toch maar 9900 exemplaren van. In dat nummer had Lode Claes (pseudoniem Georges Frederickx) de resultaten gepubliceerd van een enquête naar de meest belangrijke Vlaming van het moment. De namen in de top-vijf spreken voor zich: Cyriel Verschaeve op één (met bijna een kwart van de uitgebrachte stemmen), vervolgens Lodewijk Dosfel, Frans Daels, Flor Grammens en Joris van Severen. De eerste “gematigde” flamingant eindigde in de lijst op nummer tien: Frans van Cauwelaert. Het nummer lokte heel wat ziedende reacties uit en was zelfs het dominerende gespreksonderwerp op de bisschoppenconferentie van juli dat jaar.
Historisch onderzoek toont overigens aan dat De Vlaamse Linie het “zwarte Vlaanderen” dedouaneerde bij de bredere katholieke bevolking en in die zin een belangrijke rol heeft gespeeld in het ontwaken van de naoorlogse Vlaamse Beweging. Van Isacker heeft daar een niet onbelangrijke rol gespeeld.
Historicus
Een volgende stap in zijn carrière was de belangrijke overstap naar Ufsia, de voormalige jezuïetenuniversiteit in Antwerpen. Van Isacker doctoreerde op Wettelijk land, werkelijk land, werd vooral bekend voor zijn sociale geschiedenis – o.a. over de havenarbeiders; voor zijn meest geliefde “driedelige” werk De Antwerpse dokwerker kreeg hij de prestigieuze Camille Huysmansprijs – en publiceerde over de christendemocratie en het daensisme. Van Isacker stond bekend als een gereputeerde en bevlogen prof geschiedenis, en dat al sinds 1950.
Bij het ruime publiek werd hij vooral opnieuw bekend toen zijn professoraat stilaan op z’n laatste benen liep. Vooral Mijn land in de kering (1978/1983) en Het land van de dwazen (1970) kenden veel succes. Met zijn publicatie Herderlijke brieven over politiek (1969) zou hij opnieuw met de vloek van de Mechelse kromstaf te maken krijgen. Ook de co-hoofdredactie van het vijftiendelige Twintig Eeuwen Vlaanderen droeg bij tot zijn bekendheid. Samen met de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging bracht het de Vlaamse emancipatie in boekvorm in menig huiskamer binnen.
Vooral ook zijn jarenlange studie over en strijd voor Irma Laplasse – volgens Van Isacker onschuldig ter dood veroordeeld tijdens de repressiedagen – kreeg heel wat media-aandacht. Door zijn inzet en lobbywerk werd het proces opnieuw geopend – Laplasse werd echter in 1995 opnieuw schuldig bevonden aan verklikking. Van Isacker noemde zijn publicaties hierover -de uitdrukking van een verontwaardiging over het onrecht waarvan een machteloze het slachtoffer werd, een vrouw zonder invloed, die niet eens wist wat er met haar gebeurde of waarvan men haar beschuldigde-. (In Ten huize van, XIV, Davidsfonds, 1978.)
Van Isacker was vooral een prof geschiedenis “voor de mensen”. Hij legde een programmaverklaring af in het dunne boekje Geschiedenis voor mensen (1960). Zijn historisch onderzoek moest – leesbaar – verwerkt worden in boeken voor een ruimer publiek. “Wat ik vergaar door eigen onderzoek en wat vakmensen mij hebben geleerd, breng ik bijeen in een boek dat zich niet tot specialisten richt maar tot alle mensen van mijn tijd. Ik probeer een antwoord te geven op enkele vragen die zij zichzelf stellen en waarvoor de sleutel vaak in het verleden ligt.” (In Ten huize van, XIV) Hij belandde daarvoor bij uitgever De Nederlandsche Boekhandel van Albert Pelckmans, waar hij zowat al zijn werken kon uitgeven én ook “Mens & Tijd” beheerde, in feite zijn hoogst eigen fonds historische uitgaven. In die reeks verschenen opvallend veel egodocumenten van en over uitgesproken Vlaams-nationale figuren, vaak zelfs over hun collaboratieverleden.
Tot slot raakte hij ook bij het televisiekijkende publiek bekend als lid van de Wetenschappelijke Commissie die de tv-programma’s over collaboratie en De Nieuwe Orde van Maurice De Wilde begeleidde. Hij raakte zo ook vervat in de kleine Historikerstreit die daarover in de kolommen van de Vlaamse pers werd gevoerd, en waarover Lode Claes zijn Het verdrongen verleden publiceerde (1983).
Groen?
Niet alleen op dat vlak, engageerde hij zich. Hoewel er geen structurele band was met Luc Versteylens groene fietsers en anti-Duwvaartbewegers, die in de tweede helft van de jaren ’70 het licht zagen – en aan de basis liggen van het huidige Groen!, zou ik Van Isacker als een van de eerste bewuste en bewogen “groenen” van Vlaanderen durven noemen. Van Isacker verzette zich expliciet tegen de uitbreiding van de haven en de onteigening van de Antwerpse polders. Dat resulteerde in zijn – nogal eenzijdige – pamflet Het land van de dwazen; een aanklacht tegen milieuvervuiling en stedelijke verloedering. Die zag hij als resultaten van de vooruitgang – Groen! heeft trouwens niet enkel met Van Isacker erg “conservatieve” wortels, maar dat is een ander verhaal.
Vervuiling en verloedering hebben een immense impact op het geestelijk leven van de mens, stelde Van Isacker. “Het milieu is het levende contact met het verleden en als dat vernietigd wordt, is men niet alleen van een stuk verleden afgesneden, maar van de geestelijke levensader zelf.” En “Breken met de tradities is een doodzonde. Men bezondigt zich aan iets wat op den duur niet alleen en niet op de eerste plaats het biologische, maar vooral het geestelijke leven van de mens in gevaar brengt wanneer men het milieu, dat gestolde verleden, vernietigt. Wat met mij meegegroeid is in de jaren van mijn leven, dat ben ik en dat draagt mij. En zo worden wij allen samen gedragen door de wijsheid, door het inzicht van de vorige generaties. En zolang wij met het milieu, dat langzaam groeide uit die wijsheid en dat inzicht, contact hadden, droeg het ons en inspireerde het ons en maakte het ons gelukkig. En daarom is de vernietiging ervan niet op de eerste plaats het vernietigen van iets stoffelijks. Het is het wegslaan van de onontbeerlijke grondslag voor het geestesleven van de mens.”
Van Isacker trad op zeer late leeftijd nog toe tot een steuncomité van Doel 2020 dat het polderdorp koste wat kost wil behouden. Ook hier speelde zijn groen-conservatieve opvatting in door – opvatting die in de activistische kringen rond Doel duidelijk werd en nog wordt gedeeld.
Conservatief!
Daarmee kreeg het maatschappelijk engagement van de bekende jezuïet een duidelijk profiel. Van Isacker tekende het verder uit in zijn tweedelig, prachtig uitgegeven Mijn land in de kering, waarmee hij – meer dan met zijn andere werk – bekend werd bij het brede publiek.
In de kern is het een sociale geschiedenis van het Vlaamse volk. Maar vooral in het tweede deel verliet Van Isacker het historiografische pad en sloeg hij een meer programmatorische richting in. Pessimisme en scepticisme staan er centraal; het boekdeel ademt een “Untergang des Abendlandes” uit. Van Isacker was ervan overtuigd dat met heel West-Europa, Vlaanderen aan de rand van de beschaving dreigde te komen – door de ongebreidelde vooruitgang met haar industrialisering en individualisering, verlies voor het sacrale en het eeuwige, en gebrek aan respect voor tradities en verleden.
(Voor de petite histoire: de uitgever – en de lezer – heeft bijna een decennium lang moeten wachten op zijn lang aangekondigde opus magnum, Mijn land in de kering. Van Isacker heeft tijdens het schrijven ervan Laplasses verhaal “ontdekt” – de vraag waar en hoe zal nooit opgelost worden. Dat leidde tot een nieuwe roeping, namelijk om de schande over haar ongedaan te maken. Uitgever Herman Verstraete: “Karel antwoordde, aan de telefoon, dat hij nu voorrang gaf aan een andere studie. “Het gaat om een moord”, zei hij letterlijk aan de telefoon. “Het gaat om een moord”.”)
Karel Van Isacker is zijn “publieke carrière” begonnen als iemand van “links” in de kerk. Hij mag met zijn inbreng in De Vlaamse Linie – waar hij de deuren opende voor de oecumene en voor vrijzinnigen – al een “rekkelijke” genoemd worden – zeker voor die tijd, toen het nog “not done” was om in een strijdend katholiek blad actieve vrijzinnigen aan het woord te laten.
Vanaf de late jaren 1970 bewoog hij zich meer en meer naar “rechts” in de kerk. Zijn opvattingen over vooruitgang en verlies van tradities in de samenleving, vertaalde hij ook naar de instelling waarin hij was opgegroeid en waaraan hij zijn hele leven had gegeven. Al in 1978, in het interview voor Ten huize van (hier te bekijken) legde hij de vinger op de wonde: “het is mijn leed als historicus te ervaren hoe de kerk als menselijk instituut steeds meeliep met de stroming van de tijd.” En “nu ook weer loopt de Kerk mee met de stroming, met de mode van de tijd. Het is het meedoen aan een capitulatie.(…) Wij beleven inderdaad een tijd van capitulatie, en de volgende generatie zal zich met verstomming afvragen hoe een gemeenschap zo luchthartig, zo onnadenkend de schatten van het verleden door deuren en vensters kon gooien. Men capituleert omdat men mee wil doen met de geest, met de mode van de tijd. En het is de vraag waar de Kerk zal staan als deze mode fataal voorbij zal zijn, want niets verdwijnt sneller dan een mode. Dan riskeren wij ons in een verschrikkelijk geestelijk braakland te bevinden.”
Deze analyse ligt ook aan de basis van Ontwijding, het laatste boek dat hij heeft uitgegeven (1989) – niet bij DNB/Pelckmans, maar in de Forum-reeks van het Davidsfonds, waar ook Mark Grammens publiceerde, in se de man die in de laatste jaren van De Linie de rol speelde die Van Isacker had in De Vlaamse Linie: die van “rekkelijke” – zelfs progressieve geloofsbelijder en overtuigde strijder voor Vlaanderens emancipatie. Ontwijding was begin jaren 1990 verplichte lectuur voor wie zich toen in overtuigde, conservatieve katholieke kringen begaf – sommige studenten aan de KU Leuven dweepten ermee. Het was zijn afscheid van Rome zoals Rome zich toen opstelde, afscheid van Vaticanum II, en een verzoening met de oude Tridentijnse ritus, die hij gedurende jaren beleefde in de zelf opgerichte kapel Sint-Michaël in het onooglijk kleine Limburgse dorpje Niel-bij-As. Daar ontving hij iedereen die hem wou spreken, iedereen die hem wou interviewen over het verleden, iedereen die met hem – ingetogen – de eucharistie wilde vieren. Op zijn manier, zoals ze twee millennia lang werd gevierd.
Dinaso?
Vlaamsgezind is Van Isacker altijd geweest en gebleven. Zijn engagement en duidelijke lijn in De Vlaamse Linie is daar één voorbeeld van. Van Isacker ging echter ook regelmatig voor in de eucharistieviering die de IJzerbedevaart voorafging. Ook in de herdenkingsdienst bij het overlijden van Lode Claes ging hij voor. Zijn co-hoofdredacteurschap van het monumentale Twintig Eeuwen Vlaanderen (1972-1976) was een duidelijk signaal. In 1985 bad hij voor op de “14 repressiestaties” tijdens een amnestiebetoging van het Taal-Aktie-Komitee. In 1998 ondertekende hij met veel overtuiging het OVV-manifest Vlaanderen staat in Europa. Van Isacker was ook lid van het Aanbevelingscomité van de rechts-radicale IJzerwake.
Van Isacker heeft al wat omzwervingen achter de rug in Vlaanderen. En toch, hij wandelde niet. Van Isacker schreed. Op late leeftijd opnieuw in zwarte soutane. Het hoofd lichtjes de lucht in – in mijn herinnering leek hij op dat vlak op Manu Ruys. Stijl was belangrijk. Een dinaso, niet in feiten zoals zijn “collega” Luc Versteylen sj. of zijn goede vriend Lode Claes, maar wél in stijl en optreden. Zo ook in zijn late “herroeping” naar de traditionele Roomse kerk, met haar eeuwenoude rites die in Vaticanum II als kind met het badwater werden weggegooid.
Leg dit stuk nu naast de berichtgeving van onze media, leg het naast de bijdrage in Wikipedia. De aandachtige lezer haalt zo de fouten uit het Wikipediastuk. En uit de stukken van de copypasters van de vaderlandse pers.
Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.
Naar goede traditie vindt vandaag voor de tiende keer een grote manifestatie voor meer autonomie plaats in Catalonië. Wat zal de impact zijn?
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.