JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

The king can do no wrong

de zaak Delphine Boël versus Albert

Hendrik Vuye20/6/2013Leestijd 4 minuten

Monarchie rijmt niet op democratie, maar wel op ancien régime. Een monarchie heeft geen plaats in een moderne democratie. Dit blijkt nogmaals uit de zaak Delphine Boël. De koning wordt afgeschermd door rechtsregels uit ver vervlogen oertijden. Rechtsregels die het levenslicht zagen in de tijd dat de dieren nog spraken. Hoe zit het precies met die royale immuniteit? Kan de koning dan geen scheve schaats rijden of mag hij zo scheef schaatsen als hij wil?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Artikel 88 van de Grondwet bepaalt: ‘De persoon des konings is onschendbaar’. Meer dan dat staat er niet. Na Wereldoorlog II werd de commissie Soenens opgericht, die moest een advies uitbrengen ‘over de toepassing van de grondwettelijke beginselen betreffende de uitoefening van de prerogatieven van de koning en over de verhouding der grote grondwettelijke machten onderling’. Het verslag werd gepubliceerd in het Staatsblad van 6 augustus 1949. Het is zowat de Bijbel omtrent de Belgische monarchie. Wat leert ons dit?

Strafrechtelijk: een absolute immuniteit

Op strafrechtelijk gebied is de onschendbaarheid absoluut. Ze geldt zowel voor daden gesteld binnen de uitoefening van de koninklijke functie als voor daden van het privéleven.

Zelfs in de meest extreme hypothese is het niet mogelijk om de koning te vervolgen. Stel dat er ooit een koning zijn gezin uitmoordt, dan nog blijft de persoon van de koning onschendbaar. Het is gewoon niet mogelijk om de koning te vervolgen. Deze strafrechtelijke immuniteit is wel territoriaal beperkt tot het Belgische grondgebied.

De persoon des konings mag dan wel onschendbaar zijn, niemand kan zich inbeelden dat een koning die een zwaar misdrijf pleegt zomaar op de troon blijft zitten. Toch is dit wat de Belgische Grondwet voorschrijft. En zeggen dat er in dit land vele politici zijn die het niet nodig vinden om de monarchie te moderniseren. Inderdaad, middeleeuws is beter.

Het Internationaal Strafgerechtshof: een eerste barst

In 2000 keurt het Belgische parlement het statuut goed van het Internationaal Strafgerechtshof. Dat statuut bepaalt onder meer dat de hoedanigheid van staatshoofd een persoon nooit ontheft van strafrechtelijke aansprakelijkheid. Dit betekent concreet dat er geen immuniteit bestaat voor de misdrijven die onder de bevoegdheid vallen van dit internationale rechtscollege, zoals genocide, oorlogsmisdrijven, …

Eertijds heeft de Raad van State in zijn advies aan het parlement opgemerkt dat dit statuut in strijd is met artikel 88 van de Grondwet. Het heeft de parlementariërs echter niet belet om deze bepaling goed te keuren. Dit illustreert nogmaals het relatieve belang van de Belgische Grondwet.

Politieke onschendbaarheid

De onschendbaarheid is eveneens absoluut op politiek vlak. Maar ook hier geldt dat de persoon des konings dan misschien wel onschendbaar kan zijn, zijn reputatie is dat alvast niet. Zo heeft de grondwettelijke politieke onschendbaarheid niet belet dat Leopold III werd gedwongen tot aftreden wegens zijn houding gedurende Wereldoorlog II.

De burgerrechtelijke onschendbaarheid

Ook op burgerrechtelijk gebied geldt de onschendbaarheid. Hier maakt men een onderscheid tussen de persoon en het vermogen. Tegen de persoon des konings is een vordering niet mogelijk.

Een burgerrechtelijke vordering die betrekking heeft op het vermogen – bijvoorbeeld een vordering tot schadevergoeding – is wel degelijk mogelijk. Deze vordering kan echter niet worden ingesteld tegen de koning. Ze dient ingesteld tegen de intendant van de civiele lijst (artikel 41 Gerechtelijk Wetboek), dit is de persoon die instaat voor het beheer van de civiele lijst of de dotatie aan de koning. De intendant van de civiele lijst treedt hier op als procesvertegenwoordiger.

Zo bekeken heeft Delphine Boël weinig kans om de koning ooit daadwerkelijk voor de rechtbank te krijgen. Haar vordering betreft immers de persoon des konings.

Recht op toegang tot een rechter

Deze regeling komt er wel op neer dat aan Delphine Boël een fundamenteel mensenrecht wordt ontzegd, namelijk het recht op toegang tot een rechter. Dit recht wordt onder meer gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Indien geen rechterlijke instantie kennis kan of mag nemen van een geschil, dan is dit recht geschonden.

Volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is het recht op toegang tot een rechter echter niet absoluut. De lidstaten kunnen dit recht beperken. Het EHRM stelt evenwel duidelijke criteria waaraan de beperking dient te beantwoorden. Ze mag niet de kern van het recht aantasten en het beoogde doel moet legitiem zijn. Tenslotte moet de beperking proportioneel zijn aan het beoogde doel.

Artikel 88 Grondwet is deels in strijd met artikel 6 EVRM

Het EHRM aanvaardt dat de parlementaire onschendbaarheid (in België artikel 58 Grondwet) elke rechtsvordering uitsluit tegen een parlementslid voor een mening geuit binnen de uitoefening van zijn functie (A. tegen Verenigd Koninkrijk, 17 december 2002). Deze beperking doet, volgens het EHRM, niet op buitensporige wijze afbreuk aan het recht op toegang tot een rechter.

In een andere zaak beslist hetzelfde Hof echter dat wanneer de parlementaire onschendbaarheid ook de rechtstoegang verhindert voor een mening die een parlementslid uit buiten de uitoefening van zijn functie, dit wel degelijk een buitensporige beperking is van het recht op toegang tot de rechter (Cordova tegen Italië, 30 januari 2003). Deze rechtspraak houdt in dat enkel een immuniteit verbonden aan de uitoefening van een functie niet in strijd is met artikel 6 EVRM.

De immuniteit die artikel 88 van de Grondwet toekent aan de koning geldt echter niet alleen voor handelingen gesteld binnen de uitoefening van de koninklijke functie. Ze geldt ook voor zaken die niets met de uitoefening van die functie te maken hebben. In de mate dat deze immuniteit tevens geldt voor handelingen gesteld buiten de uitoefening van de koninklijke functie, is dit een buitensporige beperking van het recht op toegang tot een rechter. In die mate is artikel 88 van de Grondwet in strijd met artikel 6 EVRM. Een immuniteit van de koning in familiezaken ten opzichte van zijn kinderen is echt wel buitensporig. Dit heeft immers niets meer te maken met het beoogde doel, namelijk het beschermen van de koninklijke functie.

Conflict tussen rechtsnormen

Er is dus sprake van een conflict tussen twee normen. Zowel het Hof van Cassatie als de Raad van State hebben al geoordeeld dat het EVRM primeert op de Belgische Grondwet. Dit impliceert dat artikel 88 van de Grondwet in de mate dat het in strijd is met artikel 6 EVRM niet mag worden toegepast. Het EVRM biedt dus wel degelijk een mogelijkheid om de verouderde Belgische rechtsregels buiten werking te zetten. En, laten we nu eens ernstig zijn: omwille van welk ‘staatsbelang’ ontzegt de Belgische Staat aan Delphine Boël een fundamenteel mensenrecht? Dit is toch onrechtvaardige onzin? Dit is toch buitensporig?

En wat indien de koning aftreedt

De zaak Boël is misschien goed nieuws voor de paars-oranje regering Di Rupo. Artikel 88 van de Grondwet geldt immers uitsluitend voor de koning. Niet dus voor de prinsen en prinsessen en al evenmin voor beide koninginnen. Maar dit betekent ook dat wanneer Albert II aftreedt, hij niet langer geniet van de koninklijke immuniteit. Dit zou wel eens een krachtig motief kunnen zijn om toch op de troon te blijven.

Een triest verhaal

Het verhaal van Delphine Boël is een intriest verhaal. Het is een verhaal een koning onwaardig. In 2008 heeft ze dit alles uitgeschreven in het aangrijpend boek De navelstreng doorknippen. Dit zou verplichte lectuur moeten zijn voor alle royalisten van dit land. Zo behandelt men zijn kinderen niet.

Pas in 1984 heeft Albert II elk contact verbroken met zijn dochter, na een liefdesgeschiedenis van 16 jaar met de moeder van Delphine. Hij had zich verzoend met Paola. Delphine geeft ook het relaas weer van haar laatste telefonisch onderhoud met haar biologische vader. Ze kreeg volgende koninklijke woorden te horen: ‘Je moet me nooit meer bellen. Ik wil niets meer horen over deze hele geschiedenis. Trouwens, je bent mijn dochter niet!

Is deze man het morele baken in de Belgische duisternis? Zalig zij die dit geloven!

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

 

Hendrik Vuye is doctor in de rechten, master in de criminologie en master in de filosofie. Hij is gewoon hoogleraar Staatsrecht en Mensenrechten aan Universiteit Namen

Commentaren en reacties