Michaël Vandenbril en het Vlaams Fonds voor de Letteren
Het mattheuseffect in de wereld van de poëzie
Wat hebben dichters gemeen met manègepaarden? Een kritiek op het Vlaams Fonds der Letteren.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementBegin deze week plofte de nieuwste dichtbundel van Michaël Vandebril in mijn brievenbus. Een heuglijke gebeurtenis, helaas met een geurtje aan, waarover zo meteen meer, na de bespreking van de bundel. Alvast dit, om de lezer wakker te houden: het geurtje hangt in de hoek van het VFL, het Vlaams Fonds voor de Letteren.
Vandebrils Nieuwe Romantieken
Met New Romantics heeft Michaël Vandebril zijn tweede bundel op de markt. In tegenstelling tot zijn eerste, Het Vertrek van Maeterlinck (2012), is hij minder luxueus uitgegeven, al kleeft er inhoudelijk van kaft naar kaft een Lippizanerstap aan. Voor het vormelijke is boekverzorger Gert Dooremanverantwoordelijk. Wat dat aspect van de bundel betreft: staande ovatie. De foto op de cover is echter van Carmen De Vos, en die vernedert het werk van Dooreman. Zo er een jaarlijkse prijs voor de lelijkste kaft zou bestaan, deze bundel wint gegarandeerd La Perruque d’Or.
Het inhoudelijke van eender welke literaire schepping of beeldend kunstwerk staat natuurlijk voorop, maar een barst in de blik is niet bevorderlijk voor een nuchtere mening. Gelukkig heeft mijn oordeel met de jaren niet aan woestheid maar wel aan wildheid verloren. Om die reden kijk ik niet met een kater in de kop en zie dat het nieuwe werk in het verlengde van het eerdere ligt: romantisch, amoureus, een dartel taalspel, en, uiteraard dandyesk. Waar hij zelf mee uitpakt. Om dat te zien is verstand overbodig, de kenmerken staan in de titels van de cycli of de gedichten. Om dat aan te tonen het eerste gedicht van de tweede cyclus, Spiegelschrift:
STOFWISSELING
als een dandy spuw ik kwik
zilveren gedichten in mijn hongerige hand
ik tooi mijn voorhoofd
met de verpulverde gloed van een lichtgevende stad
alle ogen glijden langs de lijnen
van het androgyne schepsel dat in me dringt
met de ademhaling van een tussenpersoon
bijt ik heldere vleugels af –
transparant als een magere wolk
o, maar ik vergat het niet
je engelennaam is muriël, felle
toegewijde ster
Muriël is de Vrouw des Huizesten huize Vandebril. Wie denkt dat het gedicht geschreven is met haar in gedachten heeft gekreukt gelijk. Zij is slechts een ‘gebruiksvoorwerp’. Mannen kiezen de vrouw die het best bij hen past. Voor de een is dat een huisvrouw, voor de ander de persona die hij op zichzelf projecteert. Volgens Carl Gustav Jung de façade die hij aan de buitenwereld toont om een goede indruk te maken en om de sociale omgang te versoepelen. Voor Vandebril is dat zijn – moet gezegd – wondermooie en stijlvolle vrouw. Hij heeft voor zijn maatschappelijk leven die persona een schepje extra gegeven, en voor zijn gedichten een tot de rand gevulde pollepel. Was dit in de eerste bundel nog speels bedoeld, in New Romantics bevordert de inhoud constipatie.
Een ander aspect van Vandebrils poëzie is zijn hang naar een vriendenkring die hem aan de routine van het leven onttrekt. Hij geniet pas als hij zich kan bewegen in dichterskringen, ver van huis, op poëziefestivals. De steden waar ze plaats vinden zijn de bouwstenen van zijn gedichten. Voorbeeld: het gedicht over een Noorse gemeente in de provincie Akershus:
NESODDTANGEN
Oslo
de zwemmer klimt uit het water
en hoort een vogel in de verte
een jongen die op zijn vingers fluit
een insect tot een meter hoog
boven het gras om zijn as
dit is een zekerheid in nesoddtangen brandt
gemiddeld een huis per jaar af
we drinken een biertje in de storm
de wind beukt in op de boomkruinen
Samengevat: de gedichten in New Romantics hebben nostalgische inslag met een retrogade beweging. Soms maakt Vandebril er zich wat al te makkelijk van af. Heel wat gedichten komen niet boven de oppervlakte uit. Een enkele keer proef je werkelijk een echte dichter aan het woord. Helaas al te vaak zijn het middelpuntzoekende krachten naar het eigen ego.
Vandebrils stimuleringsbeurs
‘De auteur ontving voor het schrijven van dit boek een stimuleringsbeurs van de Vlaams Fonds voor de Letteren.’ Het staat in de colofon. Een zoveelste bewijs dat het VFL niets anders is dan de poëziebank voor mensen die het bestuur en de leden van de Commissie Letteren naar de mond praten, desnoods hun hielen likken. En de man die zich daar het best bij voelt is directeur Koen Van Bockstal … een man zonder eigenschappen, want hij zweert bij regels en wetten. De wet is de wet, maar de wet is voor een rechter slechts een richtlijn. Hij kan geven en nemen, al naargelang de zwaarte van de misdaad en diepte van de schuld.
Koen Van Bockstal is bovendien iemand met tien paraplu’s in twee handen. Het maakt dat hij de commissies binnen zijn bevoegdheid hun gang laat gaan. Uiteraard moeten zij beslissen wie en hoeveel suiker iemand of een literaire instelling uit de pot krijgt, maar als er gemorst wordt met geld moet hij ingrijpen. Daar houdt hij zich ver af, en bij verhoor zegt hij dat hij enkel een organisatorische bevoegdheid heeft. Stel u voor dat de CEOvan een bedrijf zijn managers laat kiezen en delen. Managers en hun medewerkers moeten hun woordje placeren, maar een CEO heeft het eerste en het laatste woord.
Nemen we het voorbeeld van de nieuwste dichtbundel van Michaël Vandebril. ‘Een werkbeurs voor literaire auteurs’, zo leert ons de website van het VFL, ‘is een subsidie aan een literaire auteur met als doel hem financiële ruimte te bieden voor het schrijven van kwalitatief hoogstaand literair werk.’
Logisch voor wie van zijn pen leeft, maar heel wat ‘literaire’ auteurs die een beurs krijgen hebben helemaal geen nood aan financiële ruimte. Ik gun Vandebril zijn beurs, maar hij is directeur van de literaire instelling Antwerpen Boekenstad, zijn gedichten worden gepubliceerd in o.m. Het Liegend Konijn,Deus ex Machinaen Poëziekrant, met een redelijke financiële vergoeding. Hij krijgt, net als ‘erkende’ auteurs, een tussenkomst bij lezingen in de lande, en zijn reizen naar festivals in het buitenland worden ten dele betaald.
Vandebril heeft nauwelijks tijd om een gedicht te schrijven en toch krijgt hij een beurs om ‘kwalitatief hoogstaand werk’ te schrijven. Hij is trouwens niet de enige. Heel wat auteurs werken voor een krant of weekblad, geven (gast)colleges, zijn gepensioneerd of hebben een minder opvallende baantje. Je zou gaan denken dat auteurs slechts schrijven om een beurs te kunnen bemachtigen.
In wezen zou een beurs slechts mogen toekomen aan wie enkel en alleen van zijn pen leeft. Dat hij een vergoeding krijgt voor een lezing mag, maar daar moet het bij blijven. Iemand met een voltijds betaalde job heeft geen recht op subsidie. Daarenboven zie je, voor wie de lijst van auteurs met een beurs bekijkt, dat het een vriendenkring is. Ons kent ons, de rijken worden rijker en de armen kunnen stikken.
Het is ook nog eens zo dat het literair werk van heel wat beursauteurs even leeg is als de artikels van onze zelfbenoemde kwaliteitskranten.
De verantwoordelijkheid voor die wantoestand ligt volkomen bij Koen Van Bockstal. Hij zal zeggen dat iedereen die een aanvraag doet eerlijk en rechtvaardig beoordeeld wordt. Maar sommigen zijn daar moreel niet toe in staat. Van Bockstal zou zijn mensen de straat op moeten sturen om aan ‘marktonderzoek’ te doen en te speuren naar auteurs met een wankel financieel bestaan, en die werkelijk kwalitatief hoogstaand literair werk schrijven.
De directeur is echter een bureaucraat pur sang. Hij zweert bij dossiers, verslagen, paperclips en nietjes.
Wordt het geen tijd dat de bevoegde minister … ingrijpt? Hij moet aan zijn legislatuur toch iets van waarde overhouden. Met een totale hervorming van het subsidiebeleid, dus niet enkel voor de Letteren, zou hij ten eeuwigen dage geboekt staan als iemand met eenPluma de Oro op zijn sombrero flamenco.
Foto © Reporters
Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.
Milo Rau vertrekt bij het NT Gent. Hij zag zijn benoeming enkel zag als een tussenstap op de weg naar zonniger bestemmingen.
Evolueren we naar een politiek model zoals in een communistische eenpartijstaat? Ontdek het in ‘Ondernemen in Achterland 1.0’.