Mondialisering rijmt met separatisme
uit de oudere doos
Doorbraak – 15 juni 2004 De toenemende internationale vrijhandel en economische integratie zal de trend naar separatisme van staten versterken. Dat is één van de centrale stellingen uit de studie “The Size of Nations” van Alberto Alesina en Enrico Spolaore, twee Italiaanse economen die doceren aan Amerikaanse topuniversiteiten. Met hun studie, doorspekt met indrukwekkend cijferwerk, halen ze het debat over separatisme uit de emotionele sfeer en maken ze er een zakelijke afweging van.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementWat kost het meest? Een verdubbeling van administraties en regelgeving door de splitsing van België of de inefficiëntie in het beleid door de verschillen tussen Noord en Zuid? Dat is de afweging die voor Alesina en Spolaore centraal staat in het debat over separatisme. Het gaat om de afweging tussen de schaalvoordelen van een “groter” land en de kosten in termen van beleidsinefficiëntie van het behoud van een land met aanzienlijke verschillen in behoeften en politieke voorkeuren tussen verschillende landsdelen.
De twee economen tonen in hun studie overtuigend aan dat deze balans steeds meer doorslaat in het voordeel van een opsplitsing van landen met grote regionale verschillen. Het aantal onafhankelijke staten is sinds de Tweede Wereldoorlog almaar toegenomen: van 74 in 1948 tot 193 in 2001. De professoren economie wijzen in dit verband naar drie belangrijke trends die de relatieve kostprijs van separatisme verkleinen.
Ten eerste is er de groeiende internationale vrijhandel en de economische integratie, voor Europese de vorming van de eenheidsmarkt en de economisch-monetaire unie. Eén en ander impliceert immers dat de opsplitsing van een land binnen dergelijke economische zone weinig invloed heeft om het economisch verkeer. Dat was vroeger, toen er tussen landen aanzienlijke handelsbarrières bestonden, wel anders. Toen was het economisch van groot belang een groot land te hebben. In de 19de eeuw floreerden de grote natiestaten en deden de Europese landen door kolonisatie aan gebiedsuitbreiding tot ver buiten hun grenzen, om zo een grote interne markt voor hun land te creëren.
Een tweede factor van belang betreft de veiligheid of de bescherming tegen oorlogen. Grote landen hebben een schaalvoordeel voor de uitbouw van een defensie-apparaat. Naarmate deze oorlogsdreiging wegvalt, neemt het belang van dit voordeel af en kunnen ook kleinere landen zich veilig voelen. Zo heeft het wegvallen van de Koude Oorlog en het Ijzeren Gordijn in Oost- en Midden-Europa een afscheidingsbeweging in gang gezet. Eerst de afscheiding uit het Sovjetblok, nadien de interne afscheidingen (Tjecheslovakije, Joegoslavië).
Bij de evolutie in het voormalige Oostblok speelde ook een derde factor mee die separatisme ondersteunt, met name een proces van democratisering van de betrokken samenlevingen. Autoritaire regimes vertonen de neiging om landen groot te houden en regionale verschillen onder de mat te vegen, omdat dictators uit zijn op macht en die relateren aan de omvang van hun land. Eens de dictatuur de plaats heeft geruimd voor een democratisch regime, winnen decentralistische of separatistische tendensen veld. Kijk ook maar naar het Spanje van na de Franco-dictatuur.
De analyse van de Italiaanse economen is bijzonder relevant voor de Belgische casus. Aanzienlijke en hardnekkige verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië maken de kostprijs van een unitair beleid groot. Anderzijds zijn de schaalnadelen van een opsplitsing sterk gedaald door de Europese integratie. In België neigt de balans steeds meer door te slaan in het voordeel van separatisme. Veel meer nog dan in federale staten als Duitsland, Italië of het Verenigd Koninkrijk. Die landen zijn immers nog relatief groot zodat het land zelf nog aanzienlijke schaalvoordelen kan bieden, in tegenstelling tot België. Anderzijds zit België opgezadeld met een bipolaire tegenstelling, die veel meer verlammend werkt dat een meerledig federalisme.
Vele landen hebben in de afweging tussen behoud van de unitaire structuur en separatisme de middenweg gekozen van decentralisatie en federalisme, zoals België. Maar ook hier leggen Alesina en Spolaore de vinger op de wonde wanneer ze stellen dat deze tussenoplossingen in een aantal gevallen weinig succesvol zijn gebleken, omwille van bestuurlijke inefficiënties door tal van overlappingen en door oplopende budgettaire tekorten door verspillingen op decentraal niveau.
De Italiaanse economen leggen zeer nadrukkelijk de band tussen de trend naar separatisme en de Europese éénmaking. Naarmate de Europese economische integratie zich verder verdiept, zal de kost van afscheidingen binnen lidstaten verminderen. Beide auteurs waarschuwen echter voor de vorming van een Europese politieke federatie. Die zou tot gevolg hebben dat de kostprijs van een “unitair” beleid over de vele verschillen van lidstaten en regio’s heen op het EU-niveau opnieuw zou toenemen. In hun logica moet de Europese Unie zich vooral toeleggen op de economische integratie, veel minder op de vorming van een politieke unie. Anderzijds beseffen zij wel dat economische integratie ook de politieke bewegingsvrijheid van landen beperkt, zoals overigens thans zeer actueel aan de orde is met de EU-ontwerprichtlijn-Bolkestein tot vrijmaking van het dienstenverkeer.
(*) Alberto Alesina & Enrico Spolaore, The Size of Nations, the MIT Press, Cambridge, Massachsetts, 2003.
Jan Van de Casteele is historicus. Hij was journalist bij Het Nieuwsblad (1989-1999), werd stafmedewerker van de VVB (vanaf 1999) en hoofdredacteur van Doorbraak van 2003 tot 2012. Sindsdien is hij zelfstandig journalist.
De peiling van VTM/HLN zal weinig partijen deugd hebben gedaan. Maar vergeleken met 2014 wijst ze op interessante structurele veranderingen.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.