My dinner with Louis (Van Geyt)
De begrafenis van de ene partijvoorzitter is de ander niet. Ludo Abicht over wijlen zijn voorzitter Louis Van Geyt.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementToen de rouwstoet van Kim Jong-il, de opperste leider van de Communistische Partij van Noord-Korea, op 28 december 2011 door de straten van Pyongyang trok, weergalmden de hoofdstad en het land van geween en tandengeknars. Geween, omdat de burgers die niet zichtbaar en hoorbaar weenden al heel snel door de politie werden opgepakt. Tandengeknars, omdat men onder die omstandigheden niet anders kon doen dan openlijk wenen. Tandengeknars ook, omdat er geen enkel vooruitzicht op verbetering van het repressieve politieke klimaat bestond.
Toen Louis Van Geyt (1927-2016), decennia lang de leider van de Communistische Partij van België, in april 2016 stierf, waren de straten van Brussel opvallend stil. Dat was bovendien ook het gevolg van de schok van de moordpartij op Zaventem en in de metro die de openbare opinie nog verdoofde of die aanleiding gaf tot een stroom van editorialen, opiniestukken, tweets en posts waartussen weinig plaats overbleef om stil te staan bij de dood van Louis Van Geyt. Sommige kranten verzwegen zijn dood helemaal, en in De Standaard schreef een journalist dat alles wat er nu nog overblijft van de erfenis van Van Geyt een historisch archief is. Maar hij vergiste zich.
Uiteraard is er een archief over de werking van de communistische partij sinds 1920 en dat is belangrijk, omdat we anders totaal zouden kunnen vergeten wat de inbreng van die partij geweest is voor de arbeiders en burgers, van de gewapende strijd tegen de nazibezetting en, nadien, voor de sociale zekerheid, en van de verworvenheid van het gewaarborgd inkomen voor de havenarbeiders tot het prille begin van de grote vredesbewegingen die we gekend en enthousiast gesteund hebben.
Maar er is meer dan het geheugen van deze sociale overwinningen die nu, gelukkig maar, deel uitmaken van onze cultuur die daardoor merkelijk beschaafder en menselijker geworden is. De weinig talrijke communisten rond Louis Van Geyt waren uiteraard niet de enigen, maar hun inbreng is wel cruciaal geweest.
Van Geyt had gedurende zijn voorzitterschap te kampen met vier grote obstakels: ten eerste was de Koude Oorlog intussen gewonnen door het internationale kapitalisme en betaalde zijn partij daarvan het gelag; ten tweede werden zijn democratische hervormingspogingen, onder meer de invoering van het eurocommunisme, tegengewerkt door een aantal sterke traditionele partijkernen (Luik, Antwerpen, Sint Niklaas en andere); ten derde geloofde de buitenwereld na jarenlange manipulatie door de media niet echt dat ‘de communisten’ werkelijk met het stalinisme gebroken hadden, wat de electorale slaagkansen van de partij praktisch elimineerde; en ten vierde ontstond er in het kielzog van de jaren 1960 een dynamische jonge marxistisch-leninistische partij die zeker in de beginfase geen probleem had met dit stalinisme, wat het hele debat over een democratisch marxisme in de openbare opinie nog meer vertroebelde. Van Geyt probeerde op zijn dialectische en waardige manier al die tegenstellingen te overwinnen, waardoor hem in partijkringen soms verweten werd, ‘kameraad enerzijds, anderzijds’ te zijn, maar dat was feitelijk onterecht. Hij had oog voor de confederale verzuchtingen van de Vlaamse en de Franstalige vleugels van de partij, maar hij wilde de eenheid van de gezamenlijke strijd bewaren. Hij begreep de nostalgie van de oude verzetsstrijders en trouwe militanten, maar zag in dat men de formules uit de jaren vijftig onmogelijk nog in de jaren negentig kon toepassen. Hij begreep beter dan wie ook dat het communisme alleen nog een kans had, indien het aansluiting zocht bij de diverse ‘nieuwe sociale bewegingen’, maar stootte in die kringen vaak op een wantrouwen: ‘willen de communisten eerlijk met ons meewerken of hopen ze stiekem de leiding over te nemen?’
Van Geyt bewaarde daarbij zijn kalmte en slaagde erin, mensen te overtuigen en te motiveren die we vandaag nog steeds in organisaties als bijvoorbeeld Greenpeace, het Masereelfonds, Vrede, Groen, huurdersbonden, solidariteitsgroepen en wetswinkels ontmoeten en die daar op hun manier de erfenis van zijn engagement voortzetten.
Ook in zijn naam schreef Adriaan Roland Horst:
Ik zal de halmen niet meer zien,
Noch binden ooit de volle schoven,
Maar doe mij in den oogst geloven,
Waarvoor ik dien.
Foto: Toenmalig BRT-journalist Jan Schodts in gesprek met KP-voorzitter Louis Van Geyt. (c) Reporters
Tags |
---|
Personen |
---|
Ludo Abicht (1936) studeerde klassieke en Germaanse filologie en filosofie. Doceerde literatuur en filosofie in Canada, de VS, aan UGent, UAntwerpen en P.A.R.T.S. (Brussel). Publiceerde over ethiek, jodendom, het Palestijnse vraagstuk, de Bijbel, nationalisme en interculturaliteit. Ecotoop: de dissidente minderheid (marxist in de Vlaamse Beweging, flamingant binnen radicaal links, Bijbellezer binnen de vrijzinnigheid, Hegeliaan binnen een postmodernistisch paradigma, irritant niet-politiek correct). Resultaat: tegelijkertijd een eeuwige loser én een militant verdediger van de hoop.
Dit boek wordt voorgesteld als een faction, een historische roman die gebaseerd is op ware feiten, waarin de witte plekken, bijvoorbeeld de gesprekken en discussies, zo waarheidsgetrouw mogelijk worden gereconstrueerd. Het is een genre waarvan onder meer de Engelse auteur Hilary Mantel [https://boeken.doorbraak.be/boekzoeker/?search=Hilary+Mantel] het grote voorbeeld geworden is, maar dat we ook bijvoorbeeld terugvinden in het fictieve hoofdpersonage …
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.