Het verraad van de elite
Pleidooi voor een nationale renaissance
Vlnr: Sebastian Kurz (premier Oostenrijk), EU-onderhandelaar Michel Barnier, Giuseppe Conte (president Italië), Emmanuel Macron (president Frankrijk), Donald Tusk (voorzitter Raad van Europa) en Mark Rutte (premier Nederland): de elite van de EU op een brexit-conferentie in Brussel.
foto © Reporters
Philip Roose stelt vast dat de sociaaleconomische elite veel te winnen heeft bij het afbouwen van de soevereiniteit als het gaat om klimaat, migratie of economie.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn de huidige westerse samenleving volgen de maatschappelijke veranderingen elkaar steeds sneller op door de zeer hoge mobiliteit van personen en ideeën, mogelijk gemaakt door de naoorlogse technologische revolutie. Steeds meer mensen ondervinden een gevoel van culturele vervreemding en van politieke onmacht. Enerzijds vinden de mensen zich door de afbraak van de Leitkultur steeds minder in gemeenschappelijke waarden, en anderzijds lijkt hun democratische inbreng weinig invloed te hebben op de politieke besluitvorming. Nu aan die economische groei van de middenklasse, en van de lagere klasse, een einde lijkt te komen, in tegenstelling tot die van de hogere klasse, zoeken mensen naar andere houvasten. Maar het heden werd de voorbije decennia steeds radicaler afgesplitst van het verleden, wiens concrete tradities en overleveringen werden afgebroken in naam van abstracte begrippen als vrijheid, gelijkheid en multiculturaliteit.
Ontworteld
In elke samenleving wordt het gedrag van de elite vroeg of laat nagebootst door de massa. Wanneer men de sociaal-culturele veranderingen van vandaag in de samenleving wil onderzoeken, is het interessant om eerst die van de hogere klassen uit een recent verleden te analyseren. De Amerikaanse historicus Christopher Lasch omschreef de westerse elite precies veertig jaar geleden in zijn essay The Culture of Narcissism (1979) als ontworteld, narcistisch en zonder originele of onderbouwde ideeën. Het verdwijnen van culturele en sociale ‘fundamentals’ leidde volgens hem naar een groeiende onzekerheid en angst bij de burger. Laat het nu net dat zijn wat er zich vandaag afspeelt in brede lagen van de westerse en, meer specifiek, de Europese bevolking. En dat ondanks de immense materiële vooruitgang en sociale mobiliteit van de laatste 70 jaar.
Door de progressieve nadruk op het individualisme sinds de jaren zestig onstond er een groeiende afkeer voor langdurige en veeleisende relaties, zowel op relationeel, sociaal of religieus vlak. In naam van de ‘individuele vrijheid’ leidde dit naar een zeer sterke groei van bijvoorbeeld echtscheidingen, naar lossere familiale banden en een grote ontkerkelijking van de samenleving. De herverdelende welvaartstaat in de West-Europese landen verving na de Tweede Wereldoorlog razendsnel de traditionele solidareitsverbanden en de invididuele zelfredzaamheid. De keuzevrijheid van het individu werd daardoor steeds meer de verantwoordelijkheid van de staat, waardoor deze niet meer alleen de kerntaken ging uitvoeren maar ook steeds meer bevoegdheden naar zich toe kon trekken. Om die naar behoren uit te voeren waren hoge belastingvoeten en grote bureaucratieën onvermijdelijk.
Terwijl de herverdeling van rijkdom succesvol bijdroeg aan de groei van de middenklasse in de tweede helft van de 20ste eeuw, ontnam de obsessie met gelijkheid en vrijheid de naoorlogse westerse mens echter ook voor een groot stuk haar culturele identiteit en samenhorigheidsgevoel. Traditie, familie en religie werden onder invloed van het progressieve postmodernisme beschouwd als een rem in plaats van een fundamentele bouwsteen van persoonlijke ontwikkeling. Het cultuurmarxisme van de intellectuele elite, getraumatiseerd door de Tweede Wereldoorlog, maakte de twijfel bij de westerse mens compleet door de eigen waarden en normen kapot te relativeren en de waarheid af te schaffen. Vandaag blijkt echter dat veel burgers zich ontheemd voelen en niet alleen terug aansluiting willen vinden met de waardevolle culturele concepten uit het nationaal verleden, maar die ook willen verbinden met nieuwe hedendaagse invloeden.
Wereldburgers
De opkomst van het rechts-populisme en het conservatieve reveil zijn twee verschillende reacties die beide voortspruiten uit de hernieuwde interesse in de eigen nationale cultuur en de wil om de soevereiniteit daarvan ten dele of volledig te herstellen. Deze signalen van een nationale renaissaince botsen echter volledig met het wereldbeeld en de belangen van de heersende politieke, culturele en economische klasse. Vijftien jaar na The Culture of Narcissism omschreef Christopher Lasch in The Revolt of the Elites: And the Betrayal of Democracy (1994) de elite reeds als ‘a group that had achieved success through the upward-mobility of education and career and that increasingly came to be defined by rootlessness, cosmopolitanism, a thin sense of obligation, and diminishing reservoirs of patriotism‘. In tegenstelling tot de 19de-eeuwse aristocratie heeft deze groep weinig of geen boodschap aan de sociale verplichting tot bijstand van de zwakkeren in de samenleving, het behoeden van de eigen culturele traditie en overlevering, en vooral geen gevoel van gezond patriottisme.
Door de versnelling van de globaliseringstendens vanaf de 21ste eeuw, motus in fine velocior, en dan vooral door het steeds maar vrijer verkeer van personen, goederen en kapitaal, vervreemdde de hogere klasse steeds meer van de eigen natie. Terwijl vroeger de burgers mee konden profiteren van het groeiend aantal theoretische (of legale) vrijheden, zoals met de democratisering van de samenleving, kunnen sinds een paar decennia slechts de happy few daarvan in de praktijk gebruikmaken. Het merendeel van de bevolking geniet bij gebrek aan genoeg positieve vrijheid (of financiële en culturele middelen) niet van de grotere negatieve vrijheid (of minder dwang). Slechts weinig burgers hebben de praktische mogelijkheid om belastingen te ontwijken in verre en minder verre fiscale paradijzen, om te gaan wonen of werken waar men maar wil in de wereld, of om te lobbyen bij politici voor allerhande gunstmaatregelen.
Door de verhoogde mobiliteit en de daaruit voortspruitende globalisering leeft de 21ste-eeuwse elite vandaag nog minder als vroeger in dezelfde wereld als haar medeburgers. Vanuit het ‘globaal’ denkkader maakt de hogere klasse volkomen andere politieke, culturele, sociale en economische analyses en aspiraties. Terwijl in de 19de en 20ste eeuw de elite een verantwoordelijkheidszin en verbondenheid voelde ten opzichte van de eigen natie, produceerde de ‘de-nationalisatie’ van de Europese Unie een klasse van ‘wereldburgers’ die als winkelende toeristen gebruik maken van de voordelen van de verschillende naties, zonder er echter aan de sociale en morele verplichtingen te voldoen die het burgerschap impliceert. Zij werden in deze evolutie, al dan niet bewust, gesteund door de sociaaldemocratische, en later progressieve, partijen, die na de val van het nationaalsocialisme dachten de wereld vredevoller te maken door samen met het verguisde nationalisme tevens het concept ‘natie’ af te schaffen.
De wereldburgercultuur, volgens Lasch een netwerk van relaties bestaan uit gedeelde vrijetijdsbesteding, internationale en goedbetaalde arbeidscircuits en informatiekanalen, maakt hen onverschillig en immuun voor elke vorm van nationale sociaal-economische achteruitgang. In plaats van de openbare dienstverlening en de nationale begroting mee te financieren, investeren zij hun geld in het verhogen van hun eigen vermogen of levenstandaard langsheen de globale markt. Zij verleiden daarvoor wel de nationale politieke vrienden met beloftes voor bijvoorbeeld goedbetaalde internationale functies, en gebruiken onrechtstreeks het belastinggeld van de burger om de eigen economische belangen mee te beschermen. De instorting van Dexia vanaf 2008 naar aanleiding van de financiële crisis, te lezen in het boek Roekeloos van econoom Ivan Van de Cloot, toonde aan hoe dicht de nationale politiek verweven was met belangengroepen en hun financiële instituten. Dit is echter kinderspel in vergelijking met wat er zich op Europees of mondiaal niveau afspeelt.
Verenigde Staten van Europa
Wie pleit voor de vervanging van de nationale staten door één grote Europese staat of zelfs een ‘global governance’, vanuit welke ideologische overtuiging dan ook, zijn objectieve bondgenoten van deze elitaire klasse. Zoals rechtsgeleerde Fernand Keuleneer schreef in zijn vrij tribune ‘Van internationaal naar transnationaal recht’ (Doorbraak, 4/12/2018) is dit streven een legitieme ideologische en politieke optie, maar geen natuurwet of morele wet. Het streven naar een renaissance van de naties of het herstel van de nationale soevereiniteit is dat ook niet. Het is wel een veel democratischer optie gezien er vandaag (nog) geen Europese demos bestaat. De manier waarop de nationale politici op een voor het grote publiek verdoken manier de Belgische soevereiniteit hebben overgedragen aan de Europese Unie en andere internationale instellingen, doet bij De Keuleneer zelfs constitutionele vragen rijzen.
Meer internationale samenwerking kan trouwens ook perfect zonder transnationaal recht, maar past niet in het denkkader van de wereldburger, en druist in tegen de eigen economische belangen. Wie een Verenigde Staten van Europa niet ziet zitten, wordt al snel door deze maatschappelijke elite kaltgestellt als anti-Europees of populistisch. Zij krijgen daarbij hulp van zij die hun carrièrekansen niet willen hypothekeren, zowel in de wereld van de honderden internationale politieke, culturele, financieel-economische, en sociale instellingen als in die van de multinationale private ondernemingen. Ook vinden zij medestanders bij een brede waaier van ngo’s, industriële lobby’s en financiële instellingen waarvoor het beïnvloeden van de Europese wetgeving veel sneller en gemakkelijker verloopt dan dat van 28 verschillende lidstaten.
Een morele keuze
Deze globalistische evolutie werd na de Tweede Wereldoorlog echter ook een morele keuze tegen de ‘gevaren van het nationalisme’. Daarbij werd uit het oog verloren dat zowat elke bestaande ideologie (en religie) stromingen heeft gekend, of kent, die hebben geleid tot geweld en onderdrukking. Onder druk van de gruwelen van het naziregime en de dreiging van de Koude Oorlog sloten in 1957 België, Nederland, Luxemburg, West-Duitsland, Frankrijk en Italië het Verdrag van Rome. Deze zes landen hadden zes jaar eerder al het Verdrag van Parijs ondertekend ter oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). In 1985 ondertekenden de regeringsleiders van België, Nederland, Luxemburg, Duitsland en Frankrijk het eerste Verdrag van Schengen. Ze kwamen overeen de personencontrole aan hun gemeenschappelijke grenzen af te schaffen. Een jaar later ondertekenden de twaalf toenmalige leden van de Europese Gemeenschap de Europese Akte, de voorloper van de eengemaakte interne Europese markt (1993) met vrij verkeer van kapitaal, goederen, diensten en personen.
In de roes van de westerse overwinning op de Sovjet-Unie hevelden in 1992 de pro-Europese politieke krachten bijna alle nationale soevereiniteit over naar het transnationale niveau met het Verdrag van Maastricht en oprichting van de Europese Unie. Geen enkel land organiseerde voor deze uitholling van de nationale democratische ruimte een volksbevraging en nergens werd dit tot verkiezingsthema gemaakt. Ook de burgers zelf stelden er zich geen vragen over, bedwelmd door de vernieuwde materiële vooruitgang na de moeilijke jaren 80. Hoogstens wezen koppige Deense soevereinisten van links het Verdrag van Maastricht af (in een tweede, verplichte, stembeurt keurden ze het dan maar goed). Maar vanaf de millenniumwissel kwam er sleet op het Europese enthousiasme bij de bevolking. Het Verdrag van Nice werd in 2001 weggestemd door de Ierse bevolking. Na waarborgen van de Europese Unie over de Ierse neutraliteit werd het uiteindelijk bij een herkansing alsnog goedgekeurd.
In 2005 was het weer prijs toen amper drie jaar na de invoering van de Europese eenheidsmunt zowel de Nederlanders als de Fransen in een referendum tegen de invoering van een Europese grondwet stemden. Deze democratische volkswil werd daarna echter omzeild met het Verdrag van Lissabon in 2007, dat via een reeks amendementen op de verdragen van Rome (1957) en Maastricht (1992) de wettelijke basis vormt voor de Europese Unie. Na de ratificering ervan door de lidstaten werd daardoor eveneens het ‘Handvest van de grondrechten van de Europese Unie’ in 2009 rechtskrachtig. Het Verenigd Koninkrijk weigerde echter deze soevereiniteitsoverdracht en liet middels een protocol vastleggen dat de rechten die in het Handvest werden genoemd niet voor hun nationale rechter kunnen worden ingeroepen. Negen jaar later stemde een kleine meerderheid van de Britten voor de brexit en verloor de Europese Unie voor het eerst in haar bestaan een lidstaat. Tegelijkertijd groeide de electorale kracht van eurosceptische politieke krachten naar nooit geziene hoogtes, en kreeg Italië de eerste populistische regering van de EU.
Europese Centrale Bank
Niettegenstaande het duidelijk is dat een groot deel van de Europese bevolking een rustpauze en bezinning verkiest in deze verdere uitholling van de nationale soevereiniteit,werd de laatste tien jaar elke interne crisis als voorwendsel voor nog meer bevoegdheidsoverdrachten gebruikt. Zo kreeg bijvoorbeeld de Europese Centrale Bank (ECB) naar aanleiding van de kredietcrisis en de voornamelijk Griekse schuldencrisis in 2014 het indirecte toezicht over de nationale banken. Daardoor controleert ECB-voorzitter Mario Draghi zonder enige democratische verantwoording, en benoemd voor een periode van acht jaar, de 120 belangrijkste banken in de EU of zo’n 85% van alle activa. Draghi was in de jaren 90 als Italiaans topambtenaar verantwoordelijk voor de privatisering van divere overheidsbedrijven, waaronder het energiebedrijf ENI. Enkele jaren later, in 2002, werd hij vicepresident van de afdeling Europa bij Goldman Sachs. Dezelfde investeringsbank waaraan Draghi tien jaar eerder de volledige vastgoedpool van ENI had verpatst. Een echte wereldburger.
Informatie
Naast het controleren van internationale kapitaalmarkt, is het beheersen van informatiestromen om zo het publieke debat te kunnen bepalen ook een prioriteit van elke heersende klasse. De strijd van de Europese Unie tegen fake news (lees pro-Russische berichtgeving) langsheen de Europese dienst voor extern optreden (EEAS), is hierin van groot nut. Het blijft natuurlijk de vraag wie gaat beslissen over wat nu juist nepnieuws is. En is dat wel de taak van een overheid? Ook de Franse president Macron heeft plannen in die richting zoals Alexander van der Meer schreef in het artikel ‘Frans ministerie van Waarheid’ (Doorbraak, 7/02/2019). Deze Parijse wereldburger vindt ‘dat er moet nagedacht moet worden over de overheidsfinanciering van een deel van de media, om te garanderen dat de berichtgeving neutraal is en blijft. Er zouden structuren moeten komen om het waarheidsgehalte van de media te bewaken’.
Vertaal deze zin naar het Russisch en het lijkt wel of de Sovjet-Unie helemaal terug is. Ook Macrons Duitse evenknie Angela Merkel riep reeds in 2016 op om actie te ondernemen tegen nepnieuws. Twee jaar later voerde haar minister van Jusitie Heiko Maas de Netzwerkdurchsetzungsgesetz in, waardoor socialemediabedrijven verantwoordelijk gesteld worden voor de inhoud van berichten. De Duitse regering wou daarmee harder optreden tegen haatzaaien en laster, maar ook daar kan men zich afvragen hoe en wie die begrippen dan wel juridisch gaat definiëren. De Duitse journalistenbond betitelde de wet, net zoals hun Franse collega’s enkele dagen geleden, als ‘volkomen geschift’. Naast de verspreiding van informatie probeert men trouwen ook de productie ervan aan de globalistische visie te binden. Zo bestaan er honderden Europese subsidieprogramma’s voor het hoger onderwijs, wetenschappelijke studies, de culturele wereld en zelfs het bedrijfsleven, die zich daardoor al dan niet bewust minder kritisch zullen opstellen. Vandaag maken sommige mediabedrijven handig gebruik van allerlei Europese subsidiekanalen. Voeg echter aan dit lijstje ook structurele mediasubsidies toe, dan zal dit zeker op de berichtgeving een grote invloed hebben.
Migratie
Gezien een grote Europese staat makkelijker te besturen en te beïnvloeden valt dan 28 verschillende lidstaten, en niettegenstaande het motto van de Europese Unie ‘Verenigd in verscheidenheid’, proberen de wereldburgers de nationale identiteiten, als laatste verzetshaard tegen het EU-nationalisme zo snel en zo veel mogelijk te verzwakken. Het vrij verkeer van personen deed relatief weinig Europeanen van land verhuizen, omdat de Europese Unie met al haar verschillende culturen en talen in tegenstelling tot de Verenigde Staten geen lingua en cultura franca kent. Deze theoretische mobiliteit is dan ook voor de overgrote meerderheid van de burgers praktisch niet uitvoerbaar, en toont nog maar eens het verschil tussen positieve en negatieve vrijheid. Zij die er wel gebruik van maakten, deden dit meestal onder druk van de persoonlijke sociaaleconomische situatie en niet omwille van een oprechte interesse tot culturele interactie of uit Europees natiegevoel.
De massale immigratie van niet-Europeanen naar de EU die we de laatste jaren hebben gadegeslagen, was in de strijd tegen de nationale identiteiten een veel interessantere opportuniteit. De sociaaleconomische wereldburgers vonden een nuttige bondgenoot bij de ideologische wereldburger, de progressieve medemens, waarvoor alle mensen op aarde gelijk zijn en nationale grenzen onbestaande. Daarenboven kon men iedere kritiek op het opengrenzenbeleid gemakkelijk wegzetten als onverdraagzaamheid, populistisch of erger, als racistisch, waardoor men de politieke, sociale, economische en culturele uitsluiting van tegenstanders niet meer hoefde te verantwoorden. Deze migratiestroom maakte dan wel niet deel uit van een bewuste omvolkingspolitiek van de wereldburgers, toch pleitten enkele zogenaamde ‘staatsmannen’ voor de komst van miljoenen Afrikanen als garantie voor ons pensioenstelsel.
Terwijl het EU-federalisme als rationeel, liberaal, toekomstgericht en tolerant in de markt wordt gezet, worden de politieke tegenstanders of critici automatisch als irrationeel, nationalistisch, reactionair en intolerant gebrandmerkt. Dit bleek bijvoorbeeld duidelijk tijdens de discussie rond het Global Compact for Safe, Orderly and Regular Migration, in de volksmond beter gekend als het Marrakeshpact. Premier Charles Michel, zelf azend op een internationale promotie, aarzelde niet om iedereen die vreesde voor een nog verdere uitholling van de nationale soevereiniteit omtrent migratie weg te zetten als mensen die ‘aan de verkeerde kant van de geschiedenis’ stonden. Het pact is echter, om nog eens Fernand Keuleneer te citeren, ‘niet alleen een nieuwe en belangrijke stap in de omvorming van internationaal naar globaal recht’ maar ook ‘een internationaalrechtelijke basis voor zéér verregaande ingrepen in de nieuws- en opiniemedia’.
Ecologie
Dezelfde soevereiniteitsoverdracht of uitholling van de parlementaire macht wordt ook steeds meer onder de ecologische noemer georganiseerd, door middel van internationale klimaatakkoorden. In ruil voor een mooi fotomoment tekenen ministers dan verdragen waarvan ze de economische, financiële en legale reiwijdte niet begrijpen. Zo spande de vzw Klimaatzaak een proces aan tegen de Belgische overheid en regio’s omdat zij ‘hun klimaatbeloftes niet nakomen’.
Sommige klimaatactivisten pleiten zelfs voor een soort van technocratisch controle-orgaan, dat moet zorgen dat politici zich niet meer kunnen verstoppen achter de waan van de dag (lees: democratische stembusuitslag). De democratische vertegenwoordiging en het primaat van de poltiek wordt zo als het ware in een ecologisch keurslijf gestopt. Zoals Hugo Decker terecht opmerkt in zijn artikel ‘Klimaatfactuur vraagt redelijkheid en legitimiteit, geen beeldenstorm’ (Sceptr, 7/02/2019) beslist straks niet meer de burger of de politicus maar misschien een ‘onafhankelijke klimaatraad’ de beleidsprioriteiten.
In het zog van luidruchtige, onwetende en apocalyptische klimaatspijbelaars, wil vandaag het progressieve middenveld een Klimaatwet door het parlement jagen die volgens kamerlid en grondwetspecialist Hendrik Vuye niet alleen zorgt voor een herfederalisering van bevoegdheden, maar ook ervoor zal zorgen dat rechters zullen gaan bepalen hoe het klimaatbeleid wordt gevoerd. Daarnaast zouden er maar eventjes zeven (!) nieuwe instellingen opgericht worden om democratische verkiezingsuitslagen te betuigelen.
Besluit
Het globalisme beslaat een hele reeks groepen en bewegingen, die onderling dan wel verschillen qua culturele, sociaaleconomische en ideologische achtergrond, maar wel allemaal hetzelfde doel nastreven: het einde van de natiestaat en het betuigelen van de volkssoevereiniteit. Voor de progressieve wereldburger is de wereld van iedereen en iedereen van de wereld; voor de ecologist is het klimaat een probleem van de wereld en moet ook de oplossing daar gezocht worden; voor de EU-nationalist is het Verenigde Staten van Europa een morele keuze tegen de gruwelen van de Tweede wereldoorlog; voor de multinational betekent massamigratie onder andere goedkope werkkrachten in tijden van lage geboortecijfers. Maar wie er het meest bij winnen is de sociaaleconomische elite, waarvoor het einde van de nationale staten en de steeds maar hogere vrije uitwisseling van goederen en diensten een garantie vormt voor een zo hoog mogelijke persoonlijke welvaart.
De migratiecrisis van 2015 en later, heeft de soevereiniteits- en identiteitskwestie weer duidelijk op het politieke voorplan gezet. Maar ook de problematische integratie van vooral Noord-Afrikaanse en islamitische bevolkingsgroepen, met het home grown terrorism als triest hoogtepunt, veroorzaakte electorale aardverschuivingen. De stijgende belastingsdruk en de steeds maar hogere financiële kost van de ecologische transitie, werden voor het grootste stuk betaald door de middenklasse en leidden zelfs tot de zware protesten van de gele hesjes in Frankrijk. Ook de krediet- en bankencrisis, en de lage rentevoet werd door de gewone burgers cash betaald. Velen voelen zich ontheemd in hun eigen land en politiek machteloos en verraden, in de steek gelaten door de eigen sociaaleconomische en culturele elite. Het wordt dan ook tijd voor een renaissance of Risorgimento van de naties en van de soevereine democratische besluitvorming, waarbij het belang van de burgers primeert op dat van de transnationale elite, en waarbij gezocht wordt naar een culturele verbondenheid of Leitkultur waar zoveel mogelijk inwoners zich in kunnen herkennen.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Philip Roose (1979) studeerde geschiedenis in Leuven en Granada en marketing en management in Parma. Hij woont in Catania (Sicilië) en exporteert Italiaanse wijnen. Samen met Joost Houtman schreef hij het boek 'Bella Figura: Waarom de Italianen zo Italiaans zijn?' (Uitgeverij Vrijdag; verschijnt 31 mei 2018).
Woorden scheppen de realiteit, of toch de perceptie ervan. Philip Roose over de instrumentalisering van taal.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.