Onderwijs moet hard kunnen zijn
De kritiek van Peter van Hove op Joachim Pohlman snijdt geen hout
Een Nederlandse lagere school, een meisje geeft een spreekbeurt.
foto © Reporters
Hoe lief en inclusief we studenten ook behandelen: met het diploma op zak, blijkt de maatschappij buiten de school keihard en competitief.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementPeter van Hove opende het jaar met een aanval op Joachim Pohlman. Dit was wegens Pohlmans kritiek op het onderwijs, die bij Van Hove niet in goede aarde viel. ‘Plus est en vous’ schreef Pohlman, in een stuk waarin hij zich positioneert als ‘revolutionaire middenklasser’. Hij wijst erop dat boeren en arbeiderskinderen in het onderwijs een toegangspoort vonden tot een degelijk bestaan als middenklassers – nu ziet hij ontwikkelingen die deze sociale mobiliteit in het onderwijs tenietdoen. Van Hove kan echter niet tot zijn punt komen zonder Pohlman eerst te kenschetsen als xenofobe spindoctor.
Excellentie voor iedereen
Die opening zegt al veel over wat het inhoudelijke deel te bieden heeft. De repliek lijkt vooral te zijn geschreven om op een goed blaadje te komen bij de linkse achterban in het onderwijs. Vandaar dooddoeners zoals: ‘Het is noodzakelijk dat iedereen excelleert! We hebben alle jongeren nodig!’
Uiteraard kunnen mensen uitblinken in verschillende vakken. Het idee dat iedereen kan uitblinken in dezelfde vakken, is echter even absurd als het idee dat alle auto’s bij de Formule 1 op exact hetzelfde moment over de finish gaan. De essentie van uitblinken is dat de prestaties van winnaars uitzonderlijk zijn. De sociale aandacht voor prestaties die ieder menselijk verband kan opbrengen is per definitie uitputbaar en zodoende wordt er om aandacht gewedijverd als schaars goed. Het kenmerk van uitblinken is dat het podium maar een beperkte ruimte kent.
Daarom is het een slecht plan om bijvoorbeeld cijfers niet meer hardop voor te lezen, of om prestaties überhaupt niet meer te becijferen omdat dit te ‘normerend’ of te ‘oordelend’ zou zijn. Volgens linkse pedagogen zou de tere kinderziel dat niet aankunnen. Het toont zelfs contouren van een cynisch verdienmodel. Leerlingen conditioneren met een knuffel-discours om hen later bij het solliciteren weer weerbaarheidscoaching en assertiviteitstrainingen te kunnen verkopen. Je moet toch wat als economie, nu onze koelkasten en laptops in China worden gemaakt.
Van binnendienst- naar buitendienstcultuur
Het verklaart in ieder geval de focusverschuiving binnen het Nederlandse onderwijs, van harde feitenkennis en rationeel analytisch vermogen, naar inlevingsvermogen en empathie. Nog harder gesteld gaan we van een masculiene naar een feminiene economie, wat mede verklaart waarom jongens het op school bij vergelijking slechter doen. De technische kennis om een product voort te brengen, legt het af tegen de branding van het product en het contact met klanten en grootschalige afnemers. Een steeds groter deel van budgetten gaat op aan PR. De bedaarde jongen die in alle rust een machine wil bouwen, legt het af tegen de hipgeknipte marketeer. De technische expertise zit bij de binnendienst – de knappe, goedlachse verkoopster is de buitendienst. De buitendienst is het uithangbord van het bedrijf en gaat zodoende de binnendienst overschaduwen.
Technische beroepen scoren wellicht laag qua seks-appeal in een gefeminiseerde economie, maar vormen wel de bron en oorsprong van onze welvaart. Gaat dit zo door, dan is West-Europa straks niet meer dan een toeristentrekpleister die qua technisch onderhoud en innovatie afhankelijk is van Oost-Europa en zelfs China. Laat de onderwijswereld dat maar eens tot aandachtspunt nemen en benoemen.
Expliciete versus impliciete hiërarchieën
Veel jongens gedijen bij expliciete hiërarchieën – wie de bal het verst werpt is het beste. Wie de meeste sommen correct oplost binnen de gegeven tijd. Duidelijk gedefinieerde standaarden die zichtbaar zijn voor allen. Maar volgens Van Hove is het niet ‘nice’ om zulke expliciete hiërarchieën af te bakenen, wat leidt tot impliciete hiërarchieën, dit wil zeggen het aanvoelen van elkaars positie in de groep op basis van populariteit en status.
Impliciete hiërarchieën passen perfect bij een buitendienstcultuur, een economie met hoge PR-budgetten waar sociale vaardigheden belangrijker zijn voor economisch succes dan zeg, het doen van een uitvinding. Want zelfs als je een uitvinding doet, dan moet je alsnog bij advocaten, financiers, juristen en bedrijfsbureaucraten lobbyen om die uitvinding ook te kunnen omzetten in een verhandelbaar product. In onze overgesocialiseerde maatschappij had Henry Ford het niet gered.
Onderscheid mag er zijn
Zoals ik het begrijp, pleit Pohlman overigens niet voor elitescholen, maar bepleit hij dat we simpelweg aan een principe van gezond verstand moeten vasthouden. Het principe dat er onderscheid bestaat in de kwaliteit van leerprestaties en dat het geen taboe mag zijn om dit te benoemen.
De denkwijze die Van Hove aan de dag legt, herinnert daarentegen aan wat destijds op mijn lerarenopleiding werd genoemd ‘no man gets left behind’-denken. Deze term duidt aan dat het voor progressieven onbestaanbaar is dat een jongen op zijn vijftiende bij een bouwbedrijf op de steigers terechtkomt om zich te bekwamen in de arbeid van een vakman. Neen iedereen, dus ook Jos van het kamp en Ali uit de textielfabriek, moesten aardrijkskunde en Frans leren in de schoolbankjes. Vaak kon het de ouders van Jos en Ali weinig bekoren, met als gevolg dat menig middelbare beroepsopleiding (MBO) haar eisen naar beneden moest bijstellen. Leraren zagen hoe collega’s van school werden weggepest en op vele onderwijsinstellingen werd het de norm om amicaal mee te praten over de avonturen van studenten tijdens het weekend.
Aldus een mij welbekende docent op een doorsnee MBO-school in Nederland. Wij waarschuwen het Vlaamse onderwijs nadrukkelijk tegen dat pad. Of onderwijsinstellingen nu streng selecteren aan de poort of niet: ‘Onderwijzers blijven hoe dan ook zitten met enorme reservoirs aan ‘petjesallochtonen’ waarmee zij feitelijk weinig kunnen en die op school betaalde bezigheidstherapie krijgen.’ Zo zeg ik het in mijn gloednieuwe boek Kerkgangers en Zuilenbouwers blz. 48, (eboek versie: hier).
De angst voor ongelijkheid
Afsluitend nog over de vrees van Van Hove dat ‘ongelijkheid in het onderwijs wordt gebetonneerd’. Het is eerder omgekeerd: wegens de buitendienstcultuur draait alles om netwerkjes, om incrowd. Bij wijze van spreken zijn jouw beroepsmatige vooruitzichten al duidelijk tijdens de studie. Dat regel je via netwerken. Een afgestudeerde komt nog een keer met zijn diploma’s en verwacht dan meritocratisch behandeld te worden. Zo zit de wereld niet meer in elkaar.
Daarom is het ook zinloos om van universiteiten te horen hoeveel diploma’s er worden geproduceerd. Fantastisch – hoeveel van die studenten vinden ook werk op het bijbehorende niveau? In Nederland is het voor Jan Driesen uit Aalten bijvoorbeeld nutteloos om in de Randstad sociale wetenschappen te studeren. Al haalt hij een diploma dan beslaan de helft van de vakken ‘genderstudies’ en ‘postcolonialism’. Jan heeft nu een studieschuld en nog steeds niet de connecties om ook werk te vinden met een navenant salaris en niveau.
Conclusie
Hoe lief en inclusief we studenten ook behandelen: zodra men het diploma heeft, blijkt dat de maatschappij buiten de schooldeuren keihard en competitief is. Ook als we doen alsof het anders ligt:
Leidt de leerlingen dus niet op in een bubbel – behoudt het contact met de harde realiteit. Daar hebben zij meer aan, op de lange duur.
Personen |
---|
Sid Lukkassen (1987) studeerde geschiedenis en filosofie. Hij is onafhankelijk denker, vrijwillig bestuurslid van de Vlaamse Club Brussel en inspirator van De Nieuwe Zuil. Hij schreef onder andere 'Avondland en identiteit' en 'Levenslust en Doodsdrift'. Hij promoveerde op 'De Democratie en haar Media'.
‘Delirium’ brengt de roerige periode rond de moord op Theo van Gogh weer tot leven. Het boek is echt de moeite waard!
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.