JavaScript is required for this website to work.
post

Zachte leesmeesters maken simpele monden

ColumnRoosmarijn Beckers16/11/2021Leestijd 5 minuten

Samen met de lerarenopleidingen moeten we zorgen dat we sterke professionals afleveren die de infantilisering van ons onderwijs tegengaan.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Eind oktober bracht de Commissie Beter Onderwijs, beter bekend als de werkgroep ‘Brinckman’, haar lang verwachte rapport uit. In het rapport formuleerden zeven leraren en zeven academici, onder leiding van pedagogisch directeur Philip Brinckman, 58 adviezen om ons onderwijs te versterken. Enkele hoofdlijnen van het rapport zijn dat basiskennis bijbrengen opnieuw de kerntaak van de leraar moet worden en dat we de leerkracht moeten herwaarderen. ‘Laat de leerkracht leerkracht zijn.’

KLAS-principe

Een eerste lezing van het breedvoerig rapport stelde me dan ook vrij tevreden. Vele bevindingen eruit sluiten dan ook sterk aan bij ons KLAS-principe, waarop we met de Vlaams Belang-fractie onze onderwijsvisie hebben geënt en wat fungeert als toetssteen waar we ieder onderwijsvoorstel aan afmeten. KLAS staat als acroniem voor de kernwaarden Kwaliteitsvol, Leidinggevend, Adequaat en Sociaal.

Vooral het advies dat we voorzichtig en selectief met de techniek van het differentiëren moeten omgaan, sluit perfect aan bij onze visie. Onderwijs is in de eerste plaats een groepsgebeuren, waarbij in klasverband de leraar het leerproces stuurt en de leerlingen elkaar in dit proces ondersteunen. Daarom vind ik ook het advies om meer in te zetten op de centrale rol van de leerkracht zo belangrijk. Het leraarschap moet opnieuw gaan over meesterschap, in alle betekenissen van het woord. Competente leerkrachten weten vanuit de wetenschap en vanuit hun expertise wat de beste lesmethodes zijn en moeten zich niet laten leiden door hand- en invulboeken of door onbewezen nieuwe educatieve ideeën die van hogerhand gepropageerd zouden worden.

Taal als basis

Het meest was ik gecharmeerd door advies 4 ‘Verhogen van het taalkundig vermogen van de leerlingen’. Taal is immers de basis om verdere kennis en vaardigheden te verwerven, de goede beheersing van het Nederlands is daarom primordiaal om tot leren te komen. Taal is het fundament van geletterdheid, woord- en wereldkennis zijn bouwstenen voor begrip. Daarom moeten we binnen taallessen ook terug naar de kern van taal- en begripsverwerving en dat begint bij goed kunnen lezen, zowel technisch als begrijpend lezen.

Meer lezen

We moeten binnen de klaspraktijk terug meer tijd spenderen aan de handeling van het lezen. Philip Brinckman heeft het over de vermaatschappelijking van het onderwijs, waarbij het curriculum te zwaar wordt door vele maatschappelijke onderwerpen, van verkeerseducatie tot gezonde voeding, zeker in het lager onderwijs. Door die randzaken blijft er minder tijd over om te leren lezen en schrijven.

Zeker op kansarme kinderen heeft dat een grote impact, aangezien hun ouders thuis veel minder kunnen inzetten op het oefenen van leren lezen en schrijven. In voorgaande columns schreef ik al over de fysieke aanwezigheid van boeken in huis en de invloed van het thuis zien lezen op kinderen. Bij kansarme gezinnen zijn beide elementen veel minder aanwezig, dat maakt dus dat zij een minder voordelige startpositie kennen en de school hier een levensbelangrijke rol speelt. ‘Als je dat op school niet grondig aanleert, laat je die kinderen pas echt in de steek’, aldus Brinckman.

Maar de commissie wendt zich hierbij ook tot de lerarenopleidingen, zij zijn immers diegenen onze onderwijzers moeten scholen inzake de didactiek van het technisch en begrijpend lezen. Lerarenopleidingen moeten hun kwaliteit dan ook verbeteren en waarborgen; kennis van cognitieve basissystemen en optimale leertechnieken moeten hierbinnen een groter belang krijgen.

Niet uit het niks

Die laatste oproep van de commissie komt immers niet uit het niks. Recent concludeerde de Vlaams-Nederlandse Taalraad Begrijpend Lezen na een doorlichting van Vlaamse en Nederlandse opleidingen dat toekomstige leerkrachten onvoldoende leren hoe ze hun leerlingen moeten leren lezen. Effectief leesonderwijs komt er gewoonweg te weinig aan bod door gebrek aan tijd en de invulling van het curriculum dat eivol zou zitten door andere domeinen. Daarnaast zitten wetenschappelijke inzichten over doelgericht leesonderwijs te weinig in de curricula vervat.

Het valt volgens de Taalraad dan ook op dat de focus van het leesonderwijs te vaak op leesplezier ligt, en te weinig op effectieve leesdidactiek. Maar zelfs al zien leraren-in-opleiding aan hun hogeschool kwaliteitsvolle inzichten inzake leesonderwijs, dan krijgen ze vaak op hun stageschool veel te weinig kansen om leesdidactiek in te oefenen. Al te vaak worden ze in het keurslijf geduwd van de methode die de stageschool gebruikt. Dat toont aan dat kennis rond effectieve leesdidactiek op stagescholen nog onvoldoende is ingeburgerd, maar ook dat een nieuwe generatie leerkrachten daardoor onvoldoende voorbereid is om hun leerlingen te leren lezen, besluit de Taalraad.

Leraren en hun opleiding

Deze bemerkingen klonken ook door in een boeiende lezing op de recente eerste Vlaamse versie van ResearchED van Aryan van der Leij. Van der Leij is psycholoog en emeritus hoogleraar orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam en in die hoedanigheid ook expert in dyslexie en leesproblemen. Om beter leesonderwijs te realiseren kijkt hij vooral naar de scholen en hun besturen als voornaamste actor, maar een van de belangrijkste factoren is en blijft onze leraren en hun opleiding.

Hieromtrent komt Van der Leij tot twee conclusies die ook bij de Taalraad doorschemeren. Ten eerste bevestigt hij dat het aantal studiepunten en dus contacturen dat binnen de lerarenopleidingen basisonderwijs gespendeerd wordt aan lessen rond technisch en begrijpend lezen en stellen erg beperkt is. Alle aspecten van taal en lezen beslaan zowel in Vlaanderen als in Nederland maar zo’n 5% tot maximaal 10% van het curriculum voor onze toekomstige lagereschoolleraren.

Ten tweede stelt hij vast dat aspirant-leraren in deze lessen te weinig basiskennis opdoen over directe instructie bij lees- en schrijfonderwijs en te weinig wetenschappelijke evidentie zien over doeltreffende basismethoden, instructieprincipes, klassenmanagement, … Hij stelt dan ook terecht de vraag of er niet te veel wordt overgelaten aan het in de praktijk leren van professionals en het zelf kunnen ontwerpen en reflecteren in plaats van aan het (eerst) opdoen van basiskennis en vaardigheden? Fetisjen uit bepaalde lerarenopleidingen rond competentie- en ervaringsgericht leren zorgen ervoor dat studenten met een minimale kennis de stage ingaan waar de concrete beroepspraktijk je leermeester is, ook als die praktijk tekortschiet. Zodoende worden jarenlang slechte praktijken in stand gehouden en verder ‘gerecycled’ richting nieuwe generaties leraren.

Bakens van verzet

Al deze opgesomde bevindingen zijn niet verwonderlijk voor wie de voorbije jaren met respect naar meer ervaren leraren in het veld heeft geluisterd. Ik beschouw ze als bakens van verzet tegen de vele onderwijskundige nieuwlichters en betweters die leraren de les dachten te moeten spellen met ‘vernieuwend’, ‘hedendaags’ en ‘leerlinggecentreerd’ leren. En helaas huizen velen onder hen binnen ook binnen onze Vlaamse lerarenopleidingen.

Een lerarenopleiding die leraren-in-spe te weinig wetenschappelijk voorbereidt en zonder de juiste handvaten de stage instuurt, is zeker uit den boze. Maar anderzijds is een pedagogie die vooral gericht is op het welbevinden van de leerling als basisvoorwaarde om tot leren te komen (wat in de praktijk vaak verzandt tot pretpedagogie) mede schuldig aan de onderwijsproblemen waar Vlaanderen nu mee kampt. Men oogst nu eenmaal wat men zaait. En wie doornen zaait, zal distels lezen.

Handen uit de mouwen steken

Zoals ik in eerdere columns reeds aanwees, is de teloorgang van onze Vlaamse kwaliteitscultuur inzake taal- en leesvaardigheid het resultaat van verschillende oorzaken, dus het is niet mijn bedoeling om de lerarenopleidingen hier met alle zonden van Israël te overladen. Ik wil dus, net zoals de groep Brinckman, niet zwarte pieten gaan doorsluizen, maar vooral een uitnodiging zijn om de handen uit de mouwen te steken. Plus est en vous!

Maar dat veronderstelt ook dat het politieke niveau de lerarenopleidingen voldoende ondersteuning blijft bieden om deze taak waar te maken. Besparen op deze segmenten van ons onderwijs lijkt me dan ook contraproductief.

Besluit

Samen met de lerarenopleidingen moeten we ervoor zorgen dat we terug sterke professionals afleveren die de infantilisering van ons onderwijs tegengaan, en dit in de dubbele betekenis van het woord. Infantilisering, in de zin van de veronnozeling van het lesgebeuren en de rol van de leerkracht, moet gestopt worden door af te stappen van de te strikte welbevinden-focus. Niet alles hoeft leuk te zijn en vooral gericht op het plezier van de leerlingen. Een school is geen pretpark en een leraar is geen educatieve clown.

Maar ook de infanistilisering in de zin van ontmondiging van onze jeugd is een gevaar voor onze samenleving. Zijn leerlingen in deze tijden dan niet mondiger geworden? Ja, ze praten inderdaad wel veel en zijn niet op hun mondje gevallen, maar neen, dat betekent nog niet hetzelfde als mondigheid wat ook de aspecten bekwaamheid en volwassenheid in zich draagt. Kwalitatieve no-nonsense leer-/lees-meesters zullen dus ook en vooral de inhoudelijke vorming van onze jeugd bevorderen.

Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Zachte leesmeesters maken simpele monden.

Roosmarijn Beckers studeerde geschiedenis aan de KU Leuven en volgde er ook een lerarenopleiding geschiedenis, kunst en muziek. Ze is lid van het Vlaams Parlement voor Vlaams Belang en moeder van drie kinderen.

Commentaren en reacties