JavaScript is required for this website to work.
post

Onmacht en de terreur van positiviteit

Sid Lukkassen6/2/2017Leestijd 5 minuten

Positiviteitsterreur: van Bildungsliberalisme naar het tsjakka-optimisme.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In de column ‘Rutte is geen Wilders’ gaf Nausicaa Marbe kritiek op de Nederlandse premier. “Rutte maakt onderscheid tussen mensen waarop je een samenleving kunt bouwen en de pessimisten; klagers die alles van de overheid verwachten en roepen vanaf de zijlijn.” Marbe noemde dit ondemocratisch – de indruk zou ontstaan “dat Nederland er alléén is voor koppige optimisten: de rest is ongeschikt voor dit gave land.”

Deze kritiek raakt direct aan het thema van de “positiviteitsterreur”, een onderwerp dat ik behandel in mijn nieuwe boek, De Democratie en haar Media. Het verschijnt in maart of begin april en behandelt onder meer de analyse van Byung-Chul Han: volgens deze Koreaans-Duitse filosoof regeert de terreur van de positiviteit. De positiviteitsterreur drukt zekere zorgen in de taboesfeer: specifiek die zorgen die mensen vandaag doen nadenken over natievorming en nationale soevereiniteit.

Verinnerlijkte uitbuiting

In de visies van zowel Marbe als Han is er sprake van positiviteitsterreur in die zin dat steeds wordt opgedragen om positief te denken. Tegenslagen worden herduid tot ‘leermomenten’ en het verlies van rechten heet plots ‘omgaan met nieuwe uitdagingen’. Gebrek aan zekerheid heet ‘wendbaarheid’ of ‘flexibiliteit’. De boodschap lijkt te zijn dat u als mens pas geslaagd bent als niemand ooit ruzie met u zou kunnen krijgen. In ieder geval draait onze economie steeds minder om industrieproductie en steeds meer om coaching, feedback, zelfreflectie en managementlagen. Met als gevolg een vluchtig en plooibaar menstype dat ook onze politici weerspiegelen.

In de praktijk is het ideaalbeeld van de goedlachse, onkreukbare allemansvriend natuurlijk onhaalbaar. Waar het wordt uitgedragen, bijvoorbeeld bij politici, is het deels een stijlbeeld van de media. Wél worden mensen onrustig van de kloof tussen het dagelijkse leven en het vooropgestelde zelfbeeld. Ook is er geen ‘uitbuiter’ die nog verantwoordelijk gesteld kan worden, omdat de uitbuiting voortdurend eigenstandig wordt opgelegd. Politieke vraagstukken als “wanneer is een pauze verdiend?” en “hoeveel recht heeft iemand op een pauze?” worden volgens Han bedekt onder een blijmoedig tsjakka-optimisme, waarbij iedereen ondernemer is van zijn eigen leven. Han stelt dat machtsstructuren zich van extern naar intern verplaatsen: zo worden ze minder zichtbaar en moeilijker om politiek te controleren.

Mede hierdoor, echter, verliezen mensen ook hun geduld met de politiek. We zien dat kiezers klaar zijn met het type gelikte-jaren-negentig-politicus die altijd het geduld bewaarde, die boven gewone zorgen verheven stond en van wie iedere confrontatie meteen afgleed. De mensen willen nu hun woede, zorgen en frustraties in hun vertegenwoordigers weerspiegeld zien. Wat niet gek is, want in de Koude Oorlog was Europa veilig achter de atoomparaplu van de Verenigde Staten en kon de politiek aan socialites worden overgelaten, aan het type ‘broker in networks’. Vandaag is de vijand al door de poorten en staat de Westerse leefwijze weer op het spel. Dit vraagt zoals gezegd om een ander, meer principieel karaktertype en dus om een ander type politicus.

Wat betreft het liberale gedachtegoed: passen we de kritiek van Han hierop toe, dan zien we een kleurverschieting van een afgewogen Bildungsliberalisme naar het tsjakka-optimisme. Dan zijn mensen ofwel constructieve meedenkers, ofwel staan zij als nutteloze schreeuwers langs de zijlijn. Voor de tussenpositie – met beide benen op de grond de balans opmaken en gevaren benoemen – is plots geen plek meer. Hierdoor gaat het liberalisme trekken vertonen van opwekkingsbewegingen; mochten de opgewekte verwachtingen niet waargemaakt worden dan resteert alleen een hedonistische techno-utopie. Centrale vragen over de heersende waarden worden dan uitgedrukt in berekeningen en staaftabellen over allerlei nutsmaximalisaties. Zonder dat iemand daar nog een gevoel bij heeft – laat staan inspiratie uit zou kunnen putten.

Was Marbe’s kritiek überhaupt terecht? Van Rutte kan ook worden gesteld dat hij Nederland in 2012 met een regeringscoalitie bijeenhield, waar ook een totale versplintering had kunnen volgen. Wat ik wel zie, wat betreft de mensen met wie het nu goed gaat, dat zij degenen zijn die in de welvarende jaren 90 bleven doorsparen en zich het hoofd niet op hol lieten brengen – toen juist niet aan tsjakka-optimisme deden. Hierdoor kunnen ze de mindere arbeidsuren die ze vandaag krijgen opvangen en hun vrijetijdsbesteding met wat minder zorgen invullen. Aan de andere kant zie ik hoogopgeleide jongeren met studieschulden die wegens “gebrek aan ervaring” terechtkomen bij fastfoodzaken. Hier praten multinationals op hen in met hypnotiserende beloften over hoe goed ze het wel niet gaan krijgen. Ondertussen vinden zij, die vanuit een niet-links standpunt filosoferen over thema’s als cultuur, überhaupt geen werk in de publieke sector. Zo ziek is Nederland.

Verlangens naar charismatisch gezag

Deze zieke gesteldheid van Nederland is onder woorden gebracht in andere onderzoeken waarnaar ik in De Democratie en haar Media verwijs. Zo toonde Gijs van Oenen in Omstreden Democratie (2013) dat populisme mede verklaarbaar is vanuit de last die interactieve verantwoordelijkheid met zich meebrengt: de overheid verlangt steeds meer meedenken en meepraten van burgers. Die burgers zijn dan wel ‘mondiger’ doch voor mensen die zichzelf niet als invloedrijk ervaren – of zelfs als machteloos – is de interactieve medeverantwoordelijkheid belastend en tegenstrijdig.

Op dit punt sloeg Nausicaa Marbe de plank in haar column volledig mis. Ze stelde de terechte vraag hoe het nu kan dat de liberale democratie in West-Europa zoveel destructiedrift oproept – met name bij interne vijanden die ook voor een leven elders kunnen kiezen. Vervolgens legde ze niet het culturele klimaat onder de loep, maar begon ze over blanke Hollanders die Poetin zouden vereren. Dat zou de democratie ondermijnen, terwijl het nu juist links-liberalen zijn die democratie ongeloofwaardig maken. Bijvoorbeeld door de uitkomst van referenda lang te laten voortslepen en de vrijheid van meningsuiting van politici te beknotten.

Als er in dit klimaat al enige sympathie voor Poetin is, dan heeft dat niets te maken met zijn autoritaire gedoe, maar met het feit dat bij hem de politiek ten minste nog aan de knoppen zit. De macht wordt nog verpersoonlijkt, terwijl in West-Europa de macht geanonimiseerd wordt, met géén vergroting van vrijheid als gevolg. Dit is ook waarom Trump tekeergaat tegen multinationals en technocraten, waarom hij het opneemt voor nationalisme en soevereiniteit. Zoals Van Oenen al stelde betekent de status van participerende burger voor veel mensen geen mogelijkheid om hun problemen aan te pakken, maar juist een verzwaring van de last. Hieruit ontspringt de behoefte aan charismatisch gezag.

Het valt op dat veel mainstream politici geen moment de hand in eigen boezem steken waar het de populariteit van Poetin, Trump, Farage of Le Pen betreft. Onmiddellijk meten ze zichzelf de rol aan van een authentiek en integer moreel verzet, terwijl ze tegelijk de belangen van de toenemend gewantrouwde instituties, van de status quo, blijven doordrukken.

Apocalyptische chantage

Dit zien we terug aan de infantiele reacties van Europese toppolitici, die ook nog eens tegenstrijdig zijn. Eerst is het “We kunnen prima zonder de Britten, Oekraïne is slechts een handelsverdrag”: vervolgens dreigt men met apocalyptische scenario’s waarin heel Europa ten onder gaat. Een voorzichtige poging om een discussie over nationale trots te voeren, werd onlangs direct doodgeslagen met de Holocaust. Laat in vergelijking hiermee niemand zeggen dat ik de wereld somber zie.

Guy Verhofstadt vereenzelvigt het nationalisme met etnisch nationalisme, maar verzwijgt dat de politieke idee van de natiestaat ook houvast kan geven. Zeker als het alternatief bestaat uit een linkse identiteitspolitiek plus getto- en enclavevorming. Want dat brengt het liberale ideaal van een rechtstaat ook absoluut niet dichterbij. Zelf denk ik dat het filosoferen over erfgoed, cultureel canon, Leitkultur en bepalende waarden aan een politiek nationalisme vooraf zou moeten gaan. Dat is precies het kritiekpunt dat ik in Avondland en Identiteit richting de PVV heb gebracht. Anders omkleed je een uitgeholde massaconsumptiecultuur met een jasje van nationalistische folklore.

Waarschijnlijk ligt aan deze extreme reacties – van bagatelliseren naar doemdenken – de angst voor machteloosheid ten grondslag. Als je al je kaarten inzet op één uitkomst, de totale eenwording van Europa, en die uitkomst wordt het voorlopig niet, dan ben je gereduceerd tot een staat van totale machteloosheid. Ieder mens herkent die toestand, want dat is de woede van het afhankelijke kind. Terwijl iemand die meer opties openhoudt gedistingeerder met plotse wendingen kan omgaan.

Wat ik tot slot wél somber inzie is de vorming van jongeren. Ik was jurylid bij ‘Onderweg naar het Lagerhuis’, waar scholieren debatteerden over de VN. Toen het over Trump ging, werd helder dat enkel de mainstream media werden gevolgd, zonder enige poging om deze keuze van de Amerikaanse kiezers te verklaren. Dit onvermogen tot nuchtere analyse onderstreepte wederom hoe triest het met media en onderwijs zijn gesteld. Gek is dit niet, want anders loopt het hele deug- en napraat model gevaar. Want dat netwerk draait op snappy soundbites en is gebaseerd op een langdurig huwelijk tussen cultuurmarxisme en consumptiewaanzin.

 

Foto: (c) Reporters

Sid Lukkassen (1987) studeerde geschiedenis en filosofie. Hij is onafhankelijk denker, vrijwillig bestuurslid van de Vlaamse Club Brussel en inspirator van De Nieuwe Zuil. Hij schreef onder andere 'Avondland en identiteit' en 'Levenslust en Doodsdrift'. Hij promoveerde op 'De Democratie en haar Media'.

Commentaren en reacties