Verzet en collaboratie in magistraal stripverhaal
Mario Boon over zijn magnum opus 'Onze oorlog'
Mario Boon tekent nog met potlood, maar componeert zijn strip op de computer.
foto © Mario Boon
Met ‘Onze oorlog’ verscheen een prachtig historisch stripverhaal over verzetslui en hun gruwelijke lotgevallen in het Fort van Breendonk.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘Onze oorlog’ is een boeiend en bloedmooi historisch stripverhaal over een verzetsgroepje uit Sint-Truiden en hun wedervaren in het Kamp van Breendonk. De strip bevat een dossier en in het Nationaal Gedenkteken van het Fort Breendonk loopt een tentoonstelling rond de strip die later op reis gaat door Vlaanderen. Duitse en Engelse vertalingen van de strip zijn reeds in productie. Doorbraak sprak met de auteur Mario Boon.
Verzet en collaboratie
Een stripverhaal over verzet en collaboratie is normaal een fictief gegeven dat volledig berust op populaire mythes die zeer gekleurd zijn door de fascinatie van Hollywood met de Holocaust en de gebruikelijke karikaturen die dit sedert de jaren 1980 oplevert. Zeer zelden verschijnt een historisch correcter verhaal dat bovendien ook een goed samenhangend stripverhaal en een tentoonstelling oplevert.
Alvorens het interview aan te vatten is het dus belangrijk om even kort de strip te bespreken. Alleen al omwille van de prachtige tekenstijl valt hierover ontzettend veel te schrijven. De tekeningen zijn van een internationale kwaliteit en overstijgen het haastige gekrabbel om den brode van de gemiddelde Vlaamse strip.
Virtuoos
De stijl lijkt een zeer persoonlijke synthese van de betere Franse strips met subtiele Amerikaanse en Japanse invloeden. Op de tentoonstelling zijn de potloodschetsen, de karakterstudies en potloodplaten te bewonderen naast historische objecten van betrokkenen of van Fort Breendonk.
Boon is gewoon virtuoos in zijn schets- en tekenwerk met de hand. Die scant hij dan in om de definitieve plaat vorm te geven en te inkten. Nadien kleurt Marloes Dekkers de platen in. Die inkleuring verdient trouwens ook veel waardering. De uitgave met harde kaft van Standaard Uitgeverij is uitmuntend.
De semi-realistische stijl van Mario Boon is zeer herkenbaar.
Semi-realistisch
De tekenstijl is dus semi-realistisch. De motoriek van de personages is zeer knap en natuurlijk. Qua scenografie blinkt Boon dus uit zowel in de strip als in de tentoonstelling. Het tekenwerk is verbluffend. De kwaliteit laat zich bijzonder opvallend gadeslaan in de handen van alle figuren. Knoesten van vuisten, klauwen van poten… maar allemaal perfect getekend en natuurlijk ondanks de overdrijving.
Een goed tekenaar of schilder herken je aan de handen beweert deze inktkoelie al eens. In dit geval is Boon daar een prachtvoorbeeld van. Die overdrijving, dat spel met proporties van hoofden, handen en voeten maakt dat dit verhaal iets tijdloos heeft. Een vleugje atoomstijl van Robbedoes uit de jaren 1940 hangt als een sfeer over het album maar nergens verwordt die stijl tot retro of epigonisme.
De documentatie van rekwisieten, gebouwen, auto’s enzovoort is zorgvuldig en de uitvoering vergelijkbaar met wat de kijker ondertussen gewend is bij de betere Britse tv-series of films die zich in andere tijden afspelen. De tekenstijl is modern, persoonlijk en perfect afgestemd op het scenario. Het oog voor detail is een plezier op zich bij het lezen. Die symbiose tussen tekenstijl, verhaal, opmaak en thematiek is van een uitzonderlijk niveau.
Zonder zeemzoete onzin
Het verhaal volgt twee protagonisten: de voetballer/verzetsjongen Piet Swijsen en de kermisbokser/zwarte Karel Verstoffelt. Qua scenario is dit knap aangepakt. Beiden zijn op echte mensen gebaseerd. Al is Piet wel een romantisering of een amalgaam van verschillende verzetsmensen.
De terechtgestelde oorlogsmisdadiger Verstoffelt is een beruchte Vlaamse SS’er die in de strip toch een menselijk kantje krijgt. Die aanpak van Boon levert een scenario op dat ver blijft van de gebruikelijke zwart-wit stereotypering van zwarten en nazi’s. Dit is kortom een strip zonder zeemzoete onzin waar ook volwassenen plezier aan zullen beleven. Voor de stripliefhebber zitten er knipogen in zoals Lambik aan de toog en een boksaffiche met Ben Seys of een duel tussen Cambré en Van Bael (striptekenaars).
Eigen stem
Met ‘Onze oorlog’ heeft de Vlaamse striptekenaar Mario Boon zijn eigen stem gevonden zowel qua tekenstijl als qua verhaal. Zo verwoordde striptekenaar Hec Leemans het toen hij tijdens dit interview even gedag kwam zeggen.
Boon begon al als zestienjarige met scenario’s voor strips voor de krant of voor Rooie Oortjes, daarna ging hij naar Sint-Lucas waar ie les kreeg bij Ferry Van Vosselen (bekend van de reeks Ian Kalédine of recenter van een album van Alex). Die opleiding tot vormgever en illustrator leidde tot een job in de reclamesector. ‘Pas in het derde jaar kon je kiezen voor striptekenen’ aldus Boon.
Zijn eerste strip verscheen in 1999 naar aanleiding van het Gezellejaar. Het jonge talent kreeg ook kansen om reeksen te doen zoals Jommeke of Suske en Wiske, maar Boon ziet naar eigen zeggen te graag zijn eigen naam op de rug van de kaft. Onlangs nog tekende hij panelen voor het Belgische paviljoen op de wereldtentoonstelling in Dubai.
‘Onze Oorlog’
Waar komt zo’n beladen verhaal vandaan?
‘Onze oorlog was een verhaal dat al tien jaar in mijn ideeënkast stak. Eigenlijk had ik het opgevat in de periode van de controverse rond Willy Vandersteen die als Kaproen. Wat zou ik als jonge tekenaar met een gezin gedaan hebben? Ik wou een verhaal over gewone mensen schrijven. Dat project bleef altijd onafgewerkt tot een paar jaar geleden Dirk De Graef mailde om een vervolgverhaal voor het stripblad Maxix te maken.
Ik ben toen getuigenissen beginnen lezen waaronder op de website van het Fort van Breendonk. Daarna heb ik ze gecontacteerd of ik een keer mocht langskomen om te kijken. Nadien heb ik ze gevraagd om eens te willen zien of er niet teveel stommiteiten in het scenario stonden’.
Tijdens de boekvoorstelling sprak je ook van de lokale band met Sint-Truiden en het vliegveld van Brustem?
‘Ik wilde het verhaal van een verzetsman uit mijn eigen streek. Dat uit Sint-Truiden 63 verzetslui in Breendonk belandden triggerde me. Ik kwam uit de lucht gevallen en het verhaal kwam dichter en dichter bij mijn eigen wereld. Ik vroeg het aan mijn ouders en die antwoordden zo van ‘ik ken die’.’
Herbart Beyers van het War Heritage Institute speelde een grote rol in het tot stand komen van de strip. Je loofde zijn hulp enorm. Beyers was toen site manager van Fort Breendonk. Hoe verliep dat?
‘De eerste confrontatie met Breendonk was fel. Je ziet cellen, marteltuigen… het komt extra hard aan als je over iets ergs gelezen hebt en het dan zelf ziet. Als auteur leer je wel om in de huid van je personages te kruipen.’
Het dossier en de tentoonstelling zijn meer dan gelegenheden om te signeren. Je gaat zelfs naar scholen met je verhaal las ik.
‘Ik vond het een goed idee om de strip pedagogisch te onderbouwen, het verhaal te duiden met zo’n dossier. Dat kan ook attractief en is geen saai gebaar.’
Zeker niet zonder bronnen…
Dan helpt uitvoerige documentatie?
‘Ik ben een maniak qua documentatie. Ik steek daar altijd teveel uren in om te kunnen factureren’, grapt Boon.
Een deel van die documentatie is te zien tijdens de tentoonstelling.
‘Het gaat eigenlijk over een jonge kapper uit Brustem die meedeed met actieve spionage. Hij telde vliegtuigen, kopieerde plattegronden enzovoort en gaf dat door aan de Britten. Ze richtten zelfs een voetbalploeg op om ongezien te spioneren. Dankzij de zoon van Gaston Mombaerts kon ik originele foto’s gebruiken. Dat is iets speciaals.’
‘Ik ben opgegroeid in Sint-Truiden in de Beekstraat en daar werd ons wijsgemaakt dat er een huis van het verzet was met verborgen luik onder het bed en kleine kamertjes.’
Van foto’s en getuigenissen naar geloofwaardige personages is nochtans niet eenvoudig?
‘Het schrijven verliep organisch. Dat hing af van de anekdote. Ik wilde geen biografie maken, ik wilde het breder trekken. Ik wou tonen dat het iedereen kon overkomen.’
Maar waarom die kampbeul?
‘Verstoffelt was een generische Oostfronter. Dan begin je te lezen dat ze in Breendonk geen Oostfronters tewerkstelden, maar afgekeurden of gedegradeerden omdat ze teveel uitgespookt hadden. Karel wordt ook geen karikatuur. Soms heb ik pure verzinsels moeten gebruiken om er geen monster van te maken. Zijn zoon hangt daarentegen nog steeds dezelfde ideologie aan.’
De kenners waarderen je, maar je bent nog geen grote naam in Vlaanderen hoe verklaar je dat?
‘Ik ben begonnen als kinderboekentekenaar en ik heb een tijdje voor Studio 100 gewerkt waar Jean-Pol art director was. Dat lag me niet. Jarenlang heb ik voor uitgeverij Van In in Het Blad van Vos en Haas voor beginnende lezertjes dingen getekend als Mon en Tuur. Ik was daar vreed content mee tot P-Magazine vroeg een stripverhaal te tekenen.
Doomsday resulteerde in 3 albums die nu als integrale verschenen bij Bonte. Ik heb in Amerika een comic getekend voor Image Comics en ik heb een tiental dagen bij Disney gewerkt. Je weg vinden is niet zo simpel. Ik ben wel gevraagd voor Jommeke en Suske en Wiske. Wie niet, overigens.’
Nu valt je zeer mature en persoonlijke stijl op, maar waar komt die vandaan?
‘Ik ben geen aanhanger van een realistische stijl. Mijn inspiratie vind ik vooral bij Mathieu Bonhomme of Mathieu Reynès. Ik denk dat ik dezelfde inspiratiebronnen heb als zij. Een meer internationale inspiratie. Door de Vlaamse strip word ik bijna nooit geïnspireerd, ik zie het meer als grafiek en maak een soort synthese. Ik heb ontdekt dat mensen mijn stijl herkennen en daar ben ik heel content van.’
Ook je werkmethode lijkt uniek. Niet alles meteen op de computer, maar schetsen en tekenen in potlood.
‘Ik schets eerst de pagina in het klein, haal al mijn elementen samen als een graficus en maak zo een compositie. Dat is een techniek die ik al ontdekt heb dankzij Doomsday. Het geeft een grotere vrijheid om te componeren’.
Welke composities mogen we nog verwachten?
‘Twee nieuwe strips dit jaar. Catanova in een beetje andere stijl en één strip in opdracht.’
Personen |
---|
Lode Goukens is master in de journalistiek. Zijn masterproef behandelde de journalistieke cartografie. Voordien was hij jaren beroepsjournalist en schrijver. Begonnen als officieel IBM multimedia developer in 1992 en één van de eerste professionele ontwikkelaars van DVD’s (dvd-authoring) schreef hij ook het eerste Belgische boek over het Internet in 1994. Hij behaalde ook al een master in de kunstwetenschappen en archeologie en een master filmstudies en visuele cultuur.
De klimaatmiljarden gaan blijkbaar niet altijd naar klimaatadaptie. Verdwijnen ze in de foute zakken?
Waterramp in Spanje gebeurde in gebied waar meer dan 50 dammen gesloopt zijn.