Op weg naar een selfiecratie
Het is niet omdat je een mooie selfie kan nemen, dat je ook een land kan besturen
Onze media hebben hun kritische zin verloren en rennen allemaal naar dezelfde lichtbak.
foto © Unsplash / Daria Nepriakhina
Het succes van de meeste partijen hangt in de huidige selfiecratie door de sociale mediatisering af van de populariteit van hun boegbeeld.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet politieke leiderschap onderging de laatste twee decennia een fundamentele transformatie. Traditioneel was een voorzitter, minister of lijsttrekker iemand die door bestuurservaring, vaardigheden en kennis, ideologische ruggengraat, wervende toekomstvisie en retorische overtuigingskracht door de partij naar voor werd geschoven en daarna door de burgers al dan niet werd beloond. In sommige landen, zoals België, maakten diverse electorale hervormingen van de parlementaire democratie de facto een particratie.
Politieke maagdelijkheid
Voor deze autoritaire wending van het parlementaire halfrond waren partijmandatarissen veel minder verplicht tot een conformistische houding ten opzichte van de partijstandpunten. Ook al heeft de natuurlijke neiging tot een verticale hiërarchie altijd bestaan. Partijen bestonden uit diverse stromingen en belangengroepen. Soms werden die verenigd in de zogenaamde zuilen. Die veroverden al naargelang de eigen electorale sterkte meer of minder invloed in de interne en externe structuren en beleidskeuzes. De meeste toppolitici begonnen hun carrière als jongelingen vanuit het middenveld. Ze groeiden naarmate ze ouder werden door tot in de hoogste partijcenakels.
Die bestuurlijke ervaring die men vroeger opdeed doorheen de verschillende institutionele niveaus, lijkt vandaag eerder een nadeel voor kandidaten. Tegenwoordig is de politieke maagdelijkheid van politici iets om mee uit te pakken. Het accentueert hun (fictieve) zuiverheid en belangeloosheid in hun engagement. Sommige nieuwlichters teren zelfs op hun successen in andere maatschappelijke sectoren, zoals de sport of muziek. Alsof voor het besturen van de democratische instituties geen specifieke kennis of ervaring nodig is. Blijkbaar gaan steeds meer burgers akkoord met deze stelling. Er werden de laatste jaren namelijk niet weinig ‘witte konijnen’ met succes verkozen.
Verjongingsoperaties
Deze ontwaarding van het politieke métier ligt echter grotendeels zelf aan de politieke leiders van de laatste twintig jaar. Sinds de partijtop ‘bekend gezichten’ belangrijker begon te vinden dan politieke vaardigheden. Traditionele partijen kozen onder druk van de (sociale) mediatisering en vermarkting steeds meer voor een ‘nieuwe wind’ of ‘verjongingsoperaties’. Ze dachten, en denken nog steeds, hiermee de antipolitiek te bestrijden. Ze versterkten hiermee echter juist dit populistisch narratief. ‘Nieuw’ of ‘jong’ zijn geen waarden die iets beter of slechter maken. Integendeel, met vernieuwing springt men beter omzichtig om in de politiek. En jongeren hebben noch de levenservaring, noch de kennis, noch de wijsheid om een land te besturen (waarbij de uitzondering de regel bevestigt).
Veel politieke leiders zijn vandaag meestal niet het resultaat van een lange kwalitatieve selectie in de partij. Het zijn meestal jonge leden van familiale dynastieën, vroegere medewerkers van oudgedienden met genoeg ‘bezwarende’ kennis, of ‘nieuwe gezichten’ met een hoge aaibaarheidsfactor. In sommige gevallen is hun politiek leiderschap slechts het resultaat van enkele weken of maanden (sociale) media-aandacht. Maar allen willen zij de politiek, de samenleving, of de partij radicaal ‘vernieuwen’ of ‘verjongen’. Geen enkele onder hen is daar echter de laatste twintig jaar in geslaagd. Slechts weinig bedrijven slagen erin een delicate rebranding succesvol af te ronden, en dit geldt evenzeer voor politieke partijen.
Selfie-politici
Het succes van de meeste partijen hangt vandaag door de (sociale) mediatisering meer dan ooit af van de populariteit van hun boegbeeld. En veel minder van hun partijprogramma, hun banden met middenveld of lokale verankering in gemeenten en steden. Partijen zijn dan ook steeds minder ideologische bewegingen, maar steeds meer verkiezingsmachines voor persoonlijke macht en carrièreplanning. De personencultus van de partijleiders moet elke dag gevoed worden langsheen de (sociale) media. Niet met genuanceerde ideeën of programma’s, maar wel met ontelbare selfies (met collega’s, sympathisanten of toevallige passanten) en eenvoudige, liefst polariserende en/of moraliserende slogans en memes.
De populariteit van de selfie-politici hangt af van hun aanwezigheid in de (sociale) media, en veel minder van een gedeeld gedachtegoed met hun kiezers. Daardoor is de angst voor onmiddellijke vergetelheid bij hen tevens groot. Ze vertonen een bijna existentiële afhankelijkheid van likes of shares. Het is dan ook niet onlogisch dat velen onder hen hun standpunten zonder veel nuances communiceren. Ze worden daardoor al snel eens verkeerd begrepen. Daardoor kan er ook de volgende dag(en) op sociale media over gefulmineerd worden.
Sommigen onder hen lijken nooit dieper te kunnen gaan dan een oppervlakkige mening of voorgekauwde debatfiche. Desalniettemin zijn er de laatste jaren toch politici in staat gebleken om op deze manier zeer populair te worden, soms zelfs meer dan de eigen partij. Echter, niet de ideologische verschillen worden in deze ‘selfiecratie’ onderwerp van strijd in de politieke arena, zoals het in een democratie hoort, maar wel de emotionele en morele voorkeur of afkeer ten opzichte van de een of andere politicus
Demagogische slogans
De politiek is een spiegel van het volk en voor het volk. De de-ideologisering van de politiek leidde tot een steeds kleinere identificatie van de kiezer met die ideologie, en omgekeerd. Intellectueel uitdagende en genuanceerde standpunten zijn uit de boze. In de plaats daarvan kwamen algemeen aanvaarde, voorgekauwde, soms retorische en meestal demagogische slogans, en vandaag memes, zoals ‘Weg met racisme’. Geen enkele verstandige burger zal en kan deze uitspraken contesteren, wel de conservatieve of progressieve beleidskeuzes die ervoor zorgen dat er steeds minder racisme bestaat.
Het politiek-ideologisch leiderschap werd de laatste twee decennia onder druk van de (sociale) media een emotioneel-ethisch leiderschap. Niet op basis van de concrete realiteit, maar wel op basis van een utopisch narratief vol pathos. Rede en emotie zijn altijd essentiële onderdelen van de politiek geweest. Vandaag echter lijkt de emotie het definitief te hebben overgenomen. De extreemlinkse en progressieve protesten van de voorbije maanden rond de dood van de Afro-Amerikaan George Floyd, die uitmondden in geweld en plunderingen, tonen echter aan dat een overmaat van emotie in de politieke arena nooit constructief kan zijn, en zelfs gevaarlijk.
Volatiliteit
De volatiliteit van de ‘emotionele’ burger bij verkiezingen is vandaag niet voor niets zeer groot. De kiezers vormen steeds minder een ideologische gemeenschap, maar steeds meer een emotionele gemeenschap. Vroeger identificeerden burgers zich met een bepaalde ideologie. Ze veranderden slechts na een lang en soms moeilijk transitieproces van kamp. Vandaag beslist een heel grote groep echter pas de dag van de verkiezingen voor welke partij ze zullen stemmen. De burger gedraagt zich in het kieshoekje als een klant in de supermarkt. Hij laat zijn aankopen bepalen door wat toevallig in promotie staat, een nieuwe verpakking of smaak heeft, of de eigen zinnen het meest prikkelt.
De klassieke politicus was niet bezig met de waan van de dag. Hij vertegenwoordigde de politieke synthese of het compromis tussen de verschillende segmenten van de samenleving. Daarbinnen opereerden een veelvoud van groepen, verenigingen, machtsstructuren, sociale bewegingen, instituties en lobby’s. De selfie-politicus moet zich alsmaar meer schikken naar wat die dag of die week trending is op sociale media of in de pers. Niettegenstaande ze denken een influencer te zijn, gedragen ze zich eigenlijk meer als follower. Wanneer men de eigen politieke prioriteiten laat bepalen door bijvoorbeeld de continue stroom van enquêtes bij de publieke opinie over de waan van de dag, leidt men de bevolking niet meer.
Men volgt de gewoon de volatiele gemoedscurve van het beoogde kiespubliek. Dit zorgt ervoor dat politieke leiders vandaag niet meer op lange termijn, met een constructieve en strategische visie, beleidskeuzes maken. In het beste geval worden beslissingen genomen in functie van de komende verkiezingen. De politici bevinden zich in een permanente verkiezingscampagne. Daarbij tellen uiteindelijk steeds minder de feitelijke realisaties, en steeds meer de beloftes en aankondigingen.
Kortetermijngeheugen
In de selfiecratie vertegenwoordigt de politicus ook niet meer een ideologische visie, maar hoogstens een politiek merk. Dat heeft als doel om bij een zo groot mogelijk en steeds wispelturiger publiek in de smaak te vallen. Geholpen door een steeds korter geheugen bij de kiezer, veranderen de selfie-politici indien nodig zelfs dagelijks van mening. Welke burger herinnert zich nog de woorden of beloften die partijvoorzitters een half jaar geleden uitspraken? Voor wie niet dagelijks de actualiteit opvolgt, zich grondig informeert, en tijd heeft om de woorden van politici uit het verleden op te zoeken, lijkt dit tevens een onmogelijke opdracht.
Het mag niet verwonderen dat om vandaag succesvol te zijn in de politieke arena, waar men met evenveel passie het tegenovergestelde verdedigt als de dag, week of maand ervoor, men beter enkele narcistische trekjes heeft. Het is belangrijker het publiek te behagen, dan ze te overtuigen. In de selfiecratie wordt de politicus een ijdele showman die verslaafd is aan het applaus van het publiek, en daar ook alles voor over heeft. Max Weber zei het honderd jaar geleden al. Ijdelheid is een doodzonde voor een politieke leider. Ze manifesteert zich wanneer het legitiem streven naar macht het object wordt van persoonlijke zelfverheffing.
Emotioneel leiderschap
De evolutie van het politieke naar het emotionele leiderschap, geconditioneerd door de voortdurende honger van (sociale) media naar clicks, door de dagelijkse of wekelijkse enquêtes bij de burgers, en de extreme politieke volatiliteit van de kiezers, zorgt voor wat Niccolò Machiavelli omschreef als het Cesare Borgia-syndroom: een snelle stijging gevolgd door een even snelle neergang. De carrière van de selfie-politicus duurt niet alleen gemiddeld veel korter, ook hun populariteit stijgt meestal al even snel dan ze daalt.
Door tegen elke prijs op te roepen tot verandering en vernieuwing, wordt traditie, overlevering en het verleden er steeds minder toe. Integendeel, waar mogelijk helpen sommigen het een handje om het volledig af te breken. Dit alles dreigt natuurlijk een nadelige invloed te hebben op de stabiliteit van het democratisch politieke systeem en het vermogen van regeringen om te besturen. Max Weber was terecht bang voor democratieën zonder (politieke) leiders met een historische visie, verantwoordelijkheidsgevoel, persoonlijk charisma, besluitvormingskracht en politieke autonomie.
De selfie-politici inspireren burgers niet zichzelf te overstijgen, maar bevestigen hen juist in hen zelfvoldaanheid of eindeloos geklaag. Terwijl vroeger politieke excellentie niet altijd eindigde in een excellent beleid, ziet men vandaag dat de middelmatigheid zelfs nauwelijks nog een regering op de been krijgt. Het is dan ook niet omdat men als politicus een mooie selfie kan nemen, dat men ook in staat is een land naar behoren te besturen. En juist vandaag is dat laatste broodnodig.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Philip Roose (1979) studeerde geschiedenis in Leuven en Granada en marketing en management in Parma. Hij woont in Catania (Sicilië) en exporteert Italiaanse wijnen. Samen met Joost Houtman schreef hij het boek 'Bella Figura: Waarom de Italianen zo Italiaans zijn?' (Uitgeverij Vrijdag; verschijnt 31 mei 2018).
Woorden scheppen de realiteit, of toch de perceptie ervan. Philip Roose over de instrumentalisering van taal.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.