JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Parlementaire onschendbaarheid Jean-Marie Dedecker opgeheven. Wat nu?

Hendrik Vuye15/5/2013Leestijd 6 minuten

De parlementaire onschendbaarheid van Jean-Marie Dedecker zal naar alle waarschijnlijkheid donderdag worden opgeheven door de Kamer. Justitie werpt hier nogmaals een beeld op van partijdigheid. Er is toch niemand die gelooft dat ‘Jan met de pet’ voor zo’n banaliteiten wordt vervolgd. Maar ‘Jean-Marie met de scherpe tong’, hij wel. Twee maten en twee gewichten? 

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Nu de Commissie voor vervolgingen, ingesteld door de Kamer, eenparig de opheffing van de onschendbaarheid heeft aanbevolen zijn de teerlingen geworpen. Behoudens spectaculaire ommekeer, heft de Kamer donderdag de onschendbaarheid op van Jean-Marie Dedecker. Toch roept deze zaak vraagtekens op, vele vraagtekens.

Het gerechtsgebouw van Veurne en de detective van Dedecker

Bij brief van 14 december 2012 vraagt de Procureur-generaal bij het Hof van beroep te Antwerpen – de intussen beroemde en beruchte Yves Liégeois – de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van Jean-Marie Dedecker (LDD). Het initiatief hiervoor komt van de al even beruchte Procureur Marc Rubens van Hasselt. Rubens is de man die ooit, nog voor er ook maar één onderzoeksdaad werd gesteld, de organisatoren van Pukkelpop wist vrij te pleiten van elke fout. Dat was geen snelrecht, zelfs geen sneller-recht, maar snelst-recht. Walter Pauli stelde toen in Knack enkele pertinente vragen, die zonder antwoord bleven.

De huidige zaak gaat terug tot het incident rond de privé-detective die Dedecker in 2008 inschakelde, zogenaamd om de handel en wandel van de familie De Gucht na te trekken. Meer in het bijzonder ging het om de verkoop – een sale and lease back operatie – van het gerechtsgebouw te Veurne en de eventuele betrokkenheid van Karel De Gucht (Open VLD).

Toen dit eertijds bekend werd, reageerde Jean-Jacques De Gucht (Open VLD) als volgt: ‘Wel ja, gestapopraktijken. Euh wel, als je kijkt naar wat in bepaalde regimes gebeurt, dan kan je toch wel de link leggen tussen dit en wat in die andere regimes gebeurt’. Mocht de jongste telg van de politieke dynastie De Gucht daadwerkelijk weten wat ‘gestapopraktijken’ zijn, dan had hij waarschijnlijk deze ongepaste vergelijking achterwege gelaten. De toon was echter gezet. Dedecker moet hangen.

Het misdrijf: het niet opstellen van een voorafgaande schriftelijke overeenkomst (sic)

In tegenstelling tot wat velen denken, wordt Dedecker niet vervolgd voor een schending van de privacy van de clan De Gucht. Hij wordt vervolgd omwille van een vrij banaal feit, namelijk een inbreuk op de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective. Artikel 8 van deze wet verplicht de detective om met de opdrachtgever een voorafgaande schriftelijke overeenkomst te sluiten die onder meer een nauwkeurige omschrijving omvat van de opdracht waarmee de detective wordt belast en een aanwijzing omtrent de duur ervan. Wie dit voorschrift niet respecteert, riskeert een geldboete.

De detective die Dedecker heeft geraadpleegd, heeft geen schriftelijke overeenkomst opgesteld.

Dedecker werd in contact gebracht met de detective door toedoen van Guy Geens, eertijds voorzitter van LDD-Limburg. Er werd op 22 november 2008 een contract opgesteld tussen de firma Eco Products and Services (EPS) en de detective voor een patentonderzoek, dat verband houdt met lichtkoepels vervaardigd door de firma Ciralight. De website van Ciralight  bevestigt alvast dat EPS lichtkoepels van dit bedrijf verdeelt.

Daarnaast was er een mondelinge overeenkomst om ook een onderzoek te doen naar de vennootschapsstructuur van het gerechtsgebouw te Veurne. Dergelijke mondelinge overeenkomst is kennelijk in strijd met artikel 8 Detectivewet. In april 2009 werd de zaak breed uitgesmeerd in de media. Op 2 mei 2009 hebben de detective en Dedecker dan maar een schriftelijke overeenkomst opgesteld omtrent het onderzoek betreffende het gerechtsgebouw. Deze werd wel gedateerd op 22 november 2008.

De Procureur-generaal vordert nu de opheffing van de onschendbaarheid. Hij oordeelt: ‘Er zijn dan ook ernstige aanwijzingen dat de heer Jean-Marie Dedecker zich zou schuldig hebben gemaakt aan de vervalsing van voornoemde overeenkomst met het bedrieglijk opzet te verdoezelen dat mevrouw M.C. een inbreuk pleegde op artikel 8 van de Wet van 19 juli 1991, met name te hebben nagelaten een schriftelijke overeenkomst met nauwkeurige omschrijving van de opdracht op te stellen omtrent het onderzoek naar de vennootschapsstructuur van de eigenaars van het gerechtsgebouw te Veurne’.

De versie van Jean-Marie Dedecker

In zijn Memoires. Eén tegen allen evenals in het VTM-nieuws van vorige zondag, geeft Dedecker zijn visie. Hij ontkent alvast dat hij ooit vroeg een onderzoek te doen naar de clan De Gucht. Het was hem enkel te doen om de structuur achter het gerechtsgebouw van Veurne. Dedecker zelf had onderzoek gedaan tot in Ierland, maar was daar vastgelopen. De detective vond echter ‘niets van belang’.

In april 2009 breekt de mediastorm los. Volgens Dedecker volledig georkestreerd door Karel De Gucht, Guy Verhofstadt, gewezen Open VLD-kamerlid Hilde Vautmans en dit alles met de hulp van o.a. Guy Geens (gewezen LDD, volgens Dedecker overgestapt naar VLD).

Nog steeds volgens Dedecker is het Guy Geens die nadien het verslag van de detective heeft gestoffeerd. Geens nam contact met een inspecteur van de sociale inspectie en deze speelde hem vertrouwelijke informatie door. Hierover stelt Dedecker: ‘Geens had zelf die informatie laten opzoeken om te laten lijken alsof ik achter De Gucht aanzat’. In zijn memoires citeert Dedecker zelfs een verklaring van Geens uit het gerechtelijk onderzoek, waaruit blijkt dat Dedecker nooit opdracht heeft gegeven om inlichtingen over het gezin De Gucht te verzamelen. Het was hem enkel te doen om een onderzoek naar de firma’s rond de verkoop van het gerechtsgebouw.

De toegevoegde informatie was echter gesneden brood voor de media. Vooral de passage dat Jean-Jacques De Gucht in zijn leven nog maar drie dagen officieel heeft gewerkt, haalde de boekskes en de kwaliteitspers. Nochtans moest elke journalist weten dat Jean-Jacques De Gucht vrijwel vanuit de wieg naar het Vlaams Parlement werd gekatapulteerd. Op zich was dit nu echt geen nieuws. Dedecker zelf schrijft zijn slechte relatie met de VLD-top zelfs net aan dit fenomeen toe: ‘Ik had de pikorde verstoord in de zoontjes- en dochtertjesfabriek die in de cultuur van het politieke erfenisrecht hoogtij begon te vieren’.

Vragen en bedenkingen

Dedecker bepleit alvast zijn goede trouw. Hij stelt dat hij de bepaling van artikel 8 Detectivewet niet kende. Men kan inderdaad moeilijk anders dan vaststellen dat zelfs vele juristen niet van deze wetsbepaling op de hoogte zijn, alhoewel in België de fictie geldt dat eenieder geacht wordt de wet te kennen. Dagelijks moeten we elke pagina van het Staatsblad memoriseren en onthouden. Dat doet U toch ook?

Hij argumenteert verder dat hij het contract van 2 mei 2009 tekende na positief advies van zijn raadsman. Hij ziet het als een schriftelijke bevestiging van een mondelinge overeenkomst. Nu kan niemand, ook Dedecker niet, ontkennen dat artikel 8 Detectivewet een voorafgaande schriftelijke overeenkomst vereist en dat een geantidateerde overeenkomst opgesteld eens de opdracht afgerond, niet hetzelfde is.

In het voordeel van Dedecker pleit alvast dat hij nooit heeft verborgen dat de overeenkomst geantidateerd is. Dit wijst niet alleen op enige juridische naïviteit, maar ook op de goede trouw van het parlementslid.

Merkwaardig is alvast dat deze zaak zo lang duurt. De mediaheisa dateert van april 2009. Nu pas wordt de onschendbaarheid opgeheven. Vier jaar na de feiten. En dit voor zo’n eenvoudig en banaal onderzoek. Hier is van snelrecht alvast geen sprake.

En is er nu echt iemand die denkt dat Jan met de pet voor dit soort ‘misdrijven’ wordt vervolgd? Neen toch? Dit soort van zaken wordt in beginsel geseponeerd. Er zijn veel erger gevallen die afgesloten worden met een minnelijke schikking. Het voorstellen van een minnelijke schikking aan een parlementslid vereist overigens niet dat de onschendbaarheid wordt opgeheven. Niemand kan evenwel stellen dat het Antwerpse parket de afkoopwetgeving niet kent, want in diamantzaken vindt dergelijke wetgeving wel toepassing. Van twee maten en twee gewichten gesproken.

Heeft één van deze hoge magistraten zich de vraag gesteld wat Jan met de pet denkt wanneer hij hoort dat het parket niet bij machte is om diamantzaken tot een goed einde te brengen maar datzelfde parket wel de tijd vindt om zich met dergelijke futiliteiten bezig te houden? Zijn futiliteiten nu de echte prioriteiten van het Antwerpse Parket-generaal? Heeft de Procureur van Hasselt echt niets anders om handen?

De zaak Dedecker leert ongetwijfeld een aantal zaken over Jean-Marie Dedecker. Maar deze zaak leert nog meer over de gebrekkige werking van justitie. Het is meer dan tijd om te komen tot de oprichting van een Comité J. In een democratie moet iedereen die macht uitoefent, verantwoording afleggen. Het zou dan ook goed zijn om het college van Procureurs-generaal te onderwerpen aan een parlementaire controle, zoals dit nu het geval is voor de politie- en inlichtingendiensten. Het parket moet onafhankelijk blijven, maar dit sluit een democratische controle op het vervolgingsbeleid en de vervolgingscriteria niet uit. Onafhankelijkheid is immers geen synoniem van willekeur.

Wat kan de Kamer doen?

Het parket vraagt de opheffing van de onschendbaarheid voor een doorverwijzing naar de correctionele rechtbank. De beslissing hieromtrent wordt soeverein genomen door de Kamer en is niet onderworpen aan rechterlijke controle. De Kamer is echter geen rechtscollege en mag zich dus niet uitspreken over de schuld of de onschuld van Dedecker. Dit komt alleen toe aan de rechterlijke macht. Een opheffing van de onschendbaarheid impliceert dan ook geenszins dat de politicus ooit zal worden veroordeeld.

De Kamer mag, zoals wijlen Procureur-generaal Hayoit de Termicourt het schreef, enkel toetsen of het verzoek ‘oprecht en ernstig’ is. Een verzoek geïnspireerd door politieke motieven, is geen oprecht verzoek. Een verzoek dat stoelt op onvoldoende aanwijzingen is niet ernstig. Naast deze twee gevallen kan de Kamer ook nog het verzoek weigeren mocht dit van die aard zijn dat het de goede werking van de parlementaire instelling in het gedrang brengt.

Recente toepassingen leren dat de Kamer volgende criteria gebruikt: (a) leiden de meegedeelde feiten niet tot de conclusie dat de vordering steunt op elementen die uit de lucht zijn gegrepen, onrechtmatig, verjaard, willekeurig of onbeduidend? (b) zijn de feiten niet het onvoorziene gevolg van een politieke actie? (c) gaat het niet om een misdrijf met duidelijk politieke drijfveren? Wat dit laatste criterium betreft oordeelde de Kamer reeds meermaals dat politieke motieven niet absoluut zijn en niet eender welk misdrijf – ongeacht de ernst ervan – van vervolging vrijwaart.

Nu de Commissie voor vervolgingen eenparig de opheffing aanbeveelt, is het lot van Dedecker beschoren. Toch gaat het hier om een randgeval. Het is maar de vraag of de Kamer tot eenzelfde besluit zou komen mocht Dedecker niet Dedecker zijn.

Als afsluiter: Jean-Marie en Bert, gelijkenissen en verschillen

Maar Dedecker is nu eenmaal Dedecker. Zijn politieke rol is bijzonder, heel bijzonder. Jean-Marie Dedecker en Bert Anciaux (Sp.a) worden ongetwijfeld niet graag met elkaar vergeleken. De verschillen zijn inderdaad groot. De eerste hult zich graag in de rol van de politieke bullebak en hij is rechts voor de raap. De tweede is een flauw-linkse emo-politicus. Voor de eerste is een Wiedergutmachung bij N-VA blijkbaar een optie, de tweede weet alvast dat zo’n Wiedergutmachung geen optie is.

En toch zijn ook de gelijkenissen tussen beide heren heel groot. Het zijn menselijke politici, elk op zijn wijze. Ze verslijten politieke partijen aan een hels ritme. Beiden hebben ooit al eens een tijdje als ‘onafhankelijke’ gezeteld, bij gebrek aan politieke partij. Eén ding hebben ze alvast gemeen. De partij die ze binnentreden mag zich voorbereiden op een uitslaande brand.

Hendrik Vuye is doctor in de rechten, master in de criminologie en master in de filosofie. Hij is gewoon hoogleraar Staatsrecht en Mensenrechten aan Universiteit Namen

Commentaren en reacties