Centrumlinkse Partito Democratico op zoek naar nieuwe identiteit
Aan de vooravond van de Italiaanse verkiezingen (4)
Matteo Renzi, de leider van centrumlinks.
foto © Reporters
In zijn Italiaanse verkiezingenreeks analyseert Philip Roose verleden, heden en toekomst van centrumlinkse Partito Democratico.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe oprichting van de Partito Democratico op 14 oktober 2007 was het sluitstuk van een jarenlang proces, dat begon op 2003 toen de linkse politicus Michele Satta opriep in de kranten La Repubblica en Il Foglio tot de vorming van één enkele centrumlinkse partij. In 2004 nam Romani Prodi het idee over van Satta en sloot voor de Europese verkiezingen een eenheidslijst, Uniti nell’Ulivo, tussen de belangrijkste centrumlinkse partijen zoals de Democratici di Sinistra (DS), de christendemocratische La Margherita, de Socialisti Democratici Italiani en de Movimento Repubblicani Europei. Het resultaat was voor iedereen zeer bevredigend en men besloot dit experiment, met succes, te herhalen bij de regionale verkiezingen in 2005 en de nationale verkiezingen van 2006, deze keer onder de naam L’Unione.
Deze samenwerking tussen de Democratici di Sinistra en La Margherita, de twee belangrijkste partijen van het kartel, inspireerde beide partijen in 2007 om te fusioneren tot één enkele partij, de Partito Democratico. Twee jaar later zou ook ter rechterzijde van het politieke spectrum het centrumrechtse Forza Italia fuseren met de postfascistische Alleanza Nazionale tot de Popolo della Libertà. Deze politieke hergroeperingen waren het gevolg van ideologische evoluties binnen de respectievelijke partijen, maar kwamen er ook omwille van het kiessysteem. Dat beloonde de grootste lijst met een meerderheidsbonus om de politieke fragmentatie, eigen aan het Italiaanse politieke landschap tegen te gaan. Op 14 oktober 2007 kozen maar liefst 3,5 miljoen kiezers de toenmalige burgemeester van Rome Walter Veltroni tot de eerste voorzitter van de Partito Democratico (PD). De nieuwe partijkleuren waren dezelfde als die van de Italiaanse vlag, maar stonden tegelijkertijd ook symbool voor de drie politieke tradities die hun schouders hadden gezet onder het project: rood voor de sociaaldemocraten, groen voor de ecologisten en wit voor de christendemocraten.
Democratici di Sinistra
Niettegenstaande het enthousiasme van de eerste jaren, begon de partij zich daarna weer langsheen de oude ideologische breuklijnen, die tussen sociaaldemocraten en christendemocraten, op te delen. De eerste voorzitter PD, Walter Veltroni begon zijn politieke carrière, samen met Ochetto, Massimo D’Alema, Pier Luigi Bersani, Giorgio Napolitano, Piero Fassino en nog vele andere linkse protagonisten bij de Partito Communista Italiana (PCI), die in 1921 werd gesticht in het Toscaanse kuststadje Livorno door onder anderen Antonio Gramsci. Vanaf de jaren 60, onder het voorzitterschap van Palmiro Togliatti, groeide de PCI uit tot een te duchten politieke macht, die naast de Democrazia Cristiana (DC) tot in de vroege jaren 80 het Italiaanse politieke debat beheerste. Op het hoogtepunt van haar populariteit, in 1976, behaalde de partij maar liefst 34,37% van de stemmen, en was ze de grootste communistische politieke kracht in West-Europa. Italië werd om die reden gedurende de Koude Oorlog regelmatig het speelveld van de Amerikaanse en Russische geheime diensten, bekend als de anni di piombo (de loden jaren).
Enkele jaren na de dood van de populaire Italiaanse communist Enrico Berlinguer, in 1984, besloot een meerderheid binnen de PCI, waaronder ook Veltroni, het communisme in te ruilen voor de sociaaldemocratie. In januari 1991, twee jaar na de val van de Berlijnse Muur, veranderde de ooit zo machtige PCI haar naam in Partito Democratico di Sinistra (PDS), en werd ze lid van de Socialistische Internationale. Een deel van de PCI, waaronder Fausto Bertinotti, weigerde akkoord te gaan met deze Svolta della Bolognina (de ommezwaai van de Bolognina; de wijk in Bologna waar de ideologische herziening werd beslist), en bleef de communistische idealen trouw. Ze richtten datzelfde jaar de partij Refondazione Communista op die tot 2009 in het Italiaanse parlement vertegenwoordigd was. In 1998 schoof de sociaaldemocratische PDS onder leiding van oud-premier Massimo D’Alema ideologisch verder op naar het centrum. De hamer en sikkel verdwenen definitief van het partijsymbool en de naam veranderde in Democratici di Sinistra (DS).
La Margherita
In tegenstelling tot de Walter Veltroni, kwam Romano Prodi, net zoals bijvoorbeeld Enrico Letta, Matteo Renzi, Franco Marini, Rosy Bindi en Dario Franceschini uit de stal van de Democrazia Cristiana (DC). Deze christendemocratische partij domineerde de Italiaanse politiek vanaf haar stichting in 1943 met politici als Alcide De Gasperi, Amintore Fanfani, Giovanni Leone, Aldo Moro, Francesco Cossiga en Giulio Andreotti. Maar ook de DC ontsnapte niet aan de tsunami van corruptieschandelen in het begin van de jaren 90, met als dieptepunt de maffia-beschuldigingen aan het adres van Andreotti. Die had volgens de Italiaanse justitie vanaf de jaren 80 nauwe banden onderhouden met de Cosa Nostra-maffia via de Siciliaanse politicus Salvo Lima. Vanaf 1994 versplinterde de DC in diverse kleinere christendemocratische partijen, maar eerder in 1991 had huidig burgemeester van Palermo Leoluca Orlando, uit onvrede met de lakse houding van de DC tegenover de maffia, de centrumlinkse splinterpartij Movimento per la Democrazia – La Rete opgericht. De volgende groep die partij de rug toe keerde, was de linkse vakbondsvleugel, die zich eind 1993 verenigde in de beweging Cristiani Sociali en vijf jaar later fusioneerde met de Democratici di Sinistra (DS).
Op 18 januari 1994, 75 jaar na de oprichting van de Italiaanse christendemocratie door Don Sturzo, viel de DC uiteen in een centrumrechtse Centro Cristiano Democratico (CCD) onder leiding van Casini en Mastella en de heropgerichte Partito Popolare Italiano (PPI) onder leiding van Martinazzoli. Diezelfde dag richtte ook Silvio Berlusconi zijn Forza Italia op, en enkele weken later zou de CCD zich aansluiten bij het centrumrechtse verkiezingskartel Polo della Liberta. Bij de verkiezingen datzelfde jaar werden de PPI en de centrumlijst Patto per L’Italia electoraal van de kaart geveegd. Na deze electorale nederlaag leek er in Italië geen plaats meer te zijn voor een centrumpartij, en de centrumrechtse vleugel onder leiding van Rocco Buttiglioni scheurde zich daarom onder de naam Cristiani Democratici Uniti (CDU) af. Zij zochten daarna toenadering tot het kartel van Berlusconi, en fusioneerden in 2002 met de CCD tot de Unione Di Centro (UDC). De PPI zou datzelfde jaar ook opgaan in een nieuwe centrumlinkse partij Democrazia è Libertà – La Margherita (DL) onder leiding van oud-burgemeester van Roma Francesco Rutelli, afkomstig uit de linksliberale Partito Radicali (PR).
Beginjaren
Na de val van de regering-Prodi II in 2008 nam Veltroni ontslag als burgemeester van Rome en werd hij de lijsttrekker van de Partito Democratico. Door zijn weigering een grote centrumlinkse coalitie te sluiten, verloor Veltroni uiteindelijk de strijd tegen de centrumrechtse coalitie rond Berlusconi. Na het slechte resultaat bij de tussentijdse regionale verkiezingen begin 2009 bood Veltroni zijn ontslag aan. Hij werd opgevolgd door de christendemocraat Dario Franceschini. Die kon echter ook het tij niet keren, en bij de Europese verkiezingen overtuigde de PD nog slechts 26,1% van de Italiaanse kiezers. Nog geen twee jaar na de stichting van de PD, bleek de partij haar meerderheidsambitie volledig te kunnen opbergen. In oktober 2009 besliste men een nationaal congres en nieuwe voorzittersverkiezingen te organiseren om de neerwaartse spiraal te doorbreken. Ondanks de electorale tegenslagen, bleef de basis tot ieders verrassing enthousiast en brachten drie miljoen sympathisanten hun stem uit. Uiteindelijk won de sociaaldemocraat Pier Luigi Bersani, gesteund door zijn trouwe bondgenoot Massimo D’Alema, de strijd om het voorzitterschap met een overtuigende meerderheid. De keuze van de PD om zich in het Europees Parlement aan te sluiten bij de Partij van de Europese Sociaaldemocraten, veroorzaakte echter een kleine afscheuring van een groep kritische centrumkandidaten onder leiding van Francesco Rutelli, die later onder de naam Allianza per l’Italia zich bij het weinig succesvolle centrumkartel Nuovo Polo per L’Italia aansloten.
Coalities
Tijdens het voorzitterschap van Bersani verliet de PD de onafhankelijke lijn van Veltroni en trachtte men weer allianties te sluiten, eerst met de centrumpartij UDC in 2010 en daarna met de linkse Sinistra Ecologia e Liberta (SEL). Na de succesvolle gemeenteraadsverkiezingen in 2011 en de overwinning in het referendum tegen de herinvoering van nucleaire energie en de privatisering van de waterbedrijven, vond de partij even een tweede adem. Na het ‘gedwongen’ ontslag van Berlusconi op 12 november 2011 steunde Bersani de technische regering onder leiding van Mario Monti. De pensioen- en arbeidshervorming en de besparingen die de voormalige EU-commissaris doorvoerde, zorgden echter bij de linkse vleugel van de partij, beter bekend als de antimontiani, voor grote wrevel.
Voor de nationale verkiezingen van 2013 organiseerde de PD in november 2012 voor de eerste keer voorverkiezingen of primarie om de lijsttrekker van de centrumlinkse coalitie Italia bene comune te kiezen. Na de overwinning van partijvoorzitter Bersani, tegen onder andere Matteo Renzi en Nicchi Vendola (SEL), en door de verdeeldheid in het centrumrechtse kamp, leek de weg naar Palazzo Chigi slechts een formaliteit. Niettegenstaande de PD als grootste partij uit de bus kwam, bleef het resultaat teleurstellend. De PD bleek op vijf jaar tijd zo’n vier miljoen stemmen te zijn verloren, vooral aan Beppe Grillo’s M5S, en zelfs met de meerderheidspremie kwam ze amper aan 30% van de stemmen. Toen het een paar maanden later Bersani ook niet lukte om Romano Prodi tot nieuwe Italiaanse president te doen verkiezen door interne oppositie, besloot hij af te treden. In zijn plaats stelde het partijbestuur de overgangsfiguur en oud-vakbondsleider Guglielmo Epifani aan, die de nieuwe voorzittersverkiezingen in het najaar moest voorbereiden.
Renzi, Il rottamatore
Op 8 december 2013 werd de burgemeester van Firenze Matteo Renzi, afkomstig uit de christendemocratische PPI-stal, met tweederde meerderheid verkozen tot partijvoorzitter. Door zijn belofte om de oude politieke ideologieën bij het groot vuil te zetten en te vervangen door een moderne visie op de maatschappij, zoals Macron in Frankrijk, werd zijn bijnaam al vlug il rottamatore (rottame: vuilnis, iets dat kapot is). Zijn voluntarisme en gebrek aan diplomatie bracht hem de daaropvolgende jaren voortdurend in conflict met de oude linkse garde, zoals Bersani, Cuperlo en Massimo D’Alema. Matteo Renzi had echter niet de ambitie om alleen voorzitter te spelen, hij aasde ook op het premierschap. Op 24 februari werd Renzi uiteindelijk de 63e eerste minister van de Italiaanse republiek, in coalitie met de Nuovo Centro Destra (NCD) en Scelta Civica (liberale centrumpartij opgericht in 2013 door Mario Monti), nadat hij partijgenoot Enrico Letta tot ontslag had gedwongen.
Zijn triomf was compleet toen de PD bij de Europese verkiezingen van mei 2014 maar liefst 40,8% van de stemmen behaalde. Ook de regionale verkiezingen van 2015 waren goed, ondanks het onverwachte verlies in Ligurië. Toch zakte de populariteit van Renzi daarna met rasse schreden onder invloed van de vele interne partijproblemen en diverse sociaaleconomische factoren, zoals de Italiaanse bankencrisis, de ongecontroleerd massamigratie en het uitblijven van economische groei en modernisering van het overheidsapparaat. Nadat hij het referendum over de grondwetsherziening verloor in december 2016, trad hij zoals beloofd af als eerste minister. Hij werd opgevolgd als premier door de kleurloze partijgenoot Paolo Gentiloni. Na jarenlange interne strijd vertrok in februari 2017 een groot deel van de oude sociaaldemocratische garde, zoals Bersani, D’Alema, Errni, Epifani, Speranza en Fassina, en richtten ze Articolo 1 – Movimento Democratico e Progressista op. Op 4 maart trekken zij naar de stembus met het linkse kartel Liberi e Uguali onder leiding van Kamervoorzitter en oud-antimaffiarechter Pietro Grasso. Een maand na de uittocht werd Renzi met gemak voor een tweede keer tot partijvoorzitter verkozen. Hij smeedde voor de nationale verkiezingen een alliantie met enkele kleinere centrumpartijen, waaronder de lijst +Europa van Emma Bonino en Scelta Civica, en scoort in de peilingen ongeveer even hoog als de M5S. Indien de centrumrechtse coalitie tussen Berlusconi, Meloni en Salvini geen meerderheid haalt na komende zondag, kan het in Italië nog alle kanten uit. Zo zouden de Movimento Cinque Stelle (M5S) en de PD eventueel een regeringscoalitie kunnen vormen. Al wordt het dan wel uitkijken wie van de twee na de verkiezingsdag de grootste wordt, en de premier zal mogen leveren. Matteo Renzi zal zich na 4 maart sowieso moeten bezinnen over de toekomst ige ideologische identiteit van zijn partij, indien hij de PD terug naar de electorale hoogtes van 2014 wil brengen.
Philip Roose (1979) studeerde geschiedenis in Leuven en Granada en marketing en management in Parma. Hij woont in Catania (Sicilië) en exporteert Italiaanse wijnen. Samen met Joost Houtman schreef hij het boek 'Bella Figura: Waarom de Italianen zo Italiaans zijn?' (Uitgeverij Vrijdag; verschijnt 31 mei 2018).
Woorden scheppen de realiteit, of toch de perceptie ervan. Philip Roose over de instrumentalisering van taal.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.