Paul De Keersmaeker, meebouwer aan Vlaamse staatswording
Paul De Keersmaeker.
foto © wds
De overleden CVP-politicus was in de jaren ’70 actief betrokken bij het staatshervormingsproces.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn de Sint-Gaugericuskerk van Kobbegem (Asse) wordt vandaag afscheid genomen van baron Paul De Keersmaeker, die vorige week in zijn 94ste levensjaar overleed. De necrologie in enkele van onze kranten was beschamend kort. Doorbraak herinnert aan één aspect van De Keersmaekers politieke loopbaan: zijn betrokkenheid in de jaren ’70 bij de Belgische staatshervorming en Vlaamse staatswording. Hij stond niet op het eerste plan, maar Paul De Keersmaeker heeft meegebouwd aan de deelstaat Vlaanderen.
Met dank aan VDB
Paul De Keersmaeker is een politieke 68’er. In dat ‘revoltejaar’ is hij 39, advocaat en al negen jaar CVP-burgemeester van Kobbegem, een dorp van een goeie 500 inwoners waar de familie De Keersmaeker bier brouwt – en De Standaard wordt gedrukt.
Begin februari 1968 valt de regering-Vanden Boeynants over de ‘Leuvense kwestie’. Op 31 maart zijn er vervroegde verkiezingen. De Keersmaeker staat op de onverkiesbare zestiende plaats op de VDB-CVP-kartellijst in het kiesarrondissement Brussel, waar het arrondissement Halle-Vilvoorde nog deel van is. Wegens ‘Leuven Vlaams’ en de regeringscrisis heeft een meerderheid in het arrondissementele PSC-bestuur geweigerd om, zoals vanouds, een tweetalige lijst met de CVP in te dienen. De minderheidsgroep rond Van den Boeynants trekt daarom in kartel met de CVP naar de kiezer.
Het wordt een onvermoed succes. Landelijk verliezen de christendemocraten acht Kamerzetels, maar in Brussel verovert het kartel negen van de 33 zetels, één meer dan de CVP-PSC-lijst in 1965 (de PSC haalt maar één zetel). Op de golven van de populariteit van VDB surft De Keersmaeker de Kamer van Volksvertegenwoordigers binnen.
Grondwetsherziening
Als jong volksvertegenwoordiger beleeft en steunt De Keersmaeker de grondwetsherziening van 1970, die de unitaire Belgische staat omvormt tot een ‘staat van gemeenschappen en gewesten’.
De cultuurautonomie krijgt meteen gestalte in de oprichting van de Nederlandse en de Franse Cultuurraad, met wetgevende bevoegdheid in culturele zaken. De gewestvorming blijft in de startblokken steken wegens onoverbrugbare onenigheid tussen Vlamingen en Franstaligen over het statuut en de grenzen van het Brusselse gewest.
Martens
In maart 1972 wordt Wilfried Martens voorzitter van de intussen volledig autonome CVP. Hij bereidt meteen een partijcongres voor en richt daartoe twee werkgroepen op, één over de aanpassing van de statuten en één over de verdere staatshervorming. De Keersmaeker is door Martens, met wie hij bevriend is geraakt, aangezocht en aangesteld om die laatste te leiden.
De werkgroep slaat resoluut de federalistische richting in, tot consternatie en ongenoegen van staatsbehoudende lieden als Robert Houben, P.W. Segers en Leo Tindemans. De gewesten moeten dezelfde autonomie en wetgevende bevoegdheid als de (cultuur)gemeenschappen, en eigen belastinginkomsten krijgen. Bovendien moeten de gewestraden meteen maximaal kunnen samenwerken met de cultuurraden, zodat de (cultuur)gemeenschappen en de gewesten op termijn dezelfde instellingen (parlement en regering) hebben.
Het CVP-congres, dat van 6 tot 8 oktober 1972 bijeen is, keurt de resoluties van de werkgroep zo goed als eenparig goed. (De ‘fusie’ tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest is in 1980 gerealiseerd, bij de tweede staatshervorming. Sindsdien is er maar één Vlaams Parlement en één Vlaamse regering – een voorbeeld dat de Franstaligen niet hebben gevolgd.)
Gemeenschapsdialoog
Na de verkiezingen van 10 maart 1974 wordt meermaals en in diverse fora gepoogd beweging te krijgen in de vastgelopen gewestvorming: conclaaf van Steenokkerzeel en Lambermontakkoord (1974), Synthesenota (1975), nota-Claes-Moreau (1975), Principes voor een communautair akkoord (1976), gemeenschapsdialoog (1976-1977), Egmontpact-Stuyvenbergpact (1977-1978) – maar zonder resultaat: verder dan een ‘voorbereidende gewestvorming’ (wet van 1 augustus 1974) komt men in de jaren ’70 niet. Paul De Keersmaeker is bij die laatste twee pogingen actief betrokken.
Na de gemeenteraadsverkiezingen van 10 oktober 1976 begint, onder de regering-Tindemans II (CVP-PSC-PVV-PLP-RW) en voortbouwend op alle voorstellen die voordien, ook door de politieke partijen, gedaan zijn, een ‘gemeenschapsdialoog’. Op 18 november wordt afgesproken dat alle in de Kamer vertegenwoordigde partijen één, twee of vier afgevaardigden sturen, 34 in totaal. Voor de CVP zijn het voorzitter Martens, Ferdinand De Bondt, Lambert ‘Bertie’ Croux en Paul De Keersmaeker. Daarnaast nemen de twee ministers voor Institutionele Hervormingen, Robert Vandekerckhove (CVP) en François Perin (RW), deel. De Keersmaeker wordt, samen met de Waalse socialist Léon Hurez, tot voorzitter aangesteld.
De installatievergadering heeft plaats op 30 november. Een week voordien is het Rassemblement Wallon geïmplodeerd. Perin en anderen zijn het niet eens met de linkse koers die voorzitter Paul-Henry Gendebien wil varen, verlaten de partij en vormen met de Waalse liberale PLP een nieuwe partij, de PRLW.
Tindemans ontslaat RW-ministers
De Commissie van 36 vergadert elke dinsdag, aanvankelijk na de middag, vanaf 18 januari 1977 de hele dag. Elke partij krijgt de gelegenheid haar standpunten over de diverse aspecten van de staatshervorming in het algemeen en de gewestvorming in het bijzonder uiteen te zetten. Vanaf 8 februari wordt, op basis van een zespuntenschema van PSC-voorzitter Charles-Ferdinand Nothomb, naar akkoorden gezocht. Omdat die werkmethode geen zoden aan de dijk zet, begint op 22 februari de discussie over de exclusieve bevoegdheden van de centrale staat en de gewesten.
Geërgerd over de trage gang van zaken, eist RW-voorzitter Gendebien op 28 februari dat er tegen 5 maart, de dag waarop het congres van zijn partij bijeenkomt, een akkoord is over de definitieve gewestvorming. Om zijn ‘ultimatum’ kracht bij te zetten, onthouden de RW-Kamerleden zich op 3 maart bij de stemming over de begroting van Economische Zaken. Een malcontente Tindemans vraagt de RW-ministers de regering te verlaten. Omdat ze dat weigeren, worden ze daags nadien door koning Boudewijn ‘uit hun functie ontheven’.
Niet nutteloos
Daarmee is de ‘gemeenschapsdialoog’ bruusk en zonder akkoord afgebroken. Toch is ze niet nutteloos geweest en heeft ze mee het pad geëffend naar de verdere staatshervorming.
In een nota van 15 bladzijden maakt commissievoorzitter De Keersmaeker in april 1977 de balans van de gemeenschapsdialoog op. Daarin wijst hij erop:
– dat er onder de deelnemers eensgezindheid was over een hervorming van het tweekamerstelsel (het zou tot de vierde staatshervorming, 1992-1994, duren vooraleer daar werk van wordt gemaakt);
– dat men het eens was over het principe van de ‘persoonsgebonden aangelegenheden’ in Brussel, maar niet over de concrete invulling ervan. (Met het door Robert Vandekerckhove in 1974 bedachte onderscheid tussen ‘persoonsgebonden aangelegenheden’, als bevoegdheid van de gemeenschappen, en ‘grondgebonden aangelegenheden’, als bevoegdheid van de gewesten, kon het probleem van het statuut van het Brusselse gewest worden opgelost, maar niet dat van zijn grenzen. De Vlaamse en de Franse Gemeenschap zijn bij de tweede staatshervorming, 1980-1981, bevoegd geworden voor de persoonsgebonden aangelegenheden. De Brusselse grenskwestie is geregeld in 1988, het jaar waarin het Brusselse gewest is opgericht.);
– dat er ook eensgezindheid over was dat de financiering van de gewesten niet alleen met dotaties, maar ook met eigen fiscale middelen moet gebeuren, al waren er nog meningsverschillen over het respectieve aandeel ervan in de totale financiering. (Het Vlaamse en het Waalse Gewest kregen bij hun oprichting in 1980 in principe eigen fiscale middelen, maar pas na de derde staatshervorming, 1988-1989, was dat ook in de praktijk zo.)
Egmontpact
Omdat de regering-Tindemans na het ontslag van de RW-ministers geen meerderheid meer heeft, worden op 17 april 1977 vervroegde verkiezingen gehouden. In aanwezigheid van formateur Tindemans onderhandelen de christendemocratische en socialistische partijen, de Volksunie en het FDF vanaf 9 mei in het Egmontpaleis over de staatshervorming. Het zijn vooral de zes partijvoorzitters – de unitaire BSP heeft een Vlaamse en een Waalse covoorzitter – die de onderhandelingen voeren, maar ze hebben elk een ‘adjunct’ bij. Voor de CVP is dat Paul De Keersmaeker. In de ochtend van 24 mei ondertekenen de twaalf onderhandelaars het Egmontpact – een blauwdruk van een federaal België dat zijn naam (nog) niet mag noemen.
Stuyvenberg
De Keersmaeker is er ook bij wanneer de ‘Egmonters’ in het najaar op het Stuyvenbergkasteel opnieuw onderhandelen om de vele onduidelijkheden en vage bepalingen in het Egmontpact uit te klaren of aan te vullen. Het Stuyvenbergakkoord (22 februari 1978) is beduidend langer dan het Egmont en laat het omstreden ‘inschrijvingsrecht’ in zeven Vlaamse gemeenten en enkele wijken dan toch uitdoven.
Als onderhandelaar blijft De Keersmaeker het Egmont-Stuyvenbergpact verdedigen, ook al staat hij haast moederziel alleen in zijn Vlaams-Brabantse kiesgebied – waar ene Jean-Luc Dehaene het verzet tegen het inschrijvingsrecht leidt.
Op 11 juli 1978 wordt in de Kamer wetsontwerp-461 ingediend, met alle bepalingen van de voorlopige fase van de Egmont-staatshervorming (voor de definitieve fase is, na verkiezingen, een grondwetsherziening nodig).
Kritische adviezen van de Raad van State strooien zand in de raderen. De Waalse BSP-covoorzitter André Cools eist dat de meerderheid de adviezen negeert. Tindemans en veel andere CVP’ers willen geen teksten goedkeuren die strijdig zijn met de grondwet.
Kris
Op 4 augustus komt Tindemans op de middag met de ‘junta van partijvoorzitters’ bijeen om de kwestie te bespreken. Het komt er tot een hoog oplopende ruzie tussen de premier en Cools. Ontdaan en geschokt gaat het gezelschap uiteen, in het besef dat het Egmontpact gestorven is.
Martens gaat terug naar de Kamer, waar de bijzondere commissie die wetsontwerp-461 bespreekt en waarvan hij voorzitter is, voort vergadert. Omstreeks 17 uur roept Paul De Keersmaeker hem even apart. Hij brengt hem op de hoogte van een telefoontje uit Spanje, waar het gezin op vakantie is: Kris, de 13-jarige zoon van Wilfried, is bij een ongeval met een auto zwaar gewond. Martens gaat weer binnen. Onverstoord en onbewogen zit weer hij de commissievergadering voor.
‘Une crapule’
Later die avond zitten de premier, de vicepremiers en de zes partijvoorzitters weer samen om een uitweg voor de dreigende crisis te zoeken. Opnieuw wordt geroepen en gescholden. Cools noemt Tindemans ‘une crapule’.
Na enige tijd wordt het Martens te machtig. Hij barst in snikken uit en vertelt over het ongeval van zijn zoon Kris. ‘Wat doe u hier nog?’, vraagt Cools. ‘Neem de Mystère en vlieg naar Spanje’.
Enkele uren later vertrekt vanop Melsbroek het regeringsvliegtuig naar Marbella. Aan boord: Wilfried Martens en Paul De Keersmaeker.
***
Op 11 oktober 1978 wordt het dode Egmontpact, met het ontslag van de regering-Tindemans, begraven. In 1980 kan, niet zonder moeite, een tweede staatshervorming worden gerealiseerd. De Keersmaeker wordt in december 1981 staatssecretaris voor Europese Zaken en Landbouw in de regering-Martens V. Hij blijft dat ambt uitoefenen tot de regering-Martens IX, na de ‘Zwarte Zondag’-verkiezingen (24 november 1991), in maart 1992 aftreedt. Tot 1995 blijft hij Kamerlid en ruilt dan het politieke leven voor het bedrijfsleven.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Mark Deweerdt (1952) was journalist bij De Standaard en De Financieel-Ekonomische Tijd/De Tijd, en schreef als kabinetsmedewerker toespraken en teksten voor Yves Leterme, Kris Peeters, Herman Van Rompuy en Geert Bourgeois.
Vijf maanden na de verkiezingen is er nog geen uitzicht op een nieuwe regering. Welke factoren bevorderen of bemoeilijken de regeringsvorming?
Vandaag is het precies een kwarteeuw geleden dat Merkel in een historisch opiniestuk afrekende met Helmut Kohl en zo de macht binnen de CDU greep.