JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Pleidooi voor een Vlaams-nationale vermogenswinstbelasting

Bart Maddens23/3/2015Leestijd 3 minuten

Met een stukje van het vermogen van de N-VA, zou de Vlaamse Beweging makkelijk voor een draagvlak voor onafhankelijkheid kunnen zorgen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Je hoort wel eens zeggen dat de Vlaamse Beweging van de huidige communautaire windstilte moet profiteren om campagne te voeren voor Vlaamse onafhankelijkheid. Dat was bijvoorbeeld de boodschap van Peter De Roover op de nieuwjaarsreceptie van de VVB: de beweging moet de huidige N-VA-kiezers ervan overtuigen waarom Vlaanderen onafhankelijk moet worden. Anders gezegd: terwijl de N-VA druk bezig is met regeren moet de VVB een draagvlak creëren voor onafhankelijkheid.

Eerst even een paar cijfers op een rijtje. De N-VA krijgt jaarlijks 12,2 miljoen euro van de overheid. Daarbovenop betalen de verschillende parlementen het loon van de 155 parlementaire medewerkers van de partij. Op het partijsecretariaat werken nog eens 55 personeelsleden.  De partij telt 85 parlementsleden (die elk 7,5% van hun loon afstaan aan de partij), 104 provincieraadsleden, 1680 lokale mandatarissen (waarvan 55 burgemeesters) en ongeveer 41 000 leden. Er zijn negen ministers en staatssecretarissen met samen ruim 300 kabinetsleden. Eind 2013 bedroeg het vermogen van de partij 18,4 miljoen euro. Een simulatie op basis van het spaargedrag tijdens de voorbije jaren en een schatting van de inkomsten wijst uit dat de partij tegen 2019 over een vermogen van zo maar liefst 43 miljoen euro zou kunnen beschikken. Nog nooit heeft een organisatie binnen de Vlaamse Beweging zoveel macht en rijkdom kunnen accumuleren als de N-VA vandaag. 

De Vlaamse Volksbeweging daarentegen krijgt jaarlijks 310 451 euro van de overheid (dit is 2,5% van de N-VA-subsidie). Daarmee kan de organisatie zes medewerkers te werk stellen. De VVB telt ongeveer 5000 leden. Als de organisatie al over een vermogen beschikt zal het bedrag daarvan vermoedelijk eerder met vier dan met zes nullen moeten worden geschreven. Zowel qua financiële middelen als qua menskracht is de VVB een lilliputter in vergelijking met de N-VA-reus.

En nu zegt de reus tegen de lilliputter: ‘Creëer jij nu maar even een draagvlak voor onafhankelijkheid’. Alsof een multinational als Unilever aan het kruideniertje om de hoek zou vragen: ‘Zet jij nu maar even dat nieuwe product in de markt. En als het product faalt, dan is het jouw schuld’.  

Het is zelfs nog erger dan dat. Want de multinational steekt het kruideniertje ook nog eens stokken in de wielen. De politieke strategie van de N-VA maakt het inderdaad extra lastig voor de VVB om de onafhankelijkheidsgedachte in de markt te zetten. De communautaire problematiek wordt kunstmatig van de politieke agenda gehouden. Dankzij de N-VA lijkt het Belgische politieke systeem vrij normaal te functioneren. De regering speelt het spel van het sociaal overleg volop mee en drijft de tegenstellingen met de vakbonden niet op de spits. De Belgische consensusdemocratie lijkt in topvorm. Het federale beleid is niet rechts genoeg om de PS aan de institutionele noodrem te doen trekken en het systeem tilt te doen slaan. De politieke tegenstellingen binnen de regering zijn alles behalve communautair. Probeer dan maar eens een draagvlak te vinden voor onafhankelijkheid.

Er is vandaag maar één organisatie in de Vlaamse Beweging die over voldoende macht en middelen beschikt om, desnoods tegen de politieke conjunctuur in, een onafhankelijkheidsdynamiek op zijn Schots of Catalaans in gang te zetten. Dat is natuurlijk de N-VA zelf. Het is niet omdat de N-VA heeft beloofd om geen communautaire eisen te stellen binnen de regering dat de partij de onafhankelijkheidsgedachte niet zou kunnen promoten daarbuiten. Als de N-VA niet meer geïnteresseerd is in onafhankelijkheid, dat ze dat dan zegt, in de plaats van de zaak af te schuiven op de VVB. Als de N-VA wél nog geïnteresseerd in onafhankelijkheid, dat ze dan zelf de hand aan de ploeg slaat.

De N-VA verschuilt achter allerlei ingewikkelde strategische overwegingen om dat niet te doen. Het zij zo. Maar zouden de N-VA-politici echt geloven dat het creëren van een draagvlak voor onafhankelijkheid met succes kan worden uitbesteed aan de niet-partijpolitieke Vlaamse Beweging? Het valt te betwijfelen. Was dat trouwens niet dezelfde beweging die ‘enkel nog een bijdrage kan leveren aan een onafhankelijk Vlaanderen door op te houden te bestaan’? (Bart De Wever in De Morgen van 23 oktober 2012)

Het is aan de N-VA om ons van het tegendeel te overtuigen. Dat is niet zo moeilijk. Als de N-VA echt wil dat de VVB een draagvlak creëert voor onafhankelijkheid, en dat ook gelooft, dan kan de partij wel een stukje van haar fabelachtige rijkdom afstaan aan de VVB. Dat uitgerekend Peter De Roover penningmeester is geworden van de N-VA kan daarbij enkel maar helpen.

Een concreet voorstel: 50% van het maandelijkse rendement op het vermogen van de N-VA gaat voortaan naar de VVB. Dit is wat ik bedoel met een Vlaams-nationale vermogenswinstbelasting. Als de N-VA een beetje dynamisch belegt zou dat betekenen dat de VVB alleen al voor de eerste twee maanden van dit jaar (toegegeven, twee uitzonderlijk sterke beursmaanden) een belastingopbrengst had kunnen opstrijken van 700 000 à 800 000 euro. Ik ben er zeker van dat VVB-voorzitter Bart De Valck stukken efficiënter met belastingopbrengsten kan omspringen dan de Belgische staat. Wat overigens niet zo moeilijk is.

Bart Maddens (1963) is germanist en politieke wetenschapper. Als student was hij actief in het KVHV van Leuven en in de Volksunie-Jongeren. In de jaren 1990 was hij lid en bestuurder van het IJzerbedevaartcomité. Vandaag publiceert hij regelmatig opiniestukken over de Vlaamse Beweging en de staatshervorming. Hij is auteur van onder meer 'Omfloerst separatisme. Van de vijf resoluties tot de Maddens-strategie'. 

Commentaren en reacties