JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Quid N-VA?

Het schurend discours van een partij in metamorfose

Laurens De Vos8/3/2015Leestijd 6 minuten

De N-VA schurkt wel erg dicht tegen het establishment aan.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

‘Quid N-VA ?’ Het zijn legendarische woorden geworden in de vaderlandse geschiedenis nadat in 2007 een ‘schootnota’ van toenmalig Europarlementslid Jean-Luc Dehaene aan formateur Leterme gefotografeerd was. Het lijken woorden uit een ander tijdperk, niet alleen omdat de toenmalige hoofdrolspeler intussen ook al het tijdelijke voor het eeuwige heeft ingeruild, en de formateur van toen nu ergens in Parijs de applicaties van twitter onder de knie tracht te krijgen, maar ook en vooral omwille van de metamorfose van het zorgenkind van destijds.

Het kind dat in 2007 nog niet in staat was op eigen benen te staan is anno 2015 een reus geworden. Maar vandaag rijst de vraag of N-VA geen reus op lemen voeten is. Om hierop het antwoord te vinden kan het geen kwaad even terug te gaan naar de reden van Dehaenes bezorgdheid en de breuk van het kartel een jaar later.

Het kartel CD&V-N-VA was naar de kiezer gegaan met de belofte van een staatshervorming – van confederalisme was in de verste verte nog geen sprake, maar een paar eerste stappen in de overheveling van de sociale zekerheid moesten toch gezet kunnen worden. De kinderbijslag bijvoorbeeld, iets waartegen Joëlle Milquet niet veel later zou fulmineren onder het motto ‘un enfant = een kind’. CD&V had zich sterk gemaakt zijn kartelpartner niet voor een bord linzen in de uitverkoop te zetten, en dus werd naarstig gezocht naar een manier waarop dat communautaire mijnenveld onschadelijk kon worden gemaakt. Want ja, de Franstalige partijen waren niet bijzonder happig op zo’n nieuw rondje staatshervormen (on n’est demandeur de rien, u weet dat nog wel) en dus zat de boel aardig vast. Over welke boel ging het ook alweer? Juist, op het spel stond het in stelling brengen van een oranje-blauwe formatie. Toegegeven, dat klinkt niet zo sexy als een Zweedse coalitie, en het electorale overwicht van de christendemocraten zag zich ook nog in de naam weerspiegeld, maar de facto ging het om dezelfde partijen (met uitzondering van het Cdh) die nu deel uitmaken van de federale regering. Er was niet heel veel animo voor die staatshervorming; feitelijk waren alleen CD&V en N-VA groot voorstander; zij hadden het thema geclaimd, en er ook de verkiezingen mee gewonnen. Maar bij VLD en sp.a werd het idee maar lauwtjes ontvangen. Om maar te zeggen, het draagvlak voor een staatshervorming was niet bijzonder groot in Vlaanderen tot zelfs onbestaande in Wallonië. Het plan van Dehaene bestond erin de staatshervorming uit de coalitievorming te lichten, hoewel hij wist dat dit bij de nationalisten op een njet zou stuiten.

We maken een sprong in de tijd en zijn getuige van een groot feest op de avond van 25 mei 2014 op het hoofdkwartier van de N-VA. Het kleine broertje wordt in CD&V-kringen als een waar monster van Frankenstein gezien, dat hen nu volledig overvleugeld heeft. Dit keer ging de regeringsvorming over rozen, mede door het onwaarschijnlijk geflater van de PS, die de MR met de rug tegen de muur dwong, maar toch vooral door de gedweeheid waarmee de N-VA dit akkoord afsloot. In niets deed ze nog denken aan die kleine etter die zeven jaar tevoren nog flink van zich afbeet. Op drie stemmen na wordt het federaal regeerakkoord unaniem door het N-VA-congres aanvaard, al staat daarin geen gebenedijd woord over de voornaamste verkiezingsbelofte van de partij, de omvorming van België tot een confederale staat. Door het vooruitzicht van ministerposten en de daarbijhorende kabinetten, samen met de horde medewerkers die in het zog van het parlementaire voetvolk mee lopen, is dat congres natuurlijk voor het overgrote deel gevuld met gedweeë stemmers voor wie het verschil tussen ‘ja’ of ‘nee’ geen ideologische keuze maar werkzekerheid is. Kritische stemmen uit de Vlaamse Beweging zoals Peter De Roover zijn intussen al ‘ingelijfd’. Het resultaat is even onwerkelijk als reëel: een Vlaams-nationalistische partij keurt de deelname aan een federale regering goed met volledige negatie van haar core business. Zo hard liet zelfs Agalev onder Verhofstadt I zich niet rollen. De uitleg van minister-president Bourgeois, in een vorig leven nog prominent lid van de dissidente Oranjehofgroep binnen de VU, deed pijn aan de oren: er is op dit moment geen draagvlak voor een staatshervorming. Hallo? Was die er in 2007 dan wel? Hebben we met z’n allen iets gemist? Meer zelfs, als dat draagvlak er vandaag niet is, wanneer was het er dan wel? Voor het eerst in de geschiedenis haalt een Vlaams-nationalistische partij een monsterscore met een derde van de uitgebrachte stemmen, maar nee jongens, nu even niet, er is echt geen draagvlak voor nu.

Wat was het alternatief? Opnieuw 500 dagen onderhandelen? Of het uitzicht van nog eens vijf gortdroge oppositiejaren door de woestijn, met het risico er volledig weg te deemsteren? Voorlopig komt de partij onwaarschijnlijk goed weg met het verhaal dat het sociaal-economische luik prioritair is. Dat zij dit eigenste idee zelf als baarlijke nonsens van tafel heeft geveegd tijdens de ellenlange onderhandelingen na 2010, is intussen vergeten of vergeven. Nu luidt het dat een regering zonder de PS al een staatshervorming op zich is. Die mantra die Didier Reynders uit zijn mouw schudde om de N-VA te overtuigen mee te stappen in een oranje-blauwe coalitie zonder communautair luik stuitte bij de Vlaams-nationalisten in 2007 nog op een ‘non, merci’, maar wordt nu bijna als een dogma rondgestrooid als betrof het een zelf verworven vorm van zeldzame wijsheid.

Aan steeds meer kanten schuurt en snerpt het discours van de N-VA. Wat nu verkondigd wordt, is niet alleen niet compatibel met het partijprogramma van enkele jaren geleden, het is er flagrant mee in tegenspraak. Ik heb zelf op de N-VA gestemd omdat ik overtuigd was van de noodzaak aan verandering. Omdat ik het gehad had met het oplapwerk waarmee de begrotingsopmaak telkens gepaard ging, en ik samen met ongeveer 11 miljoen andere Belgen vind dat de belastingdruk in dit land al hoog genoeg is. Iemand moet mij nog eens nader uitleggen waar de verandering precies zit in een verhoging van de taksen op brandstof en tabak, een passe-partout die elke voorgaande regering heeft toegepast om nog wat extra geld bij de bevolking te halen. Misschien kan mij dan ook verhelderd worden waar ik de verandering moet zoeken in de indexsprong, een typisch Belgische uitvinding die zowel het systeem behoudt als via wat ‘gefoefel’ het systeem omzeilt, en in plaats van een structurele oplossing aan te reiken niet meer doet dan wat tijd kopen, tot er – zoals we vandaag merken, opnieuw wat moet worden gefoefeld. Wilfried Martens voerde als premier de indexsprong zowaar drie opeenvolgende jaren (’84 tot ’86) door. De ‘verandering’ van vandaag is daar dus maar een flauw doorslagje van. Maar bovenal heb ik voor het confederale programma van de partij gestemd, omdat ik overtuigd blijf van de analyse dat België veel beter vanuit de specifieke eigenheid van de deelstaten bestuurd kan worden.

Maar helaas, in ras tempo vervelt de N-VA tot een establishmentpartij die vanuit de irrationele wanhoop als grootste partij opnieuw in de oppositie te moeten kniezen, de krijtlijnen van het eigen programma volledig uit het oog is verloren. De idolatrie voor Bart De Wever is in dat licht ook bijzonder nefast, wegens gebrek aan interne kritiek die een tegenstem kan en durft bieden. Niemand wordt bovendien graag gedefenestreerd.

La fonction crée l’homme, en die metamorfose gebeurt subtiel. In de aanpassing die de federale regering uitwerkte aan het akkoord dat de sociale partners bereikten over de activering van de bruggepensioneerden schuift men de ‘aangepaste beschikbaarheid’ naar voren. De regering wil de spelregels hierrond uniform maken voor de drie gewesten. VDAB, Forem en Actiris moeten dus in respectievelijk Vlaanderen, Wallonië en Brussel de directieven vanuit de federale regering uitvoeren. Applaus op alle N-VA-banken. Maar nog maar enkele jaren geleden riep Vlaanderen (terecht!) een belangenconflict in om een federale maatregel van toenmalig minister van Werk Joëlle Milquet omtrent de activering van jongeren ongedaan te maken. De arbeidssituatie is in Vlaanderen en Wallonië immers, zo luidde de redenering, dusdanig verschillend dat één federale maatregel nooit voor het hele land soelaas kan bieden. Achter deze redenering schuilt de confederale logica. Is het omdat Vlaanderen op dit moment de federale agenda kan bepalen dat die logica nu plots niet meer opgaat? Tenzij men er inderdaad op mikt dat de PS vanuit Wallonië als vanzelf eieren voor haar geld zal kiezen, en het confederale model sneller zal omarmen als hen vanuit de federale regering onverteerbare wetten door de strot worden geduwd. Maar dat is een chicken game waarvan de uitslag heel onvoorspelbaar is. Over de PS ben ik cynisch genoeg te denken dat inhoudelijk voor die partij zowat alles verteerbaar is, als het op termijn haar eigen machtspositie ten goede kan komen…

Onlangs brachten Toneelgroep Amsterdam en het Toneelhuis Maria Stuart van Friedrich Schilleropnieuw op de planken in een regie van Ivo Van Hove. Naast de hoofdintrige, die draait om de ongemeen harde strijd tussen de zusjes Mary en Elisabeth, is daarin de rol van de graaf van Leicester Robert Dudley intrigerend. Hij is de geheime geliefde van de door Elisabeth gevangen gezette Maria Stuart, maar behoort tevens tot de intimi van de koningin. Vanuit die positie tracht hij Maria van het schavot te redden, maar elk complot of plan dat wordt opgezet om Maria uit haar kerker te bevrijden, wijst hij van de hand, omdat het te vroeg, te gevaarlijk is, omdat diplomatie meer vermag, omdat… totdat hij zodanig gecompromitteerd is dat hij Maria zal verraden en haar doodvonnis zal tekenen om zijn eigen hachje te redden. In arte veritas?

De auteur is publicist bij The Guardian en doceert theaterwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. 

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties