Een bres in de wal! In de oostelijke ringmuur van het Gravensteen, aan de kant van de Geldmunt, is vanuit het stadhuis met kanonnen en katapulten een bres geslagen. Er komt ook nog een belegeringstoren aangewaggeld die vlak tegen de wal wordt gezet, want zo kunnen de aanvallers via de kantelen en via het dak van de grafelijke stallingen de bestorming van de slottoren, de donjon beginnen waartegen ze een tweede belegeringstoren willen plaatsen. Omdat ze nog wat tijd over…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Een bres in de wal! In de oostelijke ringmuur van het Gravensteen, aan de kant van de Geldmunt, is vanuit het stadhuis met kanonnen en katapulten een bres geslagen. Er komt ook nog een belegeringstoren aangewaggeld die vlak tegen de wal wordt gezet, want zo kunnen de aanvallers via de kantelen en via het dak van de grafelijke stallingen de bestorming van de slottoren, de donjon beginnen waartegen ze een tweede belegeringstoren willen plaatsen. Omdat ze nog wat tijd over hebben, bouwen ze eerst nog op hun gemak op het grasveldje voor de muur een paviljoen om tijdens de schafttijd hun boterhammen op te eten.
Wat voor verhaaltje is dit?
Eén: is het een scenario van een zondagnamiddagspel van de scouts van het Rabot, die als ze eenmaal het kasteel veroverd hebben, de finale veldslag tegen de Chiro door middel van dassenroof zullen beslechten?
Twee: of gaat het om de huidige aanval van de stadsarchitecten op het Gravensteen, waar de historici die het kasteel gaaf willen houden zich hebben verscholen in de vergeetput, wachtende op het ontzet van de belegering door de activisten van de buurt rond het steen?
Drie: of is het eerder de beschrijving van de augmented reality in een van de kasteelcircuits voor toeristen, een reality die slechts bereikt kan worden als de mannen van het stadhuis de overhand hebben behaald?
Een kluchtspel
Het eerste alternatief, twintigste- en eenentwintigste-eeuwers die het Gravensteen innemen, is altijd zomaar mogelijk. Denk aan de studenten van 1949 en aan Schild en Vrienden in 2018. En ook scoutsspelletjes gingen soms heel ver.
Het tweede alternatief zal mogelijk worden als de historici in hun vergeetput blijven zitten en de Gentse stadsarchitecten met hun trawanten hun zin krijgen. Deze laatsten zijn het die in deze ringmuur geen gefingeerde maar een echte bres willen slaan waar gedurende 740 jaar geen steen uit zijn verband was geraakt. Zij zijn het die voorstellen om aan die muur een stormtoren, pardon, lift te bouwen waarlangs men het castrum in en uit kan. Zij zijn het die op het grasveldje een paviljoen willen bouwen dat er alleen op zo’n typisch architectuuraquarelletje acceptabel uitziet maar waarvan ik de realisatie met het grootste wantrouwen tegemoet zie. ‘13% van het grasperk’ beweert de onbevoegde schepen, maar ziet u: bij zo’n bewering begint de klucht al. Dat paviljoen beslaat twee verdiepingen en bevat een winkel en zowaar een refter. En er komen nog meer kluchten, maar niet van Pierlala.
Bressen breken
Want het derde alternatief: jawel, dat komt er ook. Een totaalkluchtspel. Augmented reality, dat komt neer op een verhevigde beleving van een historisch gevoel als we van het Gravensteen een spookkasteel maken zoals op de Gentse Foor op het Sint-Pietersplein. Op dat gevoel willen de architecten ‘inspelen’, daarmee dwepen ze, met de beleving van de toerist. Nu, ik weet niet hoe u zich historisch voelt, maar de hele bedoeling van een kasteelburcht, dat was toch dat de bezoekers er slechts via een bewaakte poort gecontroleerd binnen konden en de zaak ook langs diezelfde poort moesten verlaten? Er was in zo’n fort maar één toegang en één ingang die ook uitgang was. Nu zullen bezoekers het kasteel via de kantelen verlaten om snel in dat paviljoen een zakske Gentse neuzen te kopen, en die waren ook al niet middeleeuws.
Kortom, de architecten maken een bres in de wal. Bres komt van het Frans brèche, dat zelf weer afkomstig is van Oudnederlands voor ‘breuk’ en ‘breken’. In goed Vlaams is ‘breken’ vandaag een ander woord voor ‘renovatiewerken uitvoeren’ waarbij muren en muurtjes afgebroken worden. Breken, dat is wat de Gentse restaurateurs gaan doen. Raamwerk uit het jaar 1180 uitbreken om nog een tweede lift tegen de donjon te plaatsen. Muren doorboren. Restaurateurs die niet restaureren maar bressen breken.
De opdrachtgevers hanteren een modieus maar krakkemikkig discours om hun ingrepen te rechtvaardigen. Er ontspon zich een non-discussie tussen goed geïnformeerde Gentse burgers enerzijds, en anderzijds het stadsbestuur en de architecten. Met ‘de architecten’ bedoel ik dan voornamelijk diegenen die zich hebben laten horen, namelijk Gents stadsbouwmeester Peter Vanden Abeele en ex-Vlaams bouwmeester Leo Van Broeck.
La flèche
Ongeveer dezelfde discussie met dezelfde argumentenbatterij hebben we onlangs nog kunnen volgen, niet in Gent maar in Frankrijk, naar aanleiding van de brand van de Notre-Dame in Parijs bijna twee jaar geleden, op 15 en 16 april 2019. Ik moet constateren dat onze landgenoten er niet veel uit geleerd hebben. De discussie spitste zich volledig toe op la flèche, de spitse vieringtoren die helemaal in de vlammen was opgegaan. En precies dit aspect zorgde ervoor dat de posities heel helder werden en de tegenstellingen bits.
Deze spits was namelijk een toevoeging van architect Eugène Viollet-le-Duc die gedurende twintig jaar, van 1844 tot 1864, de restauratie onder zijn beheer had. Een toevoeging uit de 19de eeuw, nu gesmolten en opgebrand, vernietigd! Daar zagen de architecten anno 2019 wel brood in. Deze toevoeging was dus niet organisch ontstaan, meenden ze, en dus ook niet authentiek maar vals. Deze twee criteria zetten ze in om eruit te besluiten dat er ofwel géén vervanging van de spits mocht komen, ofwel een creatieve, hedendaagse vervanging om de hele kathedraal weer bij de tijd te brengen. En er verschenen al foto’s van maquettes van een mogelijke nieuwe vieringtoren in de krant, de ene al tenenkrullender dan de andere. Tot president Macron onlangs besloot dat het een construction à l’identique zou worden, precies zoals Viollet-le-Duc la flèche had ontworpen.
De ruïne-optie
De reacties daarop spraken boekdelen. De ene architectuurtheoreticus betreurde de notie van het patrimonium, want die dwingt het kunstwerk tot pure restauratie en dan kan de architect er zijn creativiteit niet op uitleven. Een andere schreef ronduit dat Viollet-le-Duc restaureren niets minder is dan un geste réactionnaire. En ook in verband met het Gravensteen werd opgemerkt dat verloren gegane elementen altijd vervangen zouden moeten worden door radicaal hedendaagse architectuur.
Tot in de jaren tachtig van de 19de eeuw was de organische gedachte nog een optie. Ik noem dat de ruïne-optie, exact overeenkomend met wat er met het Gravensteen tot dan toe was gebeurd. Voornamelijk de Franse Revolutie zette als het ware een motor op deze zogenaamd organische ontwikkeling door het kasteel op te delen in loten, deze loten apart verkopen aan de meestbiedende industriëlen die met hun machines het gebouw uitleefden en na complete verkommering dan maar als bouwgrond wilden verkopen. Dat is organische ontwikkeling. Als reactie staken vanaf 1870 de patrimoniumactivisten (onder meer Julius Vuylsteke) de kop op, die wat overbleef wilden redden en restaureren, maar dat wordt dan plots geen ‘organische ontwikkeling’ meer genoemd…
Voor de huidige architectuurtheoretici lijkt de normale ‘ontwikkeling’ dus te eindigen net voor de grote 19de eeuwse restauratieperiode. Vandaar dat ze spreken over een ‘imaginair fantasiekasteel’ dat nooit heeft bestaan, een heruitvinding van een gefantaseerd middeleeuws beeld. Nochtans heeft onze plaatselijke Viollet-le-Duc, architect Joseph De Waele tussen 1890 en 1903 het ruïneuze Gravensteen onderhanden genomen met veel meer respect voor de ‘authentieke’ middeleeuwse muren en constructies van 1180 en later dan men vandaag laat uitschijnen.
De uitvinding van de traditie
Die opmerking over ‘heruitvinding’ zegt alles. De architecten – en nu bedoel ik de hedendaagse architecten, overal ter wereld, kunnen niet overweg met de manier van restaureren en herstellen van de 19de eeuw. Het lijkt wel alsof de 19de-eeuwse omgang met de geschiedenis uit deze geschiedenis moet weggesneden worden. Dat is ook de betekenis van de hele nefaste theorie van the invention of tradition: het is allemaal slechts uitgevonden, verzonnen, fantasie en imaginatie (Eric Hobsbawm). Vanden Abeeles uitspraak over het ‘imaginaire bouwsel’ die zoveel kwaad bloed heeft gezet en SOS Gravensteen een extra impuls heeft gegeven, moet in deze context gelezen worden. Dat heeft hij uit zijn cursussen geschiedenis onthouden. Maar omdat hij en anderen het over de verschijningsvorm van het Gravensteen hebben, zeg ik: zoals de burger het steen nu ziet, dat is de verschijningsvorm.
U kent beslist de verschijningsvorm van het Gentse Belfort. Niet origineel, niet organisch, niet authentiek, dateert van na de Eerste Wereldoorlog. Afbreken die handel, de oude torenspits moet terug! Jammer genoeg was die ook niet origineel… Of de Lakenhalle, onder en langs het Belfort: niet organisch maar afgewerkt door diezelfde Joseph de Waele, de falsaris van het Gravensteen. Allemaal interpretaties en speculaties…
De hedendaagsheid van de architectuur
Neen, dán de contemporaine interpretaties – ik beperk me tot de Stad van Gent.
Eén: Kent u het Gildehuis van de Metselaars, Cataloniëstraat numero 1, zijkant van de Sint-Niklaaskerk? Ik bid u, ga er eens voor staan en bekijk het aandachtig. Het schijnt dat de beelden ontworpen zijn door Walter De Buck. Meer zeg ik er niet over.
Twee: Weet u nog waar het gebouw van de Nationale Bank stond? Het is nu ingenomen door een school, en het staat op het Bisdomplein, aan de overkant van het Bisschoppelijk paleis, en toont zijn achterkant naar de Reep. Ik bid u, ga aan de overkant van de Reep staan en aanschouw het architecturale schouwspel. Een van de Gentse kluchten.
Drie: Of kom met mij mee, een boogscheut verder, naar de lege plek tussen Belfort en stadhuis, waar vroeger een boeiende wijk stond maar nu een overspanning staat, een dak op krukken en klompen dat men de Schaapstal noemt, ofschoon schapen daar niet kunnen overleven, het gat is te tochtig, Schafe können dort nicht sicher weiden. Ik bid u, richt een kwartiertje uw blik op de plompe, opzettelijk onafgewerkte hompen beton waarop het geheel rust en huiver.
Vier: Of een eindje verder, geplakt tegen de kapellen van de Sint-Niklaaskerk, de nieuwe klokkenstoel waar de oude Klokke Roeland mag uitrusten, die vroeger als een monument op haar stevige sokkel stond. Nu hangt ze in een betonnen constructie die nu al aangevreten is door vocht en mos, en die opzettelijk bedoeld is om lelijk te zijn, een stellingname niet voor maar tegen de klok.
Aannemers in plaats van architecten
Het is die aantoonbare opzettelijkheid, deze slechte wil tegen al wat verleden is die de burger wantrouwig maakt tegen elke mooi voorgestelde maar meestal slecht uitdraaiende ingreep in huizen, muren, kastelen en wijken. Men neemt deze treiterige houding niet meer. Zie, zeggen de architecten vandaag, wij durven dit. Wij durven deze muren van het Gravensteen doorboren, precies omdat de burgers willen dat die muren intact blijven en omdat er dan protest komt. In aanbidding van het spookkasteel doen wij een act van doorboring.
Wij burgers mogen dit soort opdrachten niet meer aan architecten en nog minder aan stads- of Vlaamse bouwmeesters toevertrouwen. Laten we hen dit uit handen nemen en vertrouwen op gespecialiseerde aannemers die weten wat materialen zijn en wat ambacht betekent.
En ten slotte, wat het paviljoen betreft dat daar in de weg zal staan: dat is toch plaats-, tijd- en geldverkwisting? Zo’n apart gebouw is helemaal niet nodig. Het stadsbestuur kan op de Geldmunt of het Veerleplein een leegstaand winkelpand huren en daar de tickets verkopen en een restaurantje, pardon refter laten uitbaten. Daar doet het nog een goed werk mee. Leegstaande panden genoeg, dozijnen en dozijnen per jaar, nietwaar, schepen Watteeuw?
Luister ook naar onze andere podcasts



