Diversiteit: Een PIP-woord geknipt voor De Croo
foto © Belga
De Croo deelt de mensheid in in Pips en Nips. Jean-Pierre Rondas wordt er een beetje pips van.
Beste luisteraar,
U herinnert zich beslist dat Alexander de Croo de mensheid indeelt in enerzijds Positief Ingestelde Personen, de Pips, en anderzijds Negatief Ingestelde Personen, de Nips. Zelf een Pip zijnde, beschouwt hij diversiteit als het hoogste goed, en prijst hij zich gelukkig dat zijn Vivaldiregering de diversiteit in ‘ons land’ reflecteert. Zo divers als ‘ons land’ is, zo divers is ook de regering ervan. En maar goed ook, want, zo zei hij aan het slot van zijn beleidsverklaring, diversiteit is een ‘vruchtbare grond voor nieuwe ideeën en creativiteit’. Zou dat waar zijn? Zijn daar al experts op losgelaten?
Een pip-woord
De oppositie ging daar terecht niet op in, want met parlementair gekibbel over spookbegrippen verzand je toch maar in gezemel dat de krant niet haalt. Daarenboven weet de oppositie zichzelf geen raad met het concept van diversiteit. En toch, hoezeer hij ook andermans zinnetjes nabrouwt, de politicus in De Croo voelt aan zijn water dat hij met de woorden ‘divers’ en ‘diversiteit’ kan scoren bij zijn achterban, terwijl zijn tegenstanders bedremmeld mompelen dat ze er ook niet tegen zijn, want integendeel en daarentegen en desalniettemin.
Precies daarom is diversiteit een pip-woord. Men durft er niet tegen te zijn. Helemaal niks voor negatief ingestelde personen zoals u en ik. Maar net zo goed is het ook een troebel begrip en dus een woord van de foor. Het verdient wel degelijk nadere beschouwing.
Divers
Om met mezelf te beginnen, ikzelf ben behoorlijk divers. Altijd geweest. Ik ben namelijk fel roodharig geboren (en ben het tot mijn vijftigste gebleven). In Ierland en Schotland verenigen de bezitters van zo’n tooi zich in ginger-gemeenschappen, maar in mijn Gentse schooltje was het me geraden om me als rostekop in te dekken voor pestkoppen. Ik was divers, en door mijn diversiteit verhoogde ik het diversiteitspeil van de hele klas. In de twaalf leerjaren die ik doormaakte waren alle klassen op vele manieren divers. We hadden bijvoorbeeld allemaal andere moeders en vaders. We gingen ook heel diverse toekomsten tegemoet. We waren gewoon superdivers.
Ondertussen is er iets veranderd. Huidskleur heeft het overgenomen van haarkleur. Zowel De Croo als u en ik beseffen maar al te goed dat het woord ‘divers’ tegenwoordig dient om er het ideaal mee aan te duiden van een maatschappelijke mix van velerlei genders, ethnieën en zelfs rassen. Onze kranten schrijven bijvoorbeeld graag over ‘een gezonde mix van diverse culturen’, en zie, zo’n zinnetje doet alreeds de wenkbrauwen fronsen, zoals de pips zo graag zeggen. Want waaruit moet zo’n mix bestaan opdat hij gezond zou kunnen zijn? En hoe ziet een ongezonde mix van culturen eruit?
Een leugenachtig woord
Het begrip diversiteit zet het nefaste multiculturalisme voort, dat zelf al een schijnbegrip is dat de niet-integratie van nieuwkomers moest verdoezelen en goedpraten. Diversiteit is een ietwat leugenachtiger woord voor datzelfde multiculturalismebegrip. Weliswaar heeft Angela Merkel afgekondigd dat het multiculturalisme mislukt is, maar het heeft toch bereikt wat het zegde te zijn, namelijk het bestaan van vele (multi) culturen naast elkaar, zonder de verfoeide assimilatie of zonder de onmogelijk geachte integratie. Diversiteit betekent dan de goedkeuring van de niet-integratie. De idee was dat de meeste nieuwkomers om religieuze redenen toch niet zouden integreren en nog minder assimileren. Laat ze dus maar apart leven, daar valt toch niets aan te doen en maak van die apartheid een positieve diversiteit, een pip-diversiteit. Zo lijkt diversiteit te betekenen dat men zich gerust uit de samenleving mag uitschrijven. De pips mogen dus wel eens stoppen met de heiligspreking van dit begrip.
Als gevolg van het enthousiasme en dus de slordigheid waarmee pipse correcte activisten de woorden ‘divers’ en ‘diversiteit’ door hun teksten heen strooien, gaan ook de begrippen erachter mee opschuiven. Wat te denken, bijvoorbeeld, van de uitdrukking ‘veel diverse talen’? Je hoort dit meestal wanneer men de voorbeeldige diversiteit van en in Brussel wil ophemelen, waar wel honderd, neen honderdvijftig, neen wel tweehonderd talen gesproken worden. Als het over honderd diverse talen gaat, dan zullen dat wel onderling verschillende talen zijn zeker? Maar dat woord ‘divers’ moet erbij omdat het impliceert dat Brussel goed bezig is met zijn diversiteitsbeleid. Denkt men.
Een polariserende pose
De betekenis van ‘divers’ als bijvoeglijk naamwoord is zich aan het ontwikkelen naar ‘niet blank’. ‘Divers’ is vaak gewoon inwisselbaar met het anglicisme ‘van kleur’. Een mens van kleur is dan een diverse mens. In die zin is diversiteit een polariserend begrip dat de wereldbevolking opdeelt in grosso modo drie opposities en dat dus eerder streeft naar minder dan naar meer reële diversiteit. Er zijn de witten en de niet-witten, de moslims en de niet-moslims, en ten derde de zogenaamde minderheden (van gender of van kleur) tegenover hun koloniserende witte heersers. Welnu, zolang de diversiteitsmodus mij als blanke man niet incalculeert is hij geen verenigende modus maar een polariserende pose. Zolang de diversiteit niet ook mijn Vlaamse en Europese cultuur verdisconteert maar slechts onderdrukte minderheidsculturen kent die zelfs over geen heden meer beschikken, zal diversiteit een splijtzwam blijven – hoe weinig dit ook tot in liberale regeringskringen mag doorgedrongen zijn.
Een pretentieus woord
Diversiteit, zeggen de hanteerders ervan, is een goed-op-zich. Het ultieme doel van de mensheid. Ze zeggen er zelden bij in welk opzicht dat zo zou zijn, maar meestal bedoelen ze etnische en zelfs rassenidentiteit. Daarmee zijn ze verantwoordelijk voor de terugkeer van het racisme als discussieerbaar concept. Daarenboven is diversiteit ook goed-voor van alles en nog wat: voor de organisatie van de deliberatieve democratie, van de maatschappij, van de cultuur, de universiteiten, het medialandschap, de bedrijven.
Net zomin als het politiek-correcte en multiculturele denken is de diversiteitsmodus leefbaar zonder dwang. Er is geen veld in de hele maatschappij te vinden waar diversiteit niet overheersend optreedt als dwangconcept dat moet afgedwongen worden; vandaar dat de meeste overheden, ook de Vlaamse, diversiteitsambtenaren betalen en dat de Nederlandse universiteiten met diversiteitsofficieren werken. Die laten zich dan weer begeleiden door diversiteitsbedrijfjes die als paddenstoelen oprijzen en weer vergaan, maar die allemaal teren op de renderende markt van de georganiseerde verongelijktheid. Veel zogenaamd spontane betogingen van zogenaamde klimaatjongeren zijn direct gelieerd aan diversiteits-consultantenfirma’s.
Een hypocriete slogan
Een van de onderwerpen waarvoor diversiteit als de onderliggende justificatie wordt misbruikt, is een fenomeen dat juist in tegenspraak is met ware diversiteit: de islamitische hoofddoek. Hier wordt diversiteit een ronduit schaamteloos woord. Mij is het een raadsel hoe de hoofddoek in staat zou kunnen zijn om diversiteit uit te drukken of hoe hij door diversiteit gemotiveerd zou kunnen zijn. De hoofddoek betekent eerder een wereldwijde uniformiteit en gelijkschakeling van vrouwen; hij betekent eerder zelfmarkering en zodoende zelfuitsluiting op zo’n evidente wijze dat ontkenning ervan wel hypocriet moet zijn.
Het nieuwe neoliberalisme
Deze diversiteit is onderhand het supercriterium voor het hele politieke bedrijf geworden. Nochtans garandeert dit concept helemaal niets. Maar vooral de liberale partijen zijn er onderhevig aan. Sinds hun neoliberale derde weg alle sympathie definitief verkwanseld heeft, hebben deze partijen zich gewend tot de baan van het pseudolinkse identiteitsdiscours van de superdiversiteit. De derde weg en de nieuwe baan van de diversiteit kunnen zelfs versmelten tot een en dezelfde autostrade, zoals de Amerikaanse criticus Walter Benn Michaels heeft aangetoond in een boek dat ik iedereen kan aanraden; maar voor elke socialist en elke linkse liberaal die in de verleiding zou kunnen komen om in de ban te geraken van dit beladen diversiteitsconcept is het een must.*
Toegepast op de staat België zien we concreter wat er aan de hand is. Juist omwille van al deze negatieve eigenschappen leent het diversiteitswoord zich perfect tot de pseudoliberale politiek die we in deze staat en met deze paarse regering kennen.
En het ligt natuurlijk goed in de mond van omhooggevallen pips wanneer ze niet weten wat voor zinnigs te zeggen en hun Vivaldicoalitie ‘divers’ noemen.
Als ex-roodharige ben ik op mijn eentje veel diverser dan de hele Vivaldi-bende samen.
*Walter Benn Michaels, The Trouble with Diversity. How we learned to love identity and ignore equality. Metropolitan Books 2006 en Holt Paperbacks 2007.
Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).
Na een in memoriam voor zijn leerling Luc De Vos, herdenkt J.P. Rondas zijn poësisleraar Paul Heirwegh die dit jaar overleed. Opdat verleden lessen niet verloren zouden gaan.
Het belang van de industrie voor de tewerkstelling neemt af. Maar dat betekent niet dat er geen nood is aan een industrieel beleid.